GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En buiten allen twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vleesch, is gerechtvaardigd in den Geest, is gezien van de Engelen, is gepredikt onder de heidenen, is geloofd in de wereld, is opgenomen in heerlijkheid. 1 Tim. 3: 16v

Het Mysterie der godzaligheid.')

I.

de schepping is be­ lo. Hoe in Hem houden.

Geliefden in den Heer e Jezus Christus! Wij vierden ons Kerstfeest. Een christelijk feest, zeggen we. Maar, als we dat zoo zeggen, dan hebben we eigenlijk door de ongeloovige wereld ons den weg laten voorschrijven. Wiant Kerstfeest is maar niet een christelijk feest, doch het is een feest der gansche schepping. In hgt Kerstfeit zijn hemel en aarde, mensch en engel, ja God en de wereld betrokken; en binnen dit ve'rbandsgeheel de christen ook. Want het Kerstfeit is de komst van den Middelaar Gods en der menschen, in Wien God Zijn werkstuk: mensch en engel en dier^ hemel en aarde, met Zich verzoent.

Dit is door den zendeling Paulus gezien en gezegd. Hij is geen „zendingsman" in den engeren zin des woords. Neen, hij is in zijn zendingsarbeid allereerst de man van de godzaligheid gebleven, die uit het mysterie der godzaligheid leefde. En in dat mysterie heeft ook de zending een plaats. Niet de eerste plaats, en niet de tweede plaats; neen: óók een plaats. Uit het mysterie der godzaligheid komt ook de zendingsarbeid van Paulus voort. Maar — en het heeft z'n nut, indien we elkander dit vanavond met nadruk zeggen — het mysterie der godzaligheid komt niet uit den zendingsarbeid voort, en valt niet met dien arbeid samen.

Wat nu aan het mysterie der godzaligheid do verborgenheid is, welke de apostel in onzen tekst op Tiet oog heeft, zullen we voorloopig nog laten rusten. We beginnen met te lezen, wat dit mysterie eigenlijk is. We kunnen onzen tekst, verduidelijkt, aldus lezen: Groot is het mysterie der godzaligheid; want, nietwaar: God is geopenbaard in het vleesch enz.

Zie nu goed toe. Het allereerste is: „God is

geopenbaard in het vleesch, gereChtvaai-digd in den geest". Daarmee zijn we niet bij de zending, doch daarmee zijn we bij het verleden. Ja zeker, bij het Kerstfeit, bij het wonder van de geboorte van den Middelaar Gods en der menschen, van de Vleeschwording des Woords; bij de eerste zeven verzen van Lukas 2, waarin geschreven istaat: dat Jezus is geboren, en dat het bij die geboorte heel gewoon is toegegaan.

En niet, hóé het gebeurde, maar, dat het gebeurde, , dat is zeer groot. Och, er zijn ei-, die zitten nog met het probleem, of het wel kan, dat de Zoon Gods vleesch is geworden, zoO' waarachtig, dat Paulus spreekt van den Middelaar Gods en der menschen als van den ménsch Jezus Christus. Of het wel kan! Waar de menschen al niet over piekeren kunnen.

En hoe ze hun problemen al niet oplossen kunnen. „God kan het eigenlijk niet", zeggen ze dan, „maar dit is het wonderlijke, dat God kan, wat Hij niet kan. Hij kan eigenlijk niet in het vleesch geopenbaard worden, maar nu kan Hij het toch". Die oplossing aanvaarden heet dan: gelooven.

We moeten van die godslasterlijke theorieën af. Waarom kan God het eigenlijk niet? Hij, Die de wereld en den mensch geschapen heeft, waarom kan Hij Zijn werkstuk niet zoo beheerschen, dat Hij in Zijn werkstuk indalen kan, en Zich er aldus in openbaren kan? Ik zeg u: Indien God niet vleesch zou kunnen worden, zoo zou Hij niet Gód zijn. Zoo zou. het schepsel machtiger zijn dan God. Och, dat is voor Gods volk geen verborgenheid, dat God vleesch kan worden. Het is voor Paulus ook nooit een mysterie geweest. Daar praat hij niet over. Maar hij schrijft eenvoudig neer: God i s geopenbaard in het vleesch. Nu, wat God doet, dat kan Hij.

Maar wat in deze vleeschwording des Woords groot is? Niet, dat God er toe in staat was, niaar welj dat God het gedaan heeft. God i s geopenbaard in het vleesch. Het is geschied.

Ja, en dat de Middelaar Gods en der menschen geboren is, dat is niet iets christelijks, niet een mj'slerie van het christendom; doch het is iets, dat de gansche wereld raakt. Want het is de vervulling van de belofte Gods, vanaf het paradijs tot de vaderen geschied: Ik zal vijandschap zetten. Wielnu, sinds het Kerstfeit moet dit heeten: Ik hèb vijandschap gezet. Het is al geschied.

Verder: God is geopenbaard in het vléésch. Met dit laatste woord bedoelt de apostel het verdorven ' en verdervende bestaan der menschenkinderen. Hij bedoelt ermee: „dit leven, hetwelk niets anders is dan een gestadige dood". Neen, hierin is geen sentimentaliteit van ons doopsfoi-mulier, maar dit is n& stv het Woord van God: Alle vleesch is als gras, en al zijn goedertierenheid als een bloem des velds: het gras verdort, de bloem valt af.

Nuy zóó is de Middelaar geweest: Hij was als gras, en als een bloem des velds. Het einde van deze openbaring Gods is een grafspelonk, en een steen daarvoor, en daarbinnen duisternis en het wroeten van het verderf. Zoo' is Hij ons in alles gelijk geworden. Zoo is Hij vernederd, en onder den vloek Gods besloten, als Hij klaagt: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?

Kent u korter beschrijving van de geboorte, het lijden en sterven van onzen Middelaar dan dezie weinige woorden: God is geopenbaard in het vleesch? Dan slaat ineens vóór ons die lange passage uit onze apostolische geloofs: belijdenis: ... Jezus Christus, Zijn eenlggeboren Zoon, onzen Ileere, Die ontvangen is van den Heiligen Geest; geboren uit de maagd Mai-ia; Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle.

Ja, er staat nog meer in. Want dat God geopenbaard is in het vleesch, dat houdt toch ook in, dat wie daar spreekt van een verborgen God, een onbekenden God, die is een leugenaar. Neen, in onzen Middelaar heeft God Zich aan ons ten toon gesteld; is Hij voor ons publiek geworden: „Wij hebben", zoo schrijft Johannes, — maar niet enkel een mensch Jezus gezien, maar — „wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid als van den Eeniggeborene van den Vader, vol van genadte en waarheid." Aldus heeft de Eenlggeboren Zoon, Die m den schoot des Vaders is, ons God „verklaai-d". Wie na 't Kerstfeest nog van een ombekenden, verborgen God spreekt, die heeft het werk Gods in het Kerstfeit niet gezien.

Wie moeten verder. Deze, aan het verderf der schepping onderworpen Middelaar, Die den dood heeft gesmaakt, „is gerechtvaardigd in den geest". In den brief aan de Romeinen schrijft de apostel Paulus, „Dat de Zoon Gods, Die geworden is uit den zade Davids naar het vleesch, krachtiglijk bewezen is te zijn de Zoon Gods naar den Geest der heiligmaking uit de opstanding der dooden". Zoo wordt hier met de rechtvaardigmaking van den Middelaar bedoeld Zijn opstanding uit de dooden. In die opstanding heeft Jezus Christus maar niet alleen het doodenrijk verlaten, doch heeft Hij over den dood getriompheerd. Lazarus stond op, doch hij stierf weer. Want hij bleef onderworpen aan den dood; hij bleef een „natuurlijk" mensch. Doch Jezus Christus is opge- Istaan uit de dooden, en werd een „geestelijk" mensch. Zoo is Hij gerechtvaardigd in den geest; d.w.z.: Hij heeft de onverderfelijklieid aangedaan, en is een nieuw schepsel geworden, herschapen tot onvergankelijkheid: de dood heerscht niet meer over Hem. Nu, dat de dood niet meer over Jezus Christus héérscht, dat bedoelt Paulus met de woorden: gerechtvaardigd in den geest.

En met deze opwekking uit de dooden heeft God de Vader onzen Middelaar rechtvaardig verklaard. Immers, daardoor heeft God Zijn zegel gezet op het Mlddelaarswérk van onzen Heere Jezus Christus, hetwelk hierin bestond, dat Hij', „de gestaltenis eens dienstknechts aangeno'men hebbende. Zichzelf vernederd heeft tot in den dood des kruises". U weet dat wel: Hij was veracht, en de onwaardigste onder de menschen, en wij hebben Hem niet geacht. Maar God de Vader dacht wel anders over Hem: Hij werd bij God geacht, en de waardigste onder de menschen, en God heeft Hem zeer geacht. Hij werd aan het verderf ontrukt: nu is Hij een geestelijk mensoh, niet verkocht onder den dood, maai* gekroond met eer en heerlijkheid. Dal is het eerste loon op Christus' Middelaarswerk in Zijn staat der ivernedering: Hij is de eersteling dergenen, die, ontslapen zijnde, een nieuw en onsterfelijk schepsel zijn geworden.

Hoe vmdt u dat? Dat vindt de duivel lang niet mooi genoeg! Hij zeide tot Eva, toen zij ook nog een schepsel, niet aan den dood onderworpen, was: Och', wat hebt u daaraan? Te zijn als God, Idat is eerst mooi genoeg! Ja, en dat vindt da duivel niet alleen, maar dat vond Eva ook, en Adam niet minder, en — och, wat een ellende, zelfs in de kerk — dan komen vrome kerkvaders: vroom, ja zeker; maar ze zeggen toch maar: Weet u, waarom de Zoon Gods neerdaalde in onzen lagen staat? Nu, dat is, opdat de mensch op^ istijgen zoude tot Gods hoogen staat. Dat zeide zelfs Athanasius. Om van te huiveren. Heeft die duivel dan nog zooveel invloed ook in de kerki?

Maar weest u niet zoo spoedig verontwaardigd. Vindt u het ook een aanbiddelijk groot mysterie, dat onze Middelaar nu onsterfelijk is geworden? Vindt u het ook het hoogste voor den mensch, dat hij niet meer aan den dood onderworpen is? Vindt u het niet érg, om eeuwig aan God onderworpen te blijven? Kunt u zich daarbij neerleggen, dat eenmaal zelfs onze Middelaar het Koninkrijk weer zal overgeven aan den Vader, en dat daji God alles zal zijn en in allen?

Nu, verder heeft onze Middelaai* het niet gebracht. Hij is in de plaats van een verderfellijk een onverderfelijk mensch geworden. Hij leeft als vleeschgeworden Middelaar nu reeds bijna twee duizend' jaar. Dat is Zijn loon, dat Hij voor Zichzelf en voor Zijn kerk ontvangen heeft op 'Zijn werk in de vernedering. En ik zeg u, dat Jezus Christus over dat loon verrukt is. Hij is er anee uit den angst en uit het gericht wegger nomen. En bij Hem zal zich niet herhalen, wat eenmaal met Eva geschiedde: dat Hij zich aan de verleiding van den duivel zal overgeven, len als Middelaar niet tevreden zal zjjn met Zijn onverderfelijke menschelijke natuur.

Zóó is in Jezus Christus de schepping behouden. Want Hij is gerechtvaardigd in den geest, nadat Hij in het vleesch geleden heeft, en de verzoening van God met ons in Zijn bloed toit stand heeft gebracht. In Jezus Christus is het oude voorbij gegaan: Ziet, Hij is een nieuw schepsel.

En Gód heeft Zijn schepping behouden. Hij heeft haar aan het verderf ontrukt. Zie maar naar Jezus Christus: Hij is de Eerste, Die zeggen kan: Dood, waar is uw prikkel; hel, waar is uw overwinning?


1) Dr S. U. Zuidema heeft indertijd in de Geref. Kerk' te Delft het Woord bediend ter aanvaarding van zijn ambt als „missionair dienaar des Woords". Eenige hoorders van de preek spraken den wensch uit, dat zij zou worden gepubliceerd; Dr Zuidema wilde aan dat verlangen wel voldoen, en zoo wordt, ze hier opgenomen. — Redactie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's