GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE EENHEID DER KERK — EEN GELOOFSSTUK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE EENHEID DER KERK — EEN GELOOFSSTUK

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pas ligt Pinksteren achter ons.

Wie in geest en in waarheid dat feest heeft meogevierd, zal nog heimweegevoelens bij zich omdragen.

Heimwee naar het zóó vervuld zijn van den Heiligen Geest, idat het voor ieder zichtba, ar was. Heimwee ook naair de eenheid der kerk, welke daar openbaar werd.

Heimwee niet minder naar het spreken in onderscheiden talen, waardoor de katholiciteit v; ui de kerk zoO' wonderlijk aap het licht trad.

Dan — nooit mag worden vergeten, da.t hoezeer het Pinksterfeit door de inwoning des G-eestes in kerk en gelöovig hart zich voortzet, de zintuiglijke waarneembaarheid van de verschijnselen, welke de nederdaling v; aö. den G-eest vergezelden slechts „einmalig" was, die verschijnselen slechts voor één keer plaats grepen.

Nimmer deed de Geest in de latere geschiedenis zijn bijzondere tegenwoordigheid meer kennen door geweldigen wind en vuurtongen.

Nimmer werd een herhaling vam bet talenwoarder gezien, want het tongenspreken, de glossolalie, gelijk die in de apostolische kerk' voorkwam, was liiervan geheel verschillend.

Nimmer werd die intense, door niets gestoorde eendracht, zóó ondervonden als in den eersten Pink-

Wat dit laatste betreft — al spoedig drongen verschillen en geschillen naar buiten.

Al spoedig leest men van twisten en scheuringen, van dwalingen en ketterijen.

En.hoe verder men komt in de historie der kerk, des te dieper grijpen de splitsingen in, des te duide-• lijker wordt de verscheidenheid en de verdeeldheid dor kerk aanschouwelijk.

Daar ligt voor het gevoel iets schrijnends en iels schreiends in. • ,

Alen heeft met de verdeeldheid der kerk geen vrede.

vrede. Zelfs het belijden vtm de pluriformiteit van de kerk geeft geen rust.

Want er is onderscheid in pluriformiteit.

Er is een gezonde pluriformiteit — de verscheidenheid.

Maar er is ook een zondige pluriformiteit — de ., verdeeldheid.

Voor de eerste hebben wij te danken.

Voor de laatste hebben wij ons te verootmoedigen.

Evenwel mag de hoop niet gekoesterd, dat de verdeeldheid der kerk op aard-e ooit zal ophouden. De Geest vergadert de kerk in een zondige wereld.

De sporen van de zonde zal de kerk daarom vertoonen, zoolang zij in de wereld is.

Tot die sporen behoort ook de verdeeldheid. Wij mogen ons geen illusie schep-pien: de uitwendige eenheid der kerk zal, zoolang het volmaakte niet is gekomen, niet kunnen wo-rden gerealiseerd.

Kn toch, die illusie werd steeds door velen aan het hart getro-eteld.

Ook in onze dagen is mén daaromtrent illusionistisch gestemd. vaak

Vele vereenigings-en hereenigingspogingen groeien op uit illusionairen wortel.

De macht der zonde wordt daarin ondersdhat.

De diepe inkervingen van bet kwaad ook in Jezus' gemeente worden als met zaagsel dichtgestrooid.

En als nu maar geen baldadige voet het zaagsel telkens wegschuifeldo, zon de schijn van eenheid compleet zijn.

Straks zal ook de wereldkonferentie te Lausanne o.m. over de eenheid der kerk handelen.

Alen zal pogen een basis te vinden, waarop alle kerken der aarde elkimder kunnen ontmoeten.

De eenheidsdroóm zal er opnieuw, worden gedroomd. , Doch het ontwaken zal er slechts te o-nbehaaglijker door worden. Vijanden zullen er een nieuw bewijs uit p-utteir voor de machteloosheid van het christendom.

Dit tragisch probleem blijtt; de verdeeldheid der kerk mag er niet zijn en moet er krachtens de zonde toch' ook weer zijn. Uitwendige eenheid der kerk kan er slechts komen dooi' akkordeeren met de zonde.

Wie dat weigert, zal in zijn ziel immer de-spanning voelen tusschen den eisch der eenheid eu de noodzakelijkheid der verdeeldheid.

Ontspanning geeft alleen-het aanvaaxden de eenheid der kerk als geloofsstuk. van

Verstandelijk is men het daarover wel eens.

Dat wij de ee-nheid der kerk, evenals haar heiligheid en katholiciteit niet aansöhouwen kunnen, maar gelooven moeten, wordt van de dagen der Reformatie af met klem eti kracht beleden.

Doch de praktijk klopt daarop niet altijd.

Tegenover de eenheid der kerk neemt men niet zelden een heel andere houding aian dan b.v. tegeno-ver haar heiligheid.

Men beaamt het, dat de eisch „zijt heilig, want Ik ben heilig" zoowel voor de kerk in haar geheel geldt als voor den individueelen geloovige.

Toch voedt niema, nd den walan, dat de kerk het ook in haar uitwendige verschijning tot lieiligheid zou kunnen brengen.

Wie dat zou doen, zou dadelijk b-ij' Novatianen, Roomschen, Labadisten, Perfectionisten wo-rden inge-deeld.

Overigens is ieder er van overtuigd: voor geen enkele kerk op aarde is dat weggelegd.

En het is zelfs de vraag af men zich bij de oarmogelijkheid daarvan niet fe gemakkelijk neerlegt.

Een tegenovergestelde houding — onvruchtbare inkonsekwentiel — neemt m-en aan ten aanzien van de eenheid der kerk.

Terwijl men van h e i 1 i g i n g s poginge-n in de historie .'der kerk slechts een hoogst eiAele maal hoort, zijn de eenheids pogingen niet van de lucht.

.Ia, juist.in tijden van geestelijke uitputting wor-den zij te drukker in het werk gesteld'.

De redeneering, daarbij gevolgd', kan worden saamgevat in deze variant opi Campihuyzens verzuchting: och, waren alle menschen wijs en wilden daarbij wel, de kerk ware - ee-nheid'sparadijs, nu lijkt zij vaak een hel.

Alen doet alsof het slechts va, n wat goeden wil afhangt om de uiteenloopende fcerkengröep-en tot een eenheid saam te smelten.

Alsof de menschelijke wil allee-n do zonde-en dus ook de zondige verdeeldlie-id kon oiverwinnen!

Alsof daarvoor ni-et no-odig ware'de eeuwenlange arbeid van den Heiligen Geest, die, als de laatste der uitverkorenen is toegebracht, de gansche-kerk op eenmaal heiligen zal, opdat zij worde het volkomen koninkrijk Gods!

Alsof de eendracht der Pinkstergemeente niet profetie ware!

Alen kan zoo onbegrijpelijk luchthartig over de uitwendige eenheid der kerk spreken. .

Zoo ge-heel buiten de genade-, buiteai de werkingen des Geestes om.'

Want gelijk de Heilige Geest de eene ziel dieper inleidt in de waarheid dan d'e andere, zooi doet Hij ook in de kerk.

Hier spreidt Hij helderder licht dan elders.

Alaar nu valt het een kerk, welke minder licht ontving, moeilijk om te erkennen, dat een andere kerk rijker werd begiftigd. Zij verzet zich tegen dat meerdere liciht.

Eenheid is dan ook alleen te verkrijgen, wanneer de kerken, welke onder voller Geesteslicht leven, van dat meerdere licht afstand doen en ziah schikken • naar de andere.

Ter wille van de eenheid moeten zij al verder van het haar geschonken licht wegtrekken.

De belijdenis der kerk moet miniatuur worden.

Haar licht - een nadhtpitje. Dan is zij ééri.

Maa.r dan heeft zij zich ook moedwillig van de kostelijke Geestesgaven beroofd

Dan leeft zjj tegen - den G-eest in. Of liever, dan" sterft zij. Dan wordt haar kandelaaff van haar plaats weggenomen, in-dien zij zich niet bekeert.

De eenheid der kerk houdt met haair heiligheid gelijken tred.

De eenheid der kerk woirdt niet uitwendig, vóór •dat ook ha.ar heiligheid uitwendig wordt.

Daarmee is het verhmgen naar uitwendige eenheid niet prijsgegeven.

Daarmee is de passiviteit ten opzichte van de uitwendige eenheid niet als hoogste wijsheid ia, angeprezen.

Daarmee is niet elke vereenigingspioging veroordeeld. ••, ^i*i& *i^-ii; -i«^j=& i: &

Maaa-daarmee is wel gezegd, dat wij de uitwendige eenheid der kerk van een geheel anderen kant hebben te benaderen.

Van den kant des gelöofs.

Of wilt gij: van de-innerlijkheid uit.

' Voor het geloof is de eenheid der kerk er.

Innerlijke eenheid bestaat.

Een eenheid zoowel tussch-e-n Christus als het

Hoofd der kerk en de geloovigen als Zijn leden alsook tusschen - de geloovigen onderling.

In • die eenheid moet bij onze kerkbeschouwing het zwaartepunt liggen.

Men vrage niet: waf beteeke-nt die.ee-nheid, wanneer zij niet ook zichtbaar is?

Want ook hierop is het van toepassing: zalig zijn zij, die niet zullen ge-zien e-u nochtans zullen geloofd hebben.

De wetenschap, dat ondanks de uitwendige gedeeldheid de innerlijke eenheid' ^-een we-nsch, maar werkelijkheid is, moet een gevoel van zaligheid over u brengen.

Dat alleen kan u over de verdeeMheid troosten.

De verdeelde kerken worden gedragen door de ééne kerk.

En al zou de verdeeldheid tot aan h-et eind 'der dagen nog toenemen, dé eenheid der kerk blijft waarachtig.

Die waarheid kunt en moet gij door het geloof beleven

Dat is zware arbeid, omdat gij als mensch geneigd zijt om . aan 'te zien wat voor oogen is.

Omdat gij van huis uit meer in de uiterlijkheiddan in de innerlijkheid u verblijdt.

Met heilig geweld moet gij uzelf tot de innerlijkheid terugroepen. Dan eerst wordt gij door de eenbeidsgediachte der' kerk overweldigd'.

Dan eerst wordt gij door de eenbeidsgediachte der' kerk overweldigd'.

Dan 'wordt zij voor u een goed, dat nooit ontvreemd kan worden.

Daaraan hebt gij houvast.

Dat wordt u tot een steun in uw leven.

Dan toont gij u voor elke uitwendige eenheidsopenbaring dankbaar.

Maaa-zij is voor u de voornaamste niet.

Telkens als gij door het uitwendige wordt teleui-gesteld, zult gij u op die innerlijke nooit te deelen eenheid terugtrekken.

Want de dingen, die men ziet zijn tijdelijk. Maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.

Stellig ko-mt er van die innerlijke eenheid oo-k' iets naar buiten.

Alaar daarop mag uw geloof niet rusten.

Daardoor mag uw geloof zelfs. niet bevestigd woi'den.

Uw geloof heeft op zicfizelf aan de innerlijkheid genoeg.

Het meest openbaart die innerlijke eenheid zich in tie kerk als organisme, of zoo gij wilt, in het koninkrijk Gods.

Dat koninkrijk Gods is ruimer dan eenige geïnstitueerde kerk.

De eenheid daarin 'is niet gemakkelijk aanwijsbaar.

Zij doet zich aan u yoor zoo-dikwijls gij menschen ontmoet, die zich door belijden en beleven als vrienden en vriendinnen van Jezus doien kennen.

Daarvoor kunt gij echter niet den maatstaf van een gereformeerde belijdenis en van een streng afgepaald beleven aanleggen.

Gij hebt ii daarbij te laten leiden door de geloofsintuïtie.

Absolute waarborg schaft de geloofsintuïtie u nooit.

Zij brengt het nooit verder dan een persoonlijk gevoelen.

Maar dat is dan toch van 'die kraciht, dat gij u met velen, ook buiten uw geïnstitueerde kerk, één weet, één in geloof, één in den Heere, ook één in den doop, en één in de hoopi door uw roeping opgewekt.

En het is die eenheid, welke door ons. Gereformeerden, weleens wordt onderschat.

Waarover te weinig wordt gedacht.

Die te weinig wordt gezocht.

Die te weinig inspireert tot gezamenlijken arbeid.

Zeer zeker is daarvoor een verklaring te vinden. Allereerst deze, dat onder ons nog altijd nawerkt de otide toestand, waarin koninkrijk Gods met institutaire kerk samenviel.

Maar dan ook, dat wij ons geplaatst zien tegenover hen, die meenen, dat wij het best doen de inslitutaire kerk op te ruimen en daarvoor het koninkrijk Gods in de plaa, ts te stellen.

Wij zijn ervan overtuigd: indien wij dit deden, dan zonden wij ontrouw zijn aan Christus' wil. Want de institutaire kerk is geen produkt van menschelijke willekeur, maar dankt haar ontstaan aan Christus' bevel.

En juist omdat de institutaire kerk wordt bedreigd, hebben wij daarop onze verdediging geconcentreerd, zijn wij ook wel wat eenzijdig geworden, zóó zelfs, dat de term „koninkrijk Gods" bijkans

door ons is losgelaten. Op onzen vaarweg ontmoeten wij maar niet één klippenpaax, Scylla en Oharybdis, maar tientallen.

Immers, aan het „koninkrijk Gods" worden van de overzijde kenmerken van algemeene christelijkheid toegekend, waaraan, uitgesproken of niet, een minimale geloofsbelijdenis ten grondslag ligt.

Zoo worden aan het koninkrijk Gods trekken van een geïnstitueerde kerk geleend, welke alle andere kerkelijke instituten feitelijk overbodig maken.

Zoo wordt het koninkrijk Gods een grijpbaregrootheid.

En dat is het nimmer.

Waar dit alles zoo uiterst ingewikkeld is, heeft "het iets natuurlijks, dat men naar vereenvoudiging staaf en dat van onze zijde om het instituut der kerk het koninkrijk Gods dikwijls praktisch wordt genegeerd.

Dat nu is ongeoorloofd.

Al worden wij voor duizend moeilijkheden gesteld, de werkelijkheid Gods mag geen geweldworden aangedaan.

Opi de eenheid in het koninkrijk Gods dientscherper gelet. Het verkwikkende van die eenheid moet meer genoten.

Die eenheid hebben wij naar ons vermogen te bevoirderen.

Doch we mogen nooit meenen, dat dit de eigen lijke eenheid der kerk is. ­

Het hoogst gebrekkige van die eenheid springt in het oog.

En het zal steeds meer onze slotsom zijn: de eenheid der kerk is een geloofsstak.

Wij zullen weer naar de innerlijkheid terugkeeren.

De eenheidsgedachte van het koninkrijk Grods mag er vooral nooit toe leiden het met de zuiverheid van het kerkelijke instituut minder ernstig te fl.emen.

Hoogere zuiverheid is — wij leggen er nogmaals nadruk Qp — een gevolg van rijker Geesteslicht.

Daarom is elke poging om meer en minder zuivere kerken tot een eenheid opi te smelten een zondigen tegen het Goddelijk licht.

Alleen, wanneer twee of meer kerkengroepen zich in eenzelfde mate van Geesteslicht mogen verheugen, wat zich o.m. weerkaatst in eenzelfde belijdenis, is gescheiden naast elkander voortleven niet te verantwoorden.

Ook mag er niet in berust, daf geloovigen van verschillende kerken, die eerizelfde belijdenis hebben als uitdrukking van hun geloof, gedeeld optrekken.

Vereeniging in één institutair kerkverband is hier eisch Gods.

Deze gedachten uit te werken, zom ons echter te ver voeren. Wij hebben genoeg bijgebracht om te doen zien, dat de-eenheid van alle kerkelijke instituten niet voor de eigenlijke eenheid mag worden aangezien.

Hoezeer men ook hier eenheid heeft te zoieken onder eerbiediging van het Geesteslicht, daadwerkelijke eenheid tusschen een groot aantal kerken, dat het predikaat van christelijk voor zich opeischen, zal een hersenschim blijven.

Uitwendige eenheid zal eerst worden verkregen, wanneer Christus de kerk, welke Hij zelf instelde', opheft.

Wanneer alle kerkedienst tot het verleden zal behooren.

Wanneer alle kerkelijk ambt zal zijn afgeschaft.

Tot dien dag leve elk geloovige uit de belijdenis: ik geloof één heilige algemeene christelijke kerk.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

DE EENHEID DER KERK — EEN GELOOFSSTUK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1927

De Reformatie | 8 Pagina's