GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELJIKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELJIKE SCHETSEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofsgenezingen in Moettlingen?

V.

Definitieve of . . . schUngenezingen?

Ook in het tegenwoordige Moettlingen werkt een enorme suggestieve macht. Wie er heen gaat, heeft toch reeds het volgende ondergaan: hij heeft gehoord van de genezingen in Moettlingen en van de bizondere krachten, die daar werkzaam zouden zijn; hij heeft verder die wonderverhalen geloofd! Immers, anders zou hij er niet heengaan. D.w.z. hij heeft zich dus reeds sterk ontvankelijk gemaakt voor verdere suggesties vanuit Moettlingen. Hij gaat nu in den trein, komt dichter en dichter bij het „genade-oord"; de verwachting wordt al meer gespannen. Daar ligt het! De auto, waarin de chauffeur de meest imponeerende verhalen vertelt over genezingen, brengt hem naar de Ark: het eerste gebod heeft nu een gemakkelijke taak hem verder kritiekloos te maken; dan eindelijk de Andacht; daar zijn nu die beroemde broeders! En eindelijk zit men vlak tegenover ze! Is dit geen geweldige suggestieve macht? En dan de verdere suggestieve gezegdes der broeders; Zei Vader Stanger niet zeer gaarne: „Heute ist Wahltag, heute ist Siegestag!"? „Hieden moet ge kiezen, vandaag zult ge overwinnen!"")

Op een dergelijke wijze is ook te verklai-en de „eerste ziekte", die broeder Geiger beschrijft van zijn vrouw. Zij leed aan krampen, waarbij zij geheel verstijfde. Hij vermeldt zelf: geen epilepsie. Als dit laatste waar is, en dat zal wel (ze was n.l. onder doktersbehandeling en vond geen baat en dus zal de dokter ook wel eens gezegd' hebben, wat het niet was!), dan zullen we wel veilig gaan, met aan te nemen, dat deze krampen een, , nerveuzen grondslag hadden. De aanhoudende krampen verzwakten iiaar zeer en maakten haar het loopen in 't bizonder moeilijk. '*) Geiger en ziin vrouw geloofden toen reeds sterk in Stanger. I^adat deze aandoening vele jaren bestaan had, zijn ze dan ook naar hem getogen; Stanger legde haar de handen op en de krampen bleven weg! Men zal zeggen: Stanger deed het toch maar, of liever volgens MoetÜingen: de Heiland deed het toch maar, en de dokter kreeg haar niet beter. Het laatste is waar, maar deed de HeUand het? Pas op, denk aan de Hartwig-QueUe! Men vergete nu niet, dat het gezin Geiger de medische behandeling sterk tegenwerkte. In het gezin heerschte al lang geen vertrouwen meer in den dokter. Reeds in 1905 getuigt hij van ziclizelf en zijn vrouw: „Maar zonder dat wij het tegen elkaar uitspraken, wisten wij beiden wel, dat ik van geneeskundige zijdg geen hulp te verwachten had." '^) Nu vermeldt hij niet, of de medicus een suggestieve therapie heeft toegepast; dit doet er ook niet toe; zelfs al zou dit geweest zijn, dan nog had Geiger zelf die therapie krachteloos gemaakt door zijn ongeloof in dien medicus! En omgekeerd: bij Vader Stanger was juist alles in het voordeel: men had in hem een geweldig vertrouwen; God had hem zelf in een gezicht de gave der gezondmaking geschonken en bovendien was Stanger een sterk suggestieve persoonlijkheid, vermoedelijk veel sterker dan de huismedicus. En deze ziekte was sterk beïnvloedbaar door suggesties. Nu moeten we ook niet uit het oog verliezen, dat broeder Geiger lijdt aan de boven gesignaleerde kwaal der overdrijving. Ik denk b.v. dat die erge verzwakking van zijn vrouw wel meegevallen zal zijn. Ze kon toch maar heelemaal naar Moettlingen reizen. Het overdrijven, het aggraveeren, treffen we in meer verhalen van Geiger aan, en daarom weet men bij hem wel eens niet, wat men wèl en wat men niet moet gelooven! Een ander verhaal van hem b.v. Eind Januari 1931 werd Geiger zelf ziek en de dokter zou gediagnostiseerd hebben: een koud abces op den rug. Op 28 Febr. 1931 reisden hij en zijn vrouw naar Moettlingen; tegen het reizen had de dokter geen bezwaar. Toch vermeldt Geiger, dat hij „als een stervende" gereisd heeft. Maar.; , op (het perron te Zuffenhausen hebben hij en zijn vrouw drie lew artier gewandeld (!) om op een anderen trein te wachten. En de volgende dagen in de Ark liep hij steeds de trap van de eerste verdieping! Men voelt de overdrijving; het bestaat niet, dat iemand, die in den trein „als stervende" is, even later drie kwartier gaat loupen wandelen en trap loopen. Dit is zonder meer: onzin! Alles klopt veel meer met de doktersverklaring, „dat hij gerust reizen kon. In de eerste 14 dagen bestaat er geen gevaar." '^)

De genezingen zijn dan ook vaak geen definitieve, wat we in de publicaties tusschen de regels door *kunnen lezen. Ze voelen' zich goed, zoolang die suggestie nawerkt; is die uitgewerkt, dan voelen ze zich weer ziek.

Bezien we daartoe even de „ziekte" van Mevrouw Wirth, de vrouw van den tateren broeder Wirth, die het boekje schreef: „lm Anfang einer neuen Zeil", waaruit ik het volgende citeer. Naast hoogmoed enz. had ze ook een „zwaar lichamelijk lijden" waarvoor geen „artzliche Kimst" meer helpen kon! Ze ging toen gezellig knoeien bij allerhande „natuurgeneesmethoden", totdat ze eindelijk van Moettlingen hoorde; haar man wilde er eerst niet van hooren, maar na twee jaar had ze 'haar man zoover gekregen, dat hij meeging. Het 'blijkt dan, volgens pag. 34, dat ze een kaakkyste had, die na een handoplegging van Vader Stanger genas. Ze had er jaren lang last van gehad (dit klopt dus) en na haar vacantie had de „Sanitatsrat" er haar van willen afhelpen (pag. 35), (dus kon de arztliclie Kimst dan ineens tóch weer lielpen? dit klopt dus niet met pag. 30). Enfin, ze was genezen langs dezen weg, aan het begin 'waarvan „God haar gesterkt had door een ingeving: Bij God is geen ding onmogelijk." Overigens zij liier ook even gewezen op de overdrijving, om een kaakkyste, die wel lastig kan zijn, maar toch in het geheel niet gevaarlijk is, te bestempelen als een „zwaai- hchamelijk lijden"! Nu gaan we naar blz. 39. Daar zien we: „Mijn oude ziekte, waarvan God mij voor eenige jaren reeds gezegd had: „Bij God is geen ding onmogelijk" — gaf na een langeren tijd van stilstand weer zulke heftige-klachten, dat ik blij was, toen ik weer naar Moettlingen mocht gaan". We zien hier dus een duidelijke beschrijving van een niet-genezen aan­

doening; er was een periode van stilstand ingetreden; mogelijk onder suggestieven invloed. Ze kwam toen in Moettlingen, maar het genas niet; na twee jaar behandeUng door Moettlingen werd ze er zelfs mistroostig onder, , zoodat ze tot God zei: „Ik versta het nu goed, dat Gij mij nog niet helpen kunt". Eindelijk echter, na een suggestief gebed van Vader Stanger is ze dan echter genezen van... haar kanker... Dit laatste is weer eens een staaltje van onjuiste berichtgeving door leeken: wat ©erst een (volkomen goedaardige) kyste heette, wordt nu in eens bestempeld als een (kwaadaardige) kanker! Als de bewering van Schlatter, dat in Moettlingen ook gevallen van kanker genezen zijn") op dergelijke verhalen vol onjuistheden berust, dan laat ik het aan de lezers over te beoordeelen, hoe hoog men de waarde van dergelijke beweringen aan moet slaan.

Zoo leed ook Wilma aan een „lange geschiedenis van lichaams- en zielsziekte". Ze zegt: „toen ik mij in de armen van Jezus liet vallen, , toen begon ik te genezen. Langzaam aan verdwenen de noodlottige verschijnselen, mijn krachten keerden weer, ik leerde „ja" zeggen, waar ik vroeger altijd „neen" had gezegd". (De lezer lette even op dit „ja" zeggen: ook 'dit is een suggestie, ©en soort auto-suggestie als van Coué, waar de menschen eiken dag moeten herhalen: „Ik voel mij van dag tot dag steeds beter worden"; hier altijd „ja" zeggen!). Wilma gaat verder: „Dat „ja" werd door God zelf zoo diep in mijn wezen verankerd, , dat het nooit meer voor het oude, opstandige „neen" plaats maakte". In de volgende alinea blijkt dan, dat ze tóch nog wel eens „Neen" zegt, en dan gebeurde het, „dat de oude angstgedachten die mij vroeger zoo ontzettend hadden benauwd, onmiddellijk door de vensters van mijn hartewoning naar binnen keken, aan de deur klopten". M.a.w. ©en dus weer terugkeeren der oude neurotische symptomen, 's) En Jansa schrijft ook: „Door kleingeloof en twijfel kan de ziekte weer optreden." '9) Wat hij echter bestempelt als kleingeloof en twijfel moeten we zien als het uitgewerkt zijn der suggestie.

We zien dus hier in deze voorbeelden, aan de Moettlinger litteratuur ontleend, zoowel geteekend het terugkeeren van zoogenaamd „genezen" lichamelijke aandoeningen (de kyste), als van nerveuze stoornissen (Wilma). Wat de hchamelijke aandoeningen betreft, blijkt het dus, dat deze stoffelijke stoornissen niet verdwenen zijn; als de suggestie uitgewerkt is, bemerkt de patiënt ze weer! Dit is geen „terugkeeren door twijfel.en ongeloof'; neen, de ziekte zelf was slechts ia s c h ij n genezen; het is toch ook te absurd aan te nemen, dat men door twijfel en ongeloof en door „neen" te zeggen voor den tweeden keer ©en ziekte als mazelen zou krijgen!

Nu mogen we de resultaten van de MoettUnger behandeling der zenuwziekten in het bizonder, niet geheel terugvoeren tot suggestie. Voor een deel grijpt de therapie wel wat dieper. Dit is wel te danken aan het „scherp herkenningsvermogen der broeders" dat Wilma even noemt. ^'^) Deze broeders zien duizenden bij duizenden menschen, waarvan zeer vele met zenuw- en zielsziekten ^i) en het kan dus niet verwonderen, dat ze ©en groote practische ervaring zullen hebben in het onderkennen van moeilijkheden en confhcten op geestelijk gebied. Ook kwakzalvers (ik bedoel dit niet hatelijk) zijn veelal goede practische psychologen. En nu geloof ik, dat de broeders in sommige gevallen benaderen de moderne behandeüngsmethode van den zenuwarts, wier methode vaak anders werkt, dan zelfs diverse zenuwartsen wenschen te gel 00 ven! ^2) Ik moge, om dit te verduidelijken, heel in het kort, en populair een voorsteUing geven van een hedendaagsche meening over het ontstaan en de behandeling van een neurose. Men stelle zich iemand voor, die zijn driften niet voldoende beheerscht en zich uitleeft. Deze persoon komt dan in een ethisch conflict. Zijn geweten beschiddigt zijn Ik. De herinnering aan dit confUct is uit den aard der zaak voor zoo iemand zeer onaangenaam; hij wil er üever niet over praten, met niemand, want dan blijkt telkens weer zijn wilszwakte, zijn minderwaardigheid, zijn verslaafdheid aan zijn driften, enz. Er vormt zich een weerstand tegen het onlndekken van die herinnering. Het bewustzijn, het schaamtegevoel, zijn zelfrespect 'kunnen en willen zich niet meer met die verkeerde handeling inlaten. Het zcu dus bij dien persoon de achting voor zichzelf verkleinen. Ander rerzijds dringen die met-schuld-beladen-voorstellingen naar oplossing en bekentenis. Schuld eischt verzoening of vergeving. Maar daartegen strijden weer het schaamtegevoel en het zelfrespect. Want bekennen maakt ootmoedig. En het Ik wil zich niet verootmoedigen! Daarom tracht die persoon die herinnering maar zoo lang mogelijk te verdringen: tot zijn kracht daartoe uitgeput is en hij bezwijkt. Dit bezwijken is de neurose. 8')

En nu de behandeling. Wie dezen zieke helpen wil, moét dit psychische conflict weer opzoeken om het tot een oplossing te brengen. Dat is noodzakelijk, maar het is niet aUes. Het is niet alleen het bewustmaken van dit conflict (trouwens de patiënt weet heusch wel waar hem de schoen wringt; het is hem niet zoo on-bewust!), dat de genezing brengt, het is vooral ook, dat er iemand is, die zich voor hem interesseert, die den vasten wil en de kunde heeft hem beter te maken. In zooverre is de behandeling weer sterk suggestief! Maar het eerste is ook noodig; de zieke moet een goed inzicht krijgen in het ontstaan van zijn neurose en daartoe moet het heele conflict weer bloot gelegd worden; hij moet zich dus gaan uiten, hij moet zijn ziel eens „uit kunnen storten", hij moet zich ontladen; en dan moet in de verdere behandeling de wU getraind worden, hij moet weer zich zelf leeren beheerschen, , enz. ^^)


73) K. Wirth: lm Anbruch einer neuen Zeit, pg. 11.

74) E. Geiger: Geloofsgenezingen, pg, 8.

75) id., pg. 7.

76) id., pag. 9.

77) Joh. Schlatter: Möttlingen u. s. Bed. f. d. Kirche, pg. 37.

78) Wilma: Blumhardt en 't tegenw. Moettlingen, pg. 27.

79) B. Jansa: Das heutige Möttlingen, pg. 42.

80) Wilma: Blumhardt en 't tegenw. Moettlingen, pg. 69.

81) Joh. Schlatter: Möttlingen u. s. Bed. f. d. Kirche, pg. 27.

82) Paul Maag: Psychoanalyse und seelische Wirklichkeit, pg. 197 en 199.

83) id., pg. 113.

84) id., pg. 198/199.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELJIKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1935

De Reformatie | 8 Pagina's