GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een rede van Dr Colijn.

Dr H. Colijn heeft een rede gehouden op den V.U.dag. Voorzoover deze rede de V.U. betrof, kan ze in een V.U.-orgaan uitnemend dienst doen. Voorzoover ze algemeen was en eenige wensohen gaf voor de polemiek, zou ze met 'het grootste genoegen ook te Kampen kunnen gehouden zijn, door elk der professoren. Het komt maar op de toepassing aan, niet op algemeene regelen, waarover ieder het eens is. Hoewel deze rede van Dr H. Colijn letterlijk ook aan ons blad werd toegezonden voor eventueel begeerde publicatie, vonden we daarom daartoe geen aanleiding, ook geen propagandistische; propaganda maken we niet met copie, die gemeengoed is. De speciale zaiken der Theologische School laten we, evenals die der V.U., over aan de bladen die daarvoor opgericht zijn, en de verlangens van Dr Colijn inzake de polemiek hebben we zelf reeds ettelijke malen uitgesproken. Een kleine aanvulling op 'het gesprokene geeft Ds J. M. Spier in 'Geref. Kerbb. Hoeksche Waard:

We veroorloven ons hier'bij één opmerking — dit is geen critiek nóch hegin van polemiek —, dat openlijke disputen in de pers ook opbouwend kunnen zijn, inzover ze kunnen medewerken tot verheldering van inzicht in allerlei dingen en tot afwijzing van gedachten, die — al mogen ze missohien nóg zo ingeworteld zijn —• de toets van Gods Woord niet kunnen doorstaan. Ook hier is zelfbeproeving noodzakelijk ! Wii hebben niet het recht om in eigenwüligheid een tegenstelling te maken tussen wat binnen eigen kring'en daar buiten is, om alleen de wapenen te gebruiken naar buiten en binnen eigen gelederen den vader der leugenen — die toch ook i n de kerk werkt en wroet —• vrij spel te laten. Alleen maar: de wijze zal tijd en wijze weten. De wijze zal alle geprikkeldheid vermijden, alle persoonlijike dingen uitbannen en schrijven uit liefde tot de waarheid en tot de kerk van Christus. En het ligt niet altijd aan de disputerende voormannen, als onze mensen zich naar ApoUos of naar Paulus gaan noemen. Ook ons volk heeft hier de dure roeping zich altijd naar Christus te blijven noemen en Hem te danken, dat Hij ook nog in onze dagen verlichtend onder ons werkt door Zijn H. Geest.

Amerika en Nederland.

In de rubriek „Buitenlandsche Kerken" vinden de lezers iets over het optreden van den Chr. Geref. Ds H. Janssen ter synode van de Amerikaansche Chr. Ref. Ohurch, die met de Gereformeerde Kerken in Nederland in correspondentie staat. Ds J. M. Spier merkt in Geref. Kerkb. Hoeksche Waard op :

.... noodzakelijkheid om de nodige eenheid te zoeken van wat kerkelijk één is; de uniformiteit, waartoe God ons brengen moet en kerkelijke correspondentie. Prachtig, prachtig. Maai zou collega Janssen met dit alles niet wat dichter bij huis willen beginnen? Waarom kan in Nederland niet, wat in Amerika wel kan ? Waarom wees de kerk van Ds Janssen het verzoek van onze kerken af om eens een samenspreking te houden over de nodige eenheid en uniformiteit in ons eigen vaderland? Of geeft zijn rede ons hoop, dat hij dezelfde toespraak straks ook zal houden op de synode der Geref. kerken in Nederland ? Zijn aanwezigheid zou ongetwijfeld door allen op hoge prijs worden gesteld. Wordt het geen tijd om eens te beginnen naar het zoeken van een oplossing ?

Beth-el en Beth-Dagon.

In Geref. Kerkbl. Overijsel en Drente sohrijft Dr C. N. Impeta iets over een opmerking, die hij aantrof in Dt B. Wietenga's „Verborgen Schatten". Tekst was Joz. 15 : 41. En dan citeert Dr Impeta het door Dr Wielenga geschrevene :

„Het mag ons wel even met verwondering treffen, dat onder de Heidensche steden één den naam Beth- Dagon droeg.

Terstond springt onze gedachte over naar den gelijksoortigen naam van de beroemde heilig historische stad: Beth-El.

Waarom kreeg deze plaats dien doorluchten naam: Huis Gods?

Omdat een arm kind des Heeren hier rijk geweest is in de ervaring van Gods tegenwoordigheid.

Ook een Filistijn heeft gedroomd, dat zijn god Dagon ibij hem was. Daarom noemde hij dit in zijn oog heilig, uitverkoren plekje : Beth-Dagon, dat is : Dagon's woonplaats !

Daar is iets angstwefckends in deze overeenstemming tusschen de taal, ja ook de ervaring, van ware en valsche religie.

Bijna alle heidensche volken hebben aan hun oppergod den naam Vader gegeven.

Augustus werd door de Romeinen met dezelfde titels vereerd, die ia de Heilige Schrift aan Jezus toegekend worden : Heiland der wereld, Vredevorst !

Moderne Heidenen, gelijk de Theosofen, spreken de verwachting uit, dat er een Verlosser zal komen, die de Leeraar van alle volken zal zijn.

'Overal plaatst het bijgeloof zijn Beth-Dagon naast het ware Huis Gods.

Imitatie-godsdienst!

Beproeft uzelven of gij in het geloof zijt.

De afgodendienaar is van natuur thuis in uw hart, en onder de leus van rechtzinnige waarheid, erger nog: in den waan der echte godsdienstigheid, bouwt de Christen somtijds zijn imitatie^tempel naast het 'huis des Heeren.

Het eigen ik in plaats van de Oppermajesteit.

Tegen zelfbedrog is de eenige waarborg: gemeenschap met Hem, die Zelf de Waarheid is !"

Dr Impeta teekent hierbij aan :

Verborgen schatten, inderdaad! 'Maar Dr Wielenga brengt ze te voorschijn. Ter waarschuwing en vertroosting beide.

Zonder ons in te laten met de nadere uitwerking van het Bijbelsche gegeven, merken we slechts op, dat niet alleen Dr Impeta (inzake die zelfbeproeving) zich verblijdt, als hij zulke dingen leest. Ik doe het desgelijks. Want ik aie er een illustratie in bij de reeds jaren lang door ons blad uitgesproken gedachte, dat een zoodanige zelfbeproeving slechts recht geschieden kan, indien men gelooft. De karikatuur-zelfbeproeving, die kent men ook hij Dagon. En hij verwijt ze aan de heden van Beth-El.

Nogmaals: de rede van Dr Colijn.

Over de hierboven reeds gemelde rede van Dr H. Colijn schrijft in IJmuider Kerkbode de heer T. v. Popta. Hti merkt op :

Op de eigenlijke jaarvergadering is o.a. door Dr Colijn en Schouten aangemaand tot eensgezindheid

onderling, en het is betreurd, dat onze voormannen zoo scherp elkaar 'bestrijden.

Men bedoelt dan vooral de pennestrijd Prof. Schilder en Prof. Kuyper. tusschen

Intusschen Wijkt het, dat het gemakkelijk gaat om te vermanen tot eensgezindheid en broederlijke liefde en te waarschuwen tegen onzachte polemiek, maar het schijnt moeilijk te wezen om die vermaning in praktijk te brengen.

Dat zag ik toen ik Zaterdag na de V.U.-dagen het Paedagogisch Tijdschrift voor het Ghr. onderwijs la.s. Daarin begint Prof. Waterink een serie artikelen over : „Vragen van Beginsel".

De Prof. wil een bestrijding leveren van denkbeelden, die door mensohen van onze eigen Gereformeerden kring verkondigd worden en die volgens Prof. W. oude ketterijen zijn in een nieuw gewaad.

De teekening, die van deze menschen gegeven wordt, is direct al ver van malsch. Zoo lezen we :

„Het moet een uitermate bedroevend verschijnsel genoemd worden, dat er in onzen eigen kring in den laatisten tijd menschen opstaan, die met een zekere hooghartige minachting tegenover de belijdenis der 'kerk, tegenover de onderscheiden tot dusver erkende beginselen en tegenover de uitspraken van algemeen erkende leiders, meenen te moeten optreden."

Dat is niet zaoht.

En dan wordt in dat verband genoemd de naam van Janse van Biggekerke.

Nu lipüt mij Janse een zachtmoedig, bescheiden man toe. Men ziet of hoort hem bijna nooit op een vergadering. Ik denk niet dat Janse die bal even hard zal teiugkaatsen als Prof. W. hem weggeworpen heeft.

Even later:

Hier kan heel wat aohter vandaan komen.

Het is toch wel bekend, dat Janse een aanhanger is van de filosophie van Prof. Vollenhoven, professor aan de V.IJ. Ik ben maar een dom mensch en ik kan mij vergissen, maar ik hëb een vaag vermoeden, , ' dat hier de aanvang is van een strijd, die men al eenige tijd voorspeld heeft, een strijd tusschen den eenen professor aan de Vrije Universiteit tegen den anderen, een strijd, die misschien wel eens veel omvangrijker kan worden en over veel dieper kwesties kan gaan, dan die tusschen Prof. Schüder en Prof. Kuyper over het Calvinistisch congres.

Moet die strijd gestreden worden om der waarheid wil, dan er niet voor terugdeinzen. Ook Paulus weerstond Petrus in het aangezicht en later prees Petrus de brieven van Paulus.

Zooiets kan onder ons ook noodig zijn. Maar dan is het hoogst jammer, dat deze polemiek begint met een artikel, dat zoo duidelijk de sporen toont van persoonlijke geprikkeldheid.

Prof. W. moest die zin bovenaan blz. 70 van „Het Paedagogisch Tijdschrift" met wat er aan vast zit, terugnemen.

Ik vrees dat Dr Golijn, ik heb een neiging om te schrijven Vader Colijn, nog wat zorgen meer om zijn hoofd krijgt.

Ik ook. De eigenlijke strijd moet nog komen. De scherpste polemisten hebben het luidst Dl Colijn applaus gegeven.

Green Goué-methode in de preek.

Ds P. V. Dük (Zaandam) schrijft in N.-H. Kbl.:

Er is een prediking, die zoo éénzijdig verbondsmatig is, dat ge u met verwondering afvraagt: zou die dominee wel weten, wat er in zijn gemeente te koop is; zou hij wel ooit bedacht hebben hoeveel van zijn vroegere mede-cateohisanten, zijn mede-christelijke scholieren de kerk den rug hebben toegekeerd en de wereld zijn ingegaan ?

We moeten oppassen jegens de gemeente niet de Goué-methode toe te passen, en eiken dag het woord „verbond" luider over toaar uit te roepen, waar we dagelijfe haar toenemende wereldgelijkvormigheid ontdekken.

Gelukkig dat, zoover ik weet, er onder ons geen enkele weleerwaarde slungel is, die zulke Coué-methoden toepast. Mocht iemand hem ontdekken, hij' ontdekke hem ook aan kerkeraad, classis en zoo voort.

Overigens — als er zoo'n woordenrammelaar nog ergens wezen mocht, zegge men niet: „hij is" een „e e n z ij d i g" verbondspreeker. Dat woord „eenzijdig" is zoo makkelijk hanteerbaar voor den schrijver en derhalve zoo moeilijk hanteerbaar voor den lezer. Er zijn inderdaad kwesties. Maar sommigen worden al te nerveus gemaakt door misverstanden, hun in het hoofd gepraat door een bepaalden kring. Zulk een dominee toch is m.i. geen eenzijdig verbondspreeker, doch heelemaal geen verbondspreeker. Hij staat te knoeien op het verbondserf.

En dan nog iets. Ds P. v. Dijk merkt deze dingen op naar aanleiding der brochure van Dr G. N. Impeta. Nu begrijp ik niet alles meer, want als ik me wèl herinner, dan heeft juist de door Dr Impeta genoemde heer Janse zijn publicaties ingezet met het weer op den voorgrond plaatsen van het thema der verbonds-wraak. Maar hij vond, dat men geen verbondsprediker kon zijn, zonder als inhaerent aan de verbondsprediking (niet als zout bij het ei, doch als ei zelf) de dreiging der verbondswraak te doen hooren. Vergis ik me hierin, dan vergis ik me kapitaal.

En is dat nu modern? Is dat een nieuwe strooming? Weineen — de oude Professor Luceis Lindeboom heeft ons, studenten van toen, allemaal eens cadeau gedaan een exemplaar van een zeer ouden schrijver, herdrukt

door Filippus, over de Verbondswraak !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1936

De Reformatie | 14 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 juli 1936

De Reformatie | 14 Pagina's