GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS TE ZEGGEN ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS TE ZEGGEN ?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De meeste menschen beschouwen de schilderkimst als een nabootsing van de werkelijkheid.

Meer verlichte geesten zeggen, dat de kunstenaar de werkelijkheid herschept en spreken dan van „herschapen werkelijkheid" — projecteeren van innerlijke aandoeningen in een visueelen vorm — en meer van die diepzinnigheden.

Zullen we echter gaan debatteeren over wat „werkelijkheid" of „herschapen werkelijkheid" is, dan zijn we nog niet direct klaar, dan raken we filosofische problemen, die wij niet vermogen op te lossen.

De kunsthistorie is er om te bewijzen, dat niet alleen in lederen tijd de „werkelijkheid" voor den kunstenaar weer anders was, maar bovendien ook nog voor lederen kunstenaar persoonlijk weer anders.

Nu zult ge natuurlijk zeggen: „Dat weten we wel, maar een mensch was dan toch maar een mensch, een boom een boom en een stoel een stoel".

Waarmee ge zooveel zeggen wilt, dat ge u tevreden stelt met een zekere „variatiebreedte". Buiten die variatiebreedte begint het u al te dol te worden, dan denkt ge aan schilderijen van Picasso, Mondriaan en dergelijke uitingen; daarmede zijn we echter weer bij ons uitgangspunt teruggekeerd: , , Wat is werkelijkheid en waar zijn haar grenzen"?

Tal van filosofen in alle eeuwen hebben getracht daar een antwoord op te geven. Zij hebben soms tal van voorschriften geformuleerd, een aesth, etica, waaraan h.i. de kunstenaars moeten voldoen. Zelfs kunstenaars hebben daaraan meegedaan en niet zelden in lijvige boekwerken omschreven, wat opgave en doel van de schilderkunst is, soms zeer scherpzinnig en blijk gevend van buitengewone geleerdheid.

Het overgroote deel van de kunstenaars, waaronder de allergrootsten, hadden geen lor verstand van filosofie. Zij schilderden voor 't lieve vaderland weg en lapten-alle voorschriften aan hun laars.

De filosofen en aesthetici hadden steeds het nakijken en begonnen dan min of meer verbluft opnieuw te formuleeren.

Inplaats van den kunstenaar iets voor te schrijven, is het beter dat wij vragen, wat hij ons te zeggen heeft.

Nu kan dat op allerlei manieren.

We kunnen ons voor een schilderij plaatsen, b.v. een schuttersstuk van Frans HaJs, en ons pijnigen met de vraag, wie daar nu allemaal op staan. We kimnen stoffige archieven doorsnuffelen en onomstootelijk bewijzen, dat die en die er op staan.

We kunnen een half leesbare handteekening bestudeeren op een schilderij en door allerlei scherpzinnigheden, als factuur, kwaliteit van doek of paneel, details van de voorstelling etc, bewijzen, dat het een Jan Steen is. Geluk er mee!

We kimnen met veel geduld en kosten een geschiedenis schrijven van „De ontwikkeling der chirurgie in de schilderkimst".

Prachtig! Maar ge begrijpt wel, dat iedere werkelijke ontroering, ieder kunstgevoel en kunstgenot bij al die werkzaamheden verre kan zijn. Er is dan ook 'veel geschrijf over schilderkunst, dat ons koud laat en ons inzicht en aanvoelen van kunst niet in het minst verdiept.

Had de schilder kunnen „schrijven" wat hij voelde en wat hem bewoog, dan had hij het niet „geschilderd" !

We kunnen nóg zoo scherpzinnig ontleden, nóg zoo intelligent ontwarren, we kimnen nooit tot de kern doordringen, het blijft om-schrijven.

Niettemin hoopt de schrijver van deze artikelen, dat

zijn opmerkingen verheldereïid zullen werken en mogen bijdragen tot een beter verstaan van Sen kunstenaar.

Het is begrijpelijkerwijze niet mogelijk om ook maar ten naaste bij een overzicht te geven van de schilderkunst door alle eeuwen.

We zullen hier en daar een greep moeten doen.

We ^zullen vermijden veel namen te noemen; dat heeft geen zin, omdat we hier geen reproducties kunnen geven.

We moeten speculeeren op het gevoel voor kunst, dat ieder mensch krachtens zijn afkomst bezit. We zijn het evenbeeld Gods en onze scheppende kracht is een afspiegeling van de scheppende kracht Gods! We zijn eigenlijk allemaal kunstenaar van nature! Nu staan wij geboekt als kunstvijandigen. Wij zijn zoo schraal en verdogmatiseerd, zoo star, zoo enfin, u kent al die onvriendelijkheden.

We hebben den beeldenstorm op onzen naam staan en een formidabel aantal leelijke kerken.

Nu is er in de vorige eeuw en ook in de onze een ontstellend aantal kunstschatten in den vorm van oude gebouwen, kerken enz. gesloopt, waar wij nu eens heelemaal geen hand in hadden.

Onze leelijke kerken hebben we gemeen met alle andere gezindten, die in denzelfden tijd bouwden en ze onderscheiden zich in leelijkheid niet van tal van publieke en particuliere gebouwen, in denzelfden tijd gezet, ja, onderscheiden zich dikwijls nog gimstig door hun niets pretendeeren de leelijkheid van tal van groote gebouwen in ons land, die schier onverwoestbaar en machtig getuigen van scheppend onvermogen.

Alleen een diepgaand vergelijkend onderzoek zou uit kunnen maken of wij minder tentoonstellingen en musea bezoeken dan andere bevolkingsgroepen. Alleen een breed vergelijkend onderzoek bij particulieren zou uit kunnen maken of in onze huizen meer ongevoeligheid voor kunstuitingen gevonden worden dan elders.

Hoogstens zouden wij misschien ^ kunnen spreken van een gunstige uitzondering in zooverre het litteraire kunstvoortbrengselen betreft.

Een andere geaardheid, in zooverre het accent verlegd wordt naar een litterair waardeeren van beeldende-, vooral schilderkunst. Een waardeering, die zich hierin uit, dat men graag een schilderij inventariseert, het anecdotische erin opspoort, er graag bij mijmert, er verhaaltjes bij schrijft, die niet de kern van de schilderkunstige problemen raken.

Wij hebben geen periodieken, waarin hedendaagsche kunstuitingen of de kunst van voorbije eeuwen besproken worden, maar dat heeft niet als oorzaak een niet willen öi niet kunnen. Het is meer een gevolg van beperktheid van lezerskring, iets waaronder ook onze litteraire periodieken lijden.

Hoe het ook zij, in positief Christelijke tijdschriften treft men slechts sporadisch artikelen over beeldende kunst aan. Men mag dan al eens reproducties opnemen naar werken van Rembrandt en er diepzinnig bij mediteeren, de eigenlijke problemen der schilderkunst beroert men zelden.

Van een dragen en steunen van onze Christelijke kunstenaars door de Christelijke pers is niets te bespeuren. Nu zou dat, juist door jie in verhouding kleine lezerskring zijn eigenaardige bezwaren hebben, waar wij nog op terug zullen komen, als wij de plaats van den Christenkunstenaar in onze engere gemeenschap bespreken.

Wij zouden alleen dit vast willen stellen, dat in vergelijking met andere groepen van een bewust negeeren of onverschilligheid voor beeldende kunst in het algemeen van onze zijde geen sprake is.

Er is wel een opvallend onderscheid met het naar buiten treden van onze letterkundigen, dat is een organisatorische kwestie.

Het zou interessant zijn om met voorbeelden aan te toonen, hoe er bij onze Christelijke auteurs dezelfde verwarde voorstellingen omtrent het wezen der beeldende kunst bestaan als bij niet Christelijke auteurs.

Hoe vaak spelen schilderijen, in bepaalde uitingen van beeldende kunst een rol in korte verhalen, in romans.

De vooroordeelen tegen moderne kunstuitingen of kunstuitingen van voorbije eeuwen zijn bij vertegenwoordigers van alle gezindten en bevolkingsgroepen gelijk.

Dat men van de zijde der tegenstanders wel eens het hebben van meer begrip voor alle cultuuruitingen, of, wat ons hier het meest interesseert, de beeldende kunst wil toeëigenen, is zuiver een verhoudingskwestie. Zeer zeker niet een kwestie van godsdienstigen aard. Waarmede niet gezegd wil zijn, dat deze niet een rol speelt. Wel degelijk kunnen bepaalde kunstuitingen vanuit principieel Christelijk oogpunt veroordeeld worden. Daarbij behoeft het niet altijd te gaan om dat', wat voorgesteld is, maar om de wereldaanschouwing van den kunstenaar, die'zich heusch niet in een anti-godsdienstige of zedenkwetsende voorstelling behoeft te uiten.

Aanvallen doet men gewoonlijk vanuit een veste, waarin men zich veilig waant. Vanuit een standpunt, dat men niet altijd veroverd heeft, maar dat heel simpel er is, als gevolg van talrijke factoren, die men liefkoost als onveranderlijke dogma's. Die men soms log omhangt met het waas van zijn Christelijke overtuiging.

Nu is het gevaar van verstarring, van vasthouden aan bepaalde bereikte waarden ook weer niet specifiek Christelijk. Als wij dan ook in een volgend artikel trachten aan te toonen van welk standpunt uit de hedendaagsehe kimstuitingen veroordeeld worden, dan behoeft niemand dat als een persoonlijke aanval op de lezers van „De Reformatie" te zien, integendeel! ledere Nederlander is met bepaalde vooroordeelen behept, met een bepaalde beschouwingswijze geïnfecteerd, die hij zich persoonlijk niet bewust is.

Het zal goed zijn, daar even bij stil te staan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

WAT HEEFT DE SCHILDERKUNST ONS TE ZEGGEN ?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 30 augustus 1947

De Reformatie | 8 Pagina's