GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de Vrije Universiteit.

Prof. Dr T. Hoekstra heeft in „De Bazuin" eenige artikelen geschreven over de Vrije Universiteit. ln\ het eerste art. spreekt de hoogleeraar over de positie van de V. U., en merkt o.m. dit op: :

Een Gereformeerde Universiteit is, als ge het zoo noemen wilt, ook een wetenschappelijk evangelisatieinstituut.

Daartoe zet ze hare deuren voor iedereen open.

Daarom stelt ze aan 'haar studenten niet den eisch, dat ze allen Gereformeerd zullen zijn.

Ze laat komen, wie wil.

Ze laat stndeeren, wie wil, mits hij zich aan de regelen van orde, 'die een academie stelt, onderwerpt.

Zij laat examen doen wie wil, en geeft een diploma aan ieder, die het door haar gesteld wetenschappelijk peil heeft bereikt.

Een wetenschappelijk diploma, door de Vrije Universiteit uitgereikt, is dus geen testimonium van zuiverheid in de belijdenis. Het is geen bewijs, dat de bezitter er. van het met het standpunt der Vereeniging eens is. De doctorsbul van de Vrije Universiteit kan' op zichzelf geen bewijs zijn, dat iemand haar confessioneel standpunt" deelt. .

Dit moeten we goed in het oog houden, willen we de Vrije Universiteit niet in een hoek plaatsen, waar ze niet staat, waar ze niet staan mag.

We zien dus, dat in dit opzicht aan de Vrije Universiteit voor hoogleeraren en studenten niet dezelfde eisch geldt.

Zij schrijve als student in en reike haar diploma's uit aan ieder, die het wetenschappelijk peil haalt en zich aan de goede academische orde en zede houdt.

Zij oefene strenge keur op haar docenten. Dezen moeten confessioneel volbloed Gereformeerd zijn. In al 'hun onderwijs moet. de geur van het Gereformeerd beginsel te bespeuren zfjn. Zij behoeven (uitgenomen de theologen) geen leden te zijn der Gereformeerde kerken, maar dienen wel in de leer èn leven te toonen. dat ze voor al hun wetenschappelijk onderzoek positie genomen hebben in hetzelfde Gereformeerde belijden, dat de levenskracht van onze vrome vaderen is geweest.

In een volgend artikel handelt Prof. Hoekstra over de. vraag, wat in de naaste toekomst zou moeten gedaan woxden voor de uitbreiding. Imriiers, vóór 1930 moet de vierde faculteit er komen. En:

De Vrije Universiteit, die zich reeds in het bezit van de eerste drie faculteiten mag verheugen, komt thans voor de vraag te staan: zal er een aanvang gemaakt moeten worden met de medische of met de natuurkundige faculteit?

Prof. Hoekstra verklaart zich vóór de vorming van een medische faculteit. Wel erkent hij', dat veel is aan te voeren vóór het plan van een.; n-a i.u u Ï-kundige faculteit. B.v.: ^^^p'-JÏ

In de eerste plaats is het noodig, vooral in den tegenwoordigen tijd, 'de natuur te bestudeeren bij het licht • van het Gereformeerd beginsel. We moeten positie kiezen tegen de valsche evolutieleer en medearbeiden aan de oplossing van "de vele problemen, waarmede thans de christen-bioloog worstelt.

Daar komt in de tweede plaats nog bij, dat de natuurkundige faculteit voor een deel de onderbouw moet vormen voor de medische faculteit. De studie tot het candidaatsexamen in de medicijnen gaat in hoofdzaak over natuurkundige vakken. Eersf de medische afdeeling en daarna de natuurkundige — het zou wezen de paarden achter den wagen spannen.

Maar Prol Hoekstra wil de zaak ook ter dege vaa den praktisch en kant bezien: dan pleit z.i. alles Vooa' een medische faculteit:

Er is immers reeds een begin gemaakt met de medische afdeeling?

Al heeft Prof. Buytendijk de Vrije verlaten, Prof. Bonman is tocli immers nog buitengewoon hoogleeraar in de medische faculteit der Vrije Universiteit?

Er zijn bij de Gereformeerden verwachtingen gewekt, en het zou te hopen en te bidden zijn, dat deze verwachtingen na niet al te langen tijd werden vervuld.

Er is een sterke begeerte naar christenartsen, die hun medische opleiding hebben ontvangen bij mannen, die met ons hetzelfde dierbaar geloof deelachtig zijn.

Er is een kring van broederen, die bizonder belang stelt in de medische faculteit en daarvoor al jarenlang contribueert.

Misschien zou de Vrije Universiteit een veel breedere plaats ill ons christelijk volksdeel verkrijgen, wanneer in hare ziekenhuizen genezing naar lichaam en ziel gezocht kon worden bij mannen, die bij de genezing van al wat krank is, met God en Zijn Woord te rade gaan.

Een medische faculteit graaft een bedding in ons volksleven voor heel de Universiteit.

De bloei van de Gereformeerde Hoogeschool zou er door bevorderd worden.

En de kosten?

Die zullen niet gering zijn. Meen echter niet, dat de kosten van laboratoria voor een natuurkundige faculteit zullen meevallen. Het onderhoud en de exploitatie van laboratoria verslindt schatten.

Daartegenover staat, dat hoewel de bouw en inrichting van ziekenhuizen naar den eisch des tijds veel geld vraagt, de exploitatie van die ziekenhuizen zóó ingericht kan worden, dat een deel van de uitgaven in de kas terug vloeit.

Nu zal ieder, die, zij het uit de verte, keunis genomen heeft van hetgeen er vast zit aan de stichting van een medische faculteit, toestemmen, dat het finantieel niet mogelijk zal zijn terstond de complete faculteit in te richten, maar dat begonnen moet worden met een deel.. ^

Zou het geen overweging verdienen niet te beginnen met den onderbouw, maar met den bovenbouw eener medische faculteit?

Wie eerst de natuurkundige faculteit inricht om haar straks te doen dienen als onderbouw voor de medische, laat ons volk weer vijf en twintig jaar wachten, vóór het één van zijn liefste wenschen in vervulling ziet gaan.

Dit is een ontzaglijk bezwaar.

Daarom moge de gedachte overweging vinden, dat voor de studie van den medicus tot aan het candidaatsexamen (in hoofdzaak natuurkundige studie) voorloopig aan de Vrije geen gelegenheid zal zijn en de medische faculteit der Vrije Universiteit zich aanvankelijk heperke tot de speciaal medische vakkeu, die geëxamineerd worden bij het doctoraal examen'in de medicijnen en bij het artsexamen. De aanstaande studenten zouden dan hun vorming tot het candidaatsexamen kunnen ontvangen b.v. aan de Stedelijke Universiteit te Amsterdam, en daarna overgaan naar de Vrije Universiteit om zich voor het doctoraal-en artsexamen te bekwamen. Wanneer vier a vijf medische hoogleeraren benoemd werden en een paar lectoren, zou de bovenbouw van de medische faculteit er in beginsel zijn, en zou langzamerhand van boven naar beneden voortgewerkt kunnen worden.

Een dergelijk plan heeft natuurlijk schaduwzijden Er zou echter een begin zijn van een medische fa c u 1 te i t.

Bovensta, and 'artikel verscheen 1 April. Denzelfden dag kreeg ik een stuk onder de oogen, waarin blijkt; dat in een bepaalde richting de gedachten zich reeds bewegen.

Ds Janssen over het kerkelijk leven in Indië.

Ds Janssen, christelijk-geref. pred., tevens legeren vloiotpredifcant, schrijft in „De Wekker" over de lezing van Dr Mott, dien hij' hoiorde sprek'eii met grooite instemming:

En dan stemde het mij tot groote blijdschap, dat Dr Mott met groote kracht gepleit heeft voor een nationale kerk in Ned. Indië, niet een Ned. Herv. of Gereformeerde of Christelijk Gereformeerde Kerk, maar voor een kerk, die geboren wordt uit het werk, dat er thans door de Westerlingen wordt gedaan. 'Want het kan toch de bedoeling niet zijn, dat wij ons verdeeld en gedeeld Hollandsch kerkelijk leven naar Indië zouden overbrengen? Wij igaan toch in Indië geen Christelijk Gereformeerde Kerk stichten tegenover de Gereformeerde kerken? Dat zou in de toekomst beslist op niets uitloopen. Die eenvoudige inlandsohe christenen kennen immers noch onze kerkgeschiedenis, noch onze kerkelijke nuanceeringen?

Wij kunnen daar niet meer doen, dan voorbereidenden arbeid, zoodra wij meer willen doen, zoodra wij de Inlandsche kerk een bepaald stempel willen geven, on-' verschillig welk ook, zal zich dat in de toekomst wreken; wat Indië krijgen moet is een Nationale Christelijke Kerk, niet een kerk zonder belijdenis, maar met een belijdenis, maar een belijdenis die wel in het essentieële aan onze Drie Formulieren gelijk is, maar veel bescheidener omvang heeft en veel eenvoudiger en begrijpelijker is dan de onze.

Dat is het eerste punt, waarvoor ik Dr Mott zeer dankbaar ben, dat hij daarop met grooten nadruk gewezen heeft.

Ik ben het met^Ds Janssen niet, eens, maar dat doet niet ter zake. Ik begrijp^ alleen maar niet, hoe men meenen kan, dat het noodig is, om Gods en der waarheid wil — want met minder ma^ men niet toe — in Nederland zich afzonderlijk! te stellen, en voor Indië te willen wat hier staat uitgedrukt. Indien wij — om met den lector te Apeldoorn' te spreken — de zielen „vermorphineeren", moet dan het heidendom en mohammedanisme er niet tegen beveiligd worden?

Van anderen kau ik het verstaan, maar van , , De Wekker", die Ds Wisse als apologeet begroette, en zijn morphinologie menigvuldiglijk heeft aangedikt, begrijp ik het niet.

Of is het zoo erg niet bedoeld met de klacht over onze morphineerende prediking? Indieir wèl: ze is a 11 ij d slecht en — er is opium genoeg in Indië.

Over den „evangelisatie-predikant".

Ds D. Hoek breekt in het „N.-H. Kbl." esu lans voor de idee van een provincialen evangelisatiepredikant. Speciaal met het oog op Nooxd-Holland zegt deze schrijver:

Maar wel waag ik het te zeggen, dat er veel te weinig en veel te weinig intensief gewerkt wordt. Wij hebben veel meer menschen noodig, die er al hun krachten aan kunnen geven, onze lectuur-verspreiding is veel te gering en wij hebben niet altijd de geschikte lectuur.

Ik kan niet loskomen van de gedachte, dat wij een predikant moeten hebben, die voor heel de provincie het werk overziet, organiseert, de manier Vaarop gearbeid moet worden aangeeft en helpt om de noodige krachten te krijgen.

Aan zoo'n plan zijn financieele bezwaren verbonden en nog vele andere, maar die zijn te overwinnen, 't grootste bezwaar is voor mij: wie geeft ons een voor dit werk geschikt man?

Over de theologie van Karl Barth.

Prof. Dr A. H. de Hartog heeft in het confessioiieele weekblad „De Gereformeerde Kerk" een ingezonden stuk geplaatst tegen wat DB Bakker had geschreven over de theologie van Karl Barth, die in ons blad ook ter sprake gekomen is meermalen. Prof. de Hartog is in zijn critiek en bezwaren nog sterker dan enkele maanden geleden van hem gebleken is, toen hij zijn brochure schreef, naar aanleiding van Barth's verblijf in Nederland":

In een vorig nummer hebt u Barth's theologie begroet als een nieuwe mogelijkheid tot terugkeer naar het Gereformeerd beginsel. Barth's eigen beschouwingen daargelaten, meen ik toch niet te overdrijven als ik vermoed, dat uit deze school de leus van den „onbekenden God" naar voren'dreigt te komen. Acht u dit niet nog grooter gevaar dan andere eenzijdigheden? Want zeker. God is de Groote Onbekende, maar nochtans maakt Hij zich ook-bekend, aan de Zijnen bovenal. En nu is toch wel het wezen van het Nieuwe Verbond (en ook reeds van het Oude, Ps. 76:1 e. a.) juist mede hierin te vinden, dat Hij, die de wereld heeft bemiddeld door Zijn vvoord en Dien de Wereld, noch Johannes, noch de tijdgenooten kenden, Zich door den Zoon bekend heeft gemaakt, zoodat Hem te kennen het eeuwige leven is (Joh. 1:10, 26, 31; 12:50; 17:3; vgl. Ef. 3:19 e. a.).

Ik zie hier dan het gevaar van een nieuwe eenzijdigheid en aoht de leus „Theologie des Woords" ift clezs richting onjuist, omdat wij op deze wijze allerminst tot de volheid des Woords komen, welke, evenals de volheid der Confessie alzijdig ethisch (met het hart, den wil) confessioneel (met den mond) belijdt.

Tot zoover Prof. de Hartog.

DS Bakker geeft op het ingezonden stuk van Prof. de Hartog een antwoiord. Hij zegt:

„Het eigene van Karl Barth's theologie", zegt Prof. Haitjema in zijn mooie studie over dezen baanbrekenden godgeleerde, „is zijn methode-leer, zijn religieuze kennis-kritiek." Zoover ik oordeelen kan, gaat 't daarom bij de beoordeeling van dezen al vele malen veroordeelden man. En heb ik Prof. de Hartog wèl begrepen, dan richt zich zijn bezwaar in de school van Barth ook vooral tegen het uitgangspunt, de kern-theoretische beginselen.

Ik moet bekennen, dat Barth hier een geweldige sprong maakt. Hij verlegt het zwaartepunt van den religieuzen mensch in den zich openbarenden God: Ik ken Hem niet. Hij kent mij. „Vraag niet hoe Barth' denkt over God; keer het liever om en vraag, hoe God denkt over Barth!", lees ik bij Prof, Haitjema. Of, om het in de eigen woorden van den veelbesprokene te ge-ven. In Zwischen den Zeiten (Jan. '27, dus van recenten datum) beantwoordt hij één van zijn aanvallers, die hem heeft verweten, dat Barth de vrijmoedigheid (des geloofs) wegwerpt, terwijl daarin toch een groote vergelding des loons zit, o.a. aldus: „Ik ben van nature geneigd God en mijnen naaste te haten", „geheel onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad, " hëb „naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straffen verdiend". En hij besluit: „So steht es mit dem „Seelengrund". Daran appelliere ich, wenn ich an das „Existenzbewusstsein" appelliere" (d. i, zoo staat het nu met mijn zielefundament. Daarop beroep ik mij, wanneer ik al een beroep doe op het bestaans-bewustzijn). Derhalve, de mensch grijpt God niet; hij kan Hem niet grijpen; met zijn denk-leven niet, met zijn geestelijke bevindingen evenmin, ofschoon er nog altijd „eenige kleine overblijfselen", gelijk onze Nederlandsche geloofsbelijdenis zegt, in ons aanwezig zijn. Calvijn sprak hier van het „semen-religionis", een godsdienstige kiem. Natuurlijk! Vandaar onder alle volken, in alle tijden, hoe misvormd dan ook, het probleem van den godsdienst, een heilsverlangen. Maar.. dat grijpt God niet. Dat bezorgt ons niet de rechte kennisse Gods. Het vermoedt slechts, dat over die grenslijn, die in het godsdienstige kennen tusschen God en mensch loopt, het geluk en de schat der ware, zaligmakende kennis ligt.

Thans tot de eigenlijke vraag van Prof. de Hartog komende, zegt Ds Bakker:

Levert dit sta, ndpunt nu het gevaar op, dat, zij 't niet Barth zelf, toch straks zijn volgelingen, zijn school belanden bij den „onbekenden God ' ? Mij dunkt, dit gevaar is even groot, als de afstand die er ligt tusschen Paulus' bclpenis, dat „de natuurlijke mensch niet verstaat de dingen' die des Geestas Gods zijn" en de keinnis in het aangezicht vali Jezus Christus, welke dezen apostel zóó klaar en rijk van zijnen God geschonken wordt. Barth zegt (Zwischen den Zeiten, Jan. '27): men verwijt mij inkonsekwentie „dass auch idi fceinen anderen 'SVeg ins Absolute kenne als den über den Menschen" (d.i. dat ook ik geen anderen weg tot het Absolute ken dan den weg, die leidt over en door den mensch). Zijn antwoord op dit verwijt is: „Oh ich nicht , , die menschlicher Sehnsucht nach Gott bereits als unexplizierten Gottesbesitz" „werten" müsste? Kein, denn wenn ich g 1 a u b e, dass ich ihn nicht suchen würde, wenn ich ihn nicht schon gefunden hatte, so bekenne ich grade damit, dass mein „finden" nicht eine Explikation meines „Suchens" ist, sondern mein in keinerlei „menschliche Selmsucht" zu übersetzendes gefunden werden" (d.i. Of ik dan toch al niet het menschelijke verlangen naar God als een onverklaard Godsbezit aanmerken moet? Neen, want wanneer ik geloof, dat ik Hem niet zoeken zoude wanneer ik Hem niet alreeds gevonden had, belijd ik daarmee juist, dat mijn vinden geen verklaring van mijn zoeken is, integendeel, maar mijn op geen enkele manier als menschelijk verlangen te "verklaren gevonden worden).

: En juist, omriiat het, volgens Barth, niet van den godsdienstigen, den zoekenden en zuchtenden mensch afhangt of hij over de grenslijn zal heenkomen en God den Heere in het aangezicht van Zijn lieven Zoon zal kennen, komt hij met den sprong dien hij neemt, terecht bij de verkiezing Gods; of liever, om in den trant van Barth te spreken, hij springt niet en hij komt niet terecht; God de Heere ('t zij met eerbied igezegd) maakt den genadesprong en komt terecht bij hem. „In het "heilgeheim der „verkiezing" wordt, anders gezegd, de mensch over de grenslijn heengetrokken", zégt Prof. Haitjema.

Daaroin komt Barth niet terecht (en, houdt zijn school zich aan zijn m.i. diep religieus uitgangspunt, zijne school evenmin) bij den „onbekenden God". - Dat zou zóó zijn, wanneer Barth, en in het algemeen de mensch, er alleen was. Maar God is er ook nog! Goddank!

.Ds Bakker heeft al heel wat helder gestelde, en punchieel betoogende a.rtikelen geschreven. Bedrieg ik' mij niet, da.n behoort dit artikel niet tot zijn gewone genre; wat niet te verwoaaderen valt, als men zijn argumenten in dit geval telt en toetst. Tot zoover is tegen Prof. de Hartog's opmerking niet veel ingebracht in dit dispuut.

Ds Biakker wijst nog op, symp-'athieen, Barth heeft en vyekt. Hij zegt: die

Hij leert toch den menschen terug te gaan op de H. Schrift, op den kern der H. Schrift: Christus, gestorven om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking? 't Is toch een opmerkelijk ding, dat 'de reformatorische geschriften, van een Luther, ^en Calvijn, door deze msriuSri 'iVèc-ï-goISZSr. Sü geëerd worden. Waren onze rechts-modernen daar ook ir.a-fli" beland!

En sympathiën van Barth en zijn mannen mogen toch zefcer ook wel even in het geding worden gebracht? Waar kwamen de rechts-modernen, die in hun ontwildcelingsgang bij de Christus-idee halt! gehouden hebben, met hun genegenheden uit? Ze bleven die verpanden aan het modernisme; zie-dat in den Protestantenbond; hoogstens deelde een links-ethische erin. Barth daarentegen geeselt de ethische theologie en .... is de promotor van den Reformierten Bund in Duitschland. Dat zegt toch ook wat omtrent hem en de lijn, de geestesrichting, waarin zijn volgelingen zich voortbew^egen.

Daar is in Barth's bagage nog wel heel w-at, dat hij uit zijn moderne periode meevoert. In het artikel „Kart Barth als kind van zijn tijd" heeft Prof. Haitjema •dit wel heel 'duidelijk gemaakt. Maar de vrees, dat hij met zijn geestesriditing zal uitkomen bij den „onbekenden God" bekruipt mij! evenmin, als dat ik voor Paulus beducht zou zijn, wanneer hij schrijft: „de natuurlijke mensch verstaat niet de dingen die des Geestes Gods zijn". En waarom? Omdat dit niet een wijsgeerig, maar een diep religieus uitgangspunt bij Barth is.

Natuurlijk ontkent niemand de groote verdienste, diei Barth in dit opzicht heeft. Bet was b.v. onlangs een genot, de klanken van „het objectieve Woord" en van .het „objectieve gezag" van hem te vernemen in het groot-auditorium van .L'eiden. Maar hiermee is de opmerking van Prof. de Hartog niet beantwoord. Want op de uitwerking van het begrip: het objectieve Woord k'omt alles aan. Neem alleen maar het begrip: historische werkelijkheid: wat is dat? Voor Barth heel wat anders dan voor ons, heel wat anders ook' dan voor Ds Bakker. De critiek op Assen, als Barth ze formuleeren zou, werd dan in zijn stelsel ook heel wat' anders dan Prof. Haitjema gegeven heeft. Barth zou Junius niet behoeven ha te pluizen; want de aanvaarding van Junius, als gezaghebbend theoloog, zou hèm weer tot critiek brengen, en dan wel - dritiek, gekeend tegen Prof. Haitjema. Het „historiebegrip" IS anders bij hem; en dat geldt niet alleen, als de paradijshistorie vermeld moet worden.

En wat zou de tekst van Paulus hier moeten? Het vraagstuk is: of, niet de „natuurlijke", maar (lic neem de tegenstelling van Ds Bakker nu eens over), maar de „religieuse" mensch God kent. Kent. En op dat piunt zal Barth iets zeggen, waarvan ik vermoed, dat Ds Bakker het niet consequent durft en wil toepassen, stel eens, dat hij' de ideeën van Barth zou moeten popiulariseeren en praktisch toepassen in een preek.

Prof. de Hartog is m.i. niet beantwoord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's