GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iets over Vondel en de Predikanten van Amsterdam.

1.

Dit jaar is een Vondel-jaar.

17 November zal het 350 jaar geleden zijn, dat Vondel te Keulen geboren werd in het huis „Zur Fiolen".

In verschillende plaatsen worden voorbereidingen getroffen, om dit feit min of meer luisterrijk te herdenken.

Vooral in Amsteirdam maakt men zich daartoe op.

En niet ten onrechte. Met vele 17de-eeuwe!i's (had Vondel dit gemeen, dat hij zich allepeörst verbonden voelde met d!e stad zijner inwoning. Haar grootheid en groei lag hem op het hart gebonden. Talrijk zijn dan ook de gedichten, waarin hij de stad en haar regeerders bezingt.

Ik noem daar nu geen voorbeelden van op, omdat het in dit opstel over heel iets anders gaat.

Het gaat wel over gebeurtenissen en personen uit Amsterdam.

Namelijk over „kerkelijke" personen en feiten. Dat Vondel zich mengde in de staatkundige kwestie dier dagen, is, naar ik meen, wel bekend. Wie hoorde nooit van zijn „Palamedes"?

Maar zijn gedichten op kerkelijke, speciaal Amsterdamsche kerkelijke gebeurtenissen, en op Amsterdamsche predikanten zijn minder algemeen bekend. Zij behooren tot een genre, dat men hekeldichten noemt. Populair gezegd dus verzen, waarin iemand of iets „over den hekel wordt gehaald".

Nu is het, volgens vele boeken over de geschiedenis der letterkunde, volkomen verklaarbaar, dat Vondel dit deed. Men prijst hem om de scherpheid van zijn vernuft, als hij „dat volk", d.w.z. de Amsterdamsche predikanten, eens flink de waarheid zegt.

Of het altijd „de waarheid" zeggen was?

De lezer oordeel© zelf.

1. Jacobus Trigland.

Wie mocht meenen, dat na de uitspraak der Dordtsche Synode inzake het leergescMl tusschen Arminianen en Gomaristen, de rust was hersteld, vindt zich bij de bestudeering van de geschiedenis der toenmalige Gereformeerde Kerk spoedig van zijn waan genezen.

Allerminst was deze rust te vinden in de stad, waai- het hart der Republiek klopte: in Amsterdam. Wel had zij behoord tot de tegenstanders van Oldenbameveldt, maar dit feit was ten opzichte der kerkelijke twisten van weinig importantie: deze houding sproot bij de meeste Amsterdamsche machthebbers voort uit politieke overwegingen.

Immers, wat het kerkelijke betreft, was de meerderheid der Amsterdamsche vroedschap het gewoonlijk eens met de woorden door burgemeester Hooft in 1597 gesproken: dat men niet tot onderdrukking van andersdenkenden de wapens had opgevat en de poorten voor Prins Willem geopend. Bovendien bewoog de vroedschapi van Amsterdam zich in de jaren na 1620 in een richting, die eer „rekkelijk" dan „precies" was.

Ook in andere steden van Holland werdeai de plakkaten tegen de Remonstranten óf zeer gematigd óf bijna in het geheel niet toegepast, maar speciaal de Amsterdamsche schouten deden zich kennen als zeer zachtmoedig te dezen opizichte.

Omgekeerd hielden de predikanten der Gereformeerde Kerk niet op aan te sporen tot ©en volledige en strenge toepassing dezer plakkaten, terwijl zij niet vreesden ook van den kansel de wereldlijke regeering in dezen aan hun .devoir te herinneren. ,

Bij een dergelijke gesteldheid der geesten konden botsingen niet uitblijven.- De kerkelijke geschiedenis van Amsterdam in de jaren 1620—'30 is dan ook vol daarvan. Ook wel daarna, maar dit tiental zijn toch de jaren, waarin dei twisten het hoogst oplaaiden.

Nu was Ds Jacobus Trigland i) ongetwijfeld ©en der voormaiuien der kerkelijken. Na den dood van Plancius (1623) kunnen we in hem den ledder van het Amsterdamsche Consistorie zien. Op die plaats gaven zijn bekwaamheden hem zeer zeker recht.

Trigland stamde uit een bekende Goudsche kathoheke familie. Zijn overgrootvader van vaderszijde was burgemeester dier stad geweest, terwijl zijn vader leeraar aan de Latijnsche school aldaar was. Jacobus Trigland werd voor den geestelijken stand bestemd. Na de studie aan , de Latijnsche school te Vianen, waarheen de Triglands na 1580 uitweken, vertrok hij in 1597 naar Amsterdam en vandaar het volgend jaar naar de universiteitsstad Leuven.

Aan een buitengewoon goeden verstandelij ken aanleg paai-de Jacobus Trigland ©en stagen ijver en een ernsügen, ingetogen levenswandel. Deze ernst is hem zijn geheele leven lang bijgebleven.

In die dagen werden in Leuven nog de werken van AugusUnus ijverig bestudeerd. Hierin vond Trigland meer bevrediging dan in de Roomscho apologetiek, in welk vak zelfs Bellarminus ^) hem niet tevreden kon stellen.

Ongeweten groeide in hem een twijfel aan de

waarde der goede werken, een twijfel die toenam, toen hij eens „ad valvas academias" , eenige stellingen vond aangeplakt over de verdienste , der goede werken. Hierin straalde, naar hij meende, zulk een menschelijke hoogmoed door, dat hij zich verontwaardigd afwendde.

Blijkbaar waren — ofschoon hij in uiterlijke dingen en ook wel naar eigen overtuiging een trouwe zoon der kerk was — zijn twijfelingen niet ontgaan aan het oog zijner superieuren. Waarschijnlijk achtten zij het goed voor jhem; , dat hlij eenigen tijd in een andere omgeving kwam en deirhalve werd hem een zending naar Haarlem opgedragen. In Holland gekomen, vertoefde hij geruimen tijd in den schoot zijner - — zuiver katholieke — familie. Met niemand sprak hij over zijn twijfelingen, ofschoon die eer toe- dan afnamen.

Het was het oude dilemma: verdienste der goede werken — werk van Christus. Cocoejus kon dan later ook terecht zeggen, dat TTigland al Gereformeerd was, voor hij de Gerefo'rmeerde leer kende. Gedreven door zucht naar zekerheid begon faij op dit punt en weldra ook op andere punten de werken der Reformatoren te onderzoeken. Nu Iging hem het volle licht op en werd hij een .overtuigd aanhanger der Reformatie. Het is te begrijpen, dat dit niet ging zonder zwaren itmer^ lijken en uiterlijken strijd, ook met zijn familie.

Jacobus Trigland moest echter uitzien naar een middel van bestaan. Door tusschenkomst van vrienden werd hij, nog slechtsi 19 jaar oud, rector der Latijnsche school te Vianen. Daar deed hij zijn belijdenis bij Ds Selcartius, die hem aanspoorde te staan naar het ambt van predikant in de Gereformeerde kerk. Hieraan gaf hij', niet zonder veel aarzelen, gehoor en in 1606 werd hij, na preparatoir examen voor de classis Gouda, toegelaten tot den predikdienst in de Gereformeerde kerk. Stolwijk was zijn eerste gemeente. Daar bracht hij enkele rustige jaren door, jaren van ernstige studie. Evenwel wijdde hij ook veel aandacht aan het werk in de gemeente en als prediker was hij zeer geliefd. De Stolwijksche schoolmeester had lechter wel juist gezien, toen hij voorspelde, dat de Amsterdammers zulk een predikant wel voor zich zouden begeeren.

Vrij spoedig kwam het beroep uit Amsterdam.

Toen Trigland in 1610 op familiebezoek in Amsterdam was, had hij daar, op verzoek van Plancius, die juist ziek was, een paar miaal gepreekt en dit had tengevolge, dat hij| 5 Aug. 1610 beroepen werd. Den 30sten September gaven de bm-gemeesters hun consent daartoe, evenals de classis, en 28 Nov. daaropvolgend preekte hij voor de eerste maal als Amsterdamsch predikant in de Oude Kerk over Math. 16:16 en 18. Eerst 24 December volgde de officiëele bevestiging.

Gedurende de eerste jaren van zijn verbhjf in Amsterdam trad Trigland weinig op den voorgrond. Niet alleen, dat de bearbeiding der ge^ meente vrij wat eischen stelde aan den Dienaar des Woords, ook de eigenlijke predikdienst was niet hcht: er werden toen ook nog gereigeld weekdiensten gehouden.

Intusschen was de strijd tusschen Gomaristen en Arminianen in volle hevigheid ontbrand. Aan welke zijde Trigland stond is niet twijfelachtig voor wie in zijn schaarsch overgebleven brieven leest de verzuchting over Gomarus' vertrek uit Leiden en de woorden van ingenomenheid met Sybrand Lubbertsz. werk tegen Vorstius.

Zijn meer openbare werkzaamheid tegen de Remonstranten begint in 1614. In genoemd jaar ver'sclieen de resolutie der Staten van Holland tot onderlinge verdraagzaamheid. Door den kerkeraad van Amsterdam werd aan de dienaren Trigland, Rolandus, Ursinus en Plancius opgedragen een weerlegging op te stellen. Vanaf dit jaar heeft zijn pen feitelijk niet gerust in den strijd tegen de Remonstranten, 't Behoeft dan ook geen verwonde'-ring te wekken, dat hij in 1618 mede werd afgevaardigd naar de Synode te Dordrecht. Een erkenning zijner verdiensten was ook, dat hij mede waardig werd geacht de canones tegen de Remonstranten op te stellen.

Zooals wij reeds opmerkten, was d'e strijd met de beslissing der Synode niet uit. Wehswaar hadden de Gereformeerden overwonnen voorzoover het de leer betrof, maar de Kerkorde werd niet algemeen ingevoerd.

Evenmin werd de hand gehouden aan de besluiten tegen de Remonstranten. Vooral in Amsterdam niet. De vroedschap bleek al minder geneigd aan de vermaningen der predikanten in dezen toie te geven.

De leiding der vroedschap, die in handen was geweest van den streng-calvinisüschen Reinier Pauw, verviel in 1621 aan meer libertijns gezinde regenten. Wel moesten deze tot aan 1625, het jaar van Maurits' dood, de kerkelij ken veelal ontzien, maar na genoemd jaar trad de vroedschap! meer dan eens bits tegen den kerkeraad op. In zijh verzet tegen de conventikelen der Remonsiranten stond de Kerkeraad zeker in zijn recht ren dat dit machtige lichaam doortastende maatregelen durfde nemen zonder aanzien des piersoon? , , blijkt uit het bekende banvomiis van 1623. 't Is te begrijpen, dat de scheuring in de kerk en i't verlies van li|dmaten de predikanten met droefheid vervulde. Misschien in verband met het zooeven genoemd banvonnis deed Trigland in 1623 zijn „Christelijcke en Vriendelijcke Vermaningho" het hcht zien. Hoewel de schrijver de Remonstranten eigenlijk beschouwt als misleiden, bemantelt of verzacht hij de waarheid nergens. Het werk maakte ook op de tegenpartij een diepen indruk.


1) Het overzicht van Triglands leven vóór zijn Amsterdamsche jaren, is hoofdzakelijk verteld naar: J. W. ter Haar, Jacobus Trigland, Den Haag, 1891.

2) Bellarminus hield van 1576—1589 apologetische voordrachten te Rome. Naderhand werden ze door den druk gemeengoed gemaakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's