GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE JUISTE VERHOUDINGEN.

Eén dezer dagen kreeg ik in handen het Augustusnummer van het maandblad „Bezinning, Gereformeerd maandblad tot bewaring en bevordering van het Christehjk leven", Ie jaargang No. 7.

In het bgzonder trof mijn aandacht een artikel „Kerkenbouw en zijn primaire eisdhen". Gelukkig staat er in een noot vermeld dat de schrijver Archit. Wijmer „niet rechtstreeks tot onzen kring behoort".

Gezien de inhoud van het artikel komt het mij voor dat dat „niet rechtstreeks" eenigszins zwak is uitgedrukt. Wat wil dat trouwens zeggen „niet rechtstreeks" tot onzen (Gereformeerden) kring te behooren? Hoe behoort men er dan wel bij ? Waarschijnlijk is de redactie niet geheel zeker van haar zaak geweest, gezien de noot, maar toch staat er in diezelfde noot dat het artikel „gaarne" wordt opgenomen zander verder opof aanmerkingen en dan is dit artikel toch wel een eigenaardig phenomeen in een „Maanblad tot bewaring en bevordering van het Christelijk leven".

Uit de eerste anderhalve kolom bhjkt vrij duideüjk de instelling van den schrijver namelijk dat de „exacte gegevens, welke zooveel mogelijk langs zuiver wetenschappehjken weg verkregen worden" het uitgangspimt moeten zijn om te konxen „tot zuivere bouwwerken" en dat „de wetenschap ons steeds meer leert, dat een goede oplossing van de vraagstukken der bouvirwerken een belangrijke rol speelt in de moraal van het maatschappelijk bestel".

Tusschen de andere bouwwerken „neemt de kerkenopbouw als uiting van een geestelijk leven hierin zonder twijfel een zeer bijzondere plaats in".

„Het behoeft dus geen betoog, dat de overheid, die bij den wederopbouw de richtlijnen dient uit te stippelen, zeer gewetensvol te werk moet gaan".

„Dat het de overheid ernst is in dit opzicht zal aan ieder vakman reeds voldoende gebleken zijn". Helaas ja.

Lovensv/aardig noemt de schrijver de activiteit van de „stichting Ratiobouw, die voor de Regeering adviseerend bij de tot st& ndkoming van den toebonistigen kerkenbouw' zal optreden".

Éij eerste lezing, krijgt men onwillekeurig het g^ voel, dat er iets niet klopt. Br wordt roet ftlleplel Ijagrippen gewerkt die niet altijd even duidelijk zijij ep soms vvfordt het woordje „dus" gebruikt wannegp een vraagteeken meer op z'n plaats zou zijn. Duidelijk is wel, , dat de schrijver niet begrepen heeft wai eigenlijk „souvereiniteit in eigen kring" is,

Ik wil hiermee niet zeggen dat de v/etenso}iap eji de bouwkunst zonder eenig verpand log naast elkaar staan. Zeer geker zullen beide sferen op eïkg.ar inwerken en dankbaar zullen de architecten gebruik maken van de resultaten der wetenschap, eii zelfs niet alleen van die der exacte wetenschappen. Maar d^t de wetenschap bepalen zal wat uitgangspunt moet zijn voor de architectuur in het algemeen en kerkbouy? in het bijzonder is niet te aanvaarden.

Wanneer de moderne techniek, dank zij de wetenschap, nieuwe constnictiemogelijkheden geeft mogen we deze niet negeeren, maar de toepassing van deze constructies zullen toch nooit primair den bouwvorm mogen bepalen, al zal ze er invloed op uitoefenen. Omgekeerd echter zal de eiseh die het karakter van het gebouw stelt de toegepaste constructie bepalen en beïnvloeden. Gelukkig zijn in de moderne techniek deze variaties ook mogelijk.

Zoo zal ook de absoluut acoustisohe ruimte niet bepalend mogen zijn voor het bouwwerk. Dat mag alleen wanneer de te bouwen ruimte uitsluitend en .alleen bestemd is om te hooren, bijvoorbeeld voor wetenschappelijke proefnemingen.

Voor alle andere bouvirwerken zal de aeoustisehe vorm zich moeten aanpassen aan de primaire eischen welke voortvloeien uit de structuur van het bouvnverk en deze vinden we voor het kerkgebouw door een antwoord te geven op de vraag: Wat is eigenhjk een kerkgebouw? Hierop geeft de • schrijver een antwoord waarop ik straks terugkom.

Natuurlijk zullen bij een juiste behandeling de technische, sociale, economische, religieuse en andere eischen nooit met elkaar in conflict kunnen komen. Ook zullen de moderne constructies de stijlvorming beïnvloeden. V/at de overheids bemoeiing betreft - in deze kan ik kort zijn. Daarover schreef ik al eens in verband met de „Architectenkeuze". Wat is de Haak van de overheid bij den wederopbouw? Zeker niet, wat zij er nu van maakt. Dat de overheid een taak heeft zal ik niet tegenspreken, maar deze zal zich moeten beperken tot de dingen die het publieke recht, de openbare orde en het algemeen welzijn aangaan. Ik VITU nu niet spreken over goede maatregelen inzake de volksgezondheid, de volkshuisvesting en de schoonheid van het stadsbeeld. Ook kan het noodig zijn in verband met noodtoestanden, dat de overheid tijdelijk ingrijpt in bouvrtechnische aangelegenheden. Maar waar haalt ze als overheid de competentie vandaan om richtlijnen uit te stippelen voor den toekomstigen kerkbouw, zelfs al heeft ze de beschikking over daartoe bekwame personen? Evengoed zou men een werkgevers-organisatie zich kunnen laten uitspreken over het kookboek dat in het gezin gebruikt moet worden.

Waar blijven dan de souvereine kringen ? We moeten nooit vergeten da, t de „souvereiniteit in eigen kring" GoddeUjke scheppingsorde is en dat de structuurwetten der verschillende verbanden en dingen Goddelijke wetten zijn.

Als architect W. dan komt tot de eigenlijke zaak dan begint hij met op te merken: „Eenvoudig gesteld wil een kerkgebouw niets anders zijn dan Gods huis, waarin Gods Woord wordt gepredikt". Dat Woord moeten de toehoorders kunnen verstaan en dan komt de eigenüjke conclusie: „Het spreekt vanzelf, dat voor het te stichten bouwwerk dus de verstaanbaarheid physisch alleen van belang is en dus primair" en even verder, „De goede verstaanbaarheid zou ik voor het bouwwerk primair vdllen stellen, en willen rangschikken onder de sociale vervulling van het vraagstuk van den kerkenbouw". Over het algemeen kwam er tot nu toe van de „goede verstaanbaarheid" weinig terecht vooral ook omdat de wetenschap „geen volstrekte zekerheid bood voor een absolute waarborg voor de oplossing van dit moeilijke probleem".

Ik ben trouwens zoo vrij om ook nu nog aan die absolute waarborg te twijfelen.

De even belangrijke aesthetische en liturgische eischen stelt de heer W. secondair evenals de warmtetechnische eischen.

Aan de schoonheid van het gebouw kent hij groote waarde toe, maar deze zal zich moeten aanpassen „aan de uitgangsvormen, welke door den primairen e i s c h van den kerkenbouw, n.l. de goede verstaanbaarheid van het gepredikte Godswoord zullen ontstaan".

Op die wijze dunkt het den schrijver mogelijk om met moderne middelen Godshuizen te bouwen van cultureele beteekenis voor ons nageslacht.

„Het karakter, dat een dergelijk bouwwerk zal krijgen, zal een geheel andere vormentaal spreken en in geen enkel opzicht iets gemeen hebben met de vormenspraak, waarvan we ons zoo moeilijk kunnen losmaken".

Al heeft de schrijver begrip voor de heerschende gedachten van 'hen die door de traditie aan het verleden zijn gebonden toch zullen ze daarvan los moeten.

De kerken van nu moeten een product zQn van hun

^•d, sterk afwijkend „vaa de hierover heerschende begrippen".

Nu er tengevolge van den oorlog veel nieuwe kerken zullen moeten worden gebouwd „wil het mij (den heer Wijmer) voorkomen, dat hier voor de overheid en de met den kerkenbouw belaste architecten een taak is weggelegd, door de voortschrijdende ontwikkeling op technisch wetenschappehjk acoustisch gebied bij den kerkenbouw te stimuleeren en te mtroduceeren".

Gezien de kerkenbouw der laatste eeuw, waaruit een geesteüjke armoe spreekt is een nieuwe architectuur zeer gewettigd.

„Zoo goed als de middeleeuwers zich als primairen eisch ten doel stelden, het ten hemel strevende uit te drukken zoo goed zal het den hedendaagschen kunstenaar mogehjk zijn de goede verstEianbaarheid als primairen eisch te stellen en de daarbij noodzakelïlke vormen in schoone beelding te verwezenlijken".

Deze kerken zullen volgens schrijver de waardigheid niet behoeven te missen. In dat verband wijst hij op de concertzaal van Architect Eriksson in Gotenborg.

„Zoo als de kerk een tempel van God is, zoo is Erilisson's concertzaal een tempel der schoone muziek".

Deze primaire eisch, de acoustische eisch is „het wezen van het ontwerp" evenals de aërodynamica de vormgeving van het vliegtuig bepalen.

Doet men het niet zoo als de heer W. het hier ziet dan zal men er nooit in slagen een kerk te stichten van cultureele beteekenis. Daarvoor is noodig dat de architecten zich los maken van het oude en zich een „wetenschap" eigen moeten maken „welke noodzakelijk is om tot het heiUge doel van den waarachtigen

kerkenbouw van onzen tijd te geraken". Ik meen zoo wel ongeveer in korte trekken de bedoeling van den heer Wijmer te hebben weergegeven. Het valt soms niet mee om steeds den weg te vinden in den eenigszins verwarden stijl en de w^jze waarop allerlei begrippen worden dooreen gegooid en aaneengekoppeld.

De definitie van de kerk is zwak en zeer zeker onvolledig.

Dat een kerk „Godshuis" is in den zin van „tempel Gods" is toch zeker onjuist, al komen deze benamingen in het spraakgebruik veel voor. De naam „tempel Gods" is zeer gevaarUjk vooral wanneer hij gebruikt wordt door iemand die zich op wetenschappelijke basis wil stellen. Van zoo iemand mogen we toch een critische woordenkeus verwachten. Wanneer dan bovendien nog wordt gesproken van een „tempel der schoone muziek" dan wordt de zaak nog bedenkelijker. Elen tempel is namelijk een heilig gebouw, afgescheiden van het profane. Zoo zal de aclirijjver het wellicht niet bedoeld hebben, maar het is wel in de Ujn van den modernen mensch om tempels te bouwen waarin de tegenstelling profaan-heilig tot uitdrukking komt in de tegenstelling natuur-vrijheid. Wij bouwen geen tempels meer.

Toch heeft deze onjuiste definitie den schrijver parten gespeeld want bij een juiste definitie zou hij er nooit toe gekomen zijn de verstaanbaarheid primair te stellen, In dit primair stellen komt tot uitdrukking het in wezen primair stellen van de mathematische wetenschap waardoor de kerk eigenlijk wordt een tempel der wetenschap ondanks het feit dat Gods naam er bij genoemd wordt.

Maar in werkeUjkheid is een kerkgebouw een ge- Jbouw waarin de gemeente van Christus vergadert in de gemeenschap der heiligen tot het houden van haar eeredienst, dat is in geloofsgemeenschap en dat is bepalend voor het kerkgebouw.

De structuur van het kerkgebouw is gequalificeerd door de leidende functie, dat is de geloofsfunctie.

In de allereerste plaats moet in het gebouw alles hierop gericht zijn. Het moet de vergaderplaats zijn van de genleente van Christus en in de vormgeving, • de styleering, de beweging, het rythme moet dit tot uiting komen. Door dezen primairen eisch wordt de uitgangsvorm bepaald en dan niet in den zin, dat de acoustische moeilijklieden dan ook nog zoo goed mogehjk worden opgelost. Dan moet of zal ook met deze acoustische eischen rekening gehouden moeten worden evenals met sociale, economische, aesthetische en andere eischen. De acoustische moeilijkheden komen trouwens in den regel dan pas, v/anneer men veel te groote kerken gaat bouwen. Bij kerken, met 600 zitplaatsen (grooter moeten ze eigenlijk niet zijn) is de goede verstaanbaarheid meestal geen probleem.

Zeker bepaalt de aërodynamica den vorm van het vliegtuig maar dat is ook het essentieele van het vliegtuig, dat het een vlieg-machine is en de kerk is geen acoustische machine.

De architect componeert een kerkgebouw en werkt met alle gegevens tegelijk, technisch, economisch, aesthetisch enz. Maar steeds bsheerSBht door de leidende 'gedachte, dat de gemeenschap der heiligen ook door het gebouw moet worden uitgedrukt en gestimuleerd.

Dan bhjft er ook plaats voor de traditie in het raam der cultuurontwikkeling zonder tot revolutionaire architectuur te komen. Nu is het de eeuw van de wetenschap, van het physisch mathematisch denken, zoo meent men, en voor die nieuwe godheid moet alles wijken. De historie, de traditie heeft geen waarde meer. Zoo gaat het vaak met het nieuwe. Waimeer men de juiste verhoudingen niet meer ziet, wanneer men de evolutie in de cultuurontwikkeling niet meer ziet. gaat men verabsoluteeren en dan ziet men Christus niet meer.

(ïewapend beton is ook al het absolute bouwmateriaal geweest, maar men komt er wel van terug want afgoden stellen altijd teleur.

Ik geloof graag, dat de heer Wijmer deze consequenties niet zal willen aanvaarden, maar toch zijn de consequenties van zijn betoog, dat dus de goede ontwikkeling van den kerkbouw in gevaar brengt, doordat de individualiteitsstructuur van het kerkgebouw niet juist wordt gegeven en der souvereiniteit in eigen kring geen recht-wordt gedaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

VAKWETENSCHAP EN PRAKTIJK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's