GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

dOORBRaaK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

dOORBRaaK.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: rees God, en houd Zijne geboden; want dit-betaamt allen menschen. Pred. 12 : 13.

Doorbraak is een modewoord van den na-oorlogsohen tijd. Er wordt mee bedoeld de doorbreking en opheffing van de tegenstelling tussdhen rechtsch en ünksch, die in het voor-oorlogsche politieke leven zulk een belangrijke functie vervulde. De antithese, het principieel tegenover elkaar staan van geloof en ongeloof, moet verdwijnen. En daarme& moet ook verdwijnen de splitsing van het Nederlandsehe volk in verschillende partijen, die elkaar ten bloede toe bestrijden. Want de groepeering in verschillende partijen komt, althans voor een groot deel, uit de gedachte van de antithese voort.

De doorbraakgedachte wordt vanuit tweeërlei gezichtspunt verdedigd. Het eerste is het nationalistische, het tweede het dialectische.

Het nationalisme erkent in het nationale en politieke leven geen invloed van godsdienstige beginselen. Hoezeer er ook ten aanzien van godsdienst en kerk verschil van opvatting bestaat onder de menschen, dit verschil mag niet doorwerken in het nationale en politieke leven. Het staatkundige is een eigen levenskring, waarin wij als burgers van éénzelfden staat geHjkelijk zijn opgenomen, en waarin we allen tesamen één gemeenschap vormen. Dus hebben we allen tesamen te zoeken het belang van land en volk, en ons inzicht in wat waarlijk dat belang is mag niet bepaald worden door godsdienstige opvattingen. We kunnen daarin heel wel allen één van gevoelen zijn, omdat we inmiers allen burgers zijn van denzelfden staat. Hoogstens kan er eenig onderscheid bestaan in nuance, of een verschil ili opvatting aangaande het tempo waarin de maatregelen, die in het belang van land en volk geacht worden, getroffen moeten worden, maar over de feitehjke maatregelen zelf behoeft geen verschil van meening te bestaan. , ,

Dan gaan dus de partijen verdwijnen. Het volk behoeft dan iiiet meer verdeeld te zijn jn pa r t e n, ih deelen, in p a r t ij e n, we praten niet meer over het christelijk volks deel en het niet-christelijk volksd e e 1, we praten alleen maar over het volk, dat een

groote gemeenschap, een groote eenheid vormt, waarin allen geleid en gestuwd worden door eenzelfde ideaal.

Willen sommige burgers voorts godsdienstig en kerkelijk zijn, dan moeten zij dat zelf weten. Maar dat zal hen binnen het kader van de menschelflke samenleving, dus ook binnen het kader van den staat, niet leiden tot andere idealen en andere opvattingen.

Willen zij de algemeene idealen fundeeren in hun christelijke levensopvatting, dan bestaat ook daartegen geen bezwaar. Doch zij op hun beurt moeten accepteeren dat een ander diezelfde idealen fundeert in een andere levensovertuiging. In de idealen zelf mag geen verschil bestaan en behoeft ook geen verschil te bestaan. Het kan eigenlijk ook niet, want allen moeten gedreven worden door het belang van land en volk.

Is er toch verschil van inzicht in dat belang, dan komt dat hiervandaan, dat er menschen zijn, die het algemeene belang laten bepalen door hun groepsbelang, hun partijbelang. Die menschen zoeken dus niet in waarheid het algemeen belang. Zij zijn partijmenschen, die hun particulier groepsinzicht willen opleggen aan allen. En dat verwijt wordt natuurlijk speciaal gericht tegen hen, die ook in het staatkundige leven zich willen laten leiden door het Woord Gods, door het g^oof. Politiek, gegrond op Gods Woord, is geen algemeene politiek, maar is partijpolitiek. Het woord partij wordt hier dan gebezigd, niet eenvoudig in den zin van organisatie of iets dergelijks, maar met de bijgedachte van partijschap en partijdigheid.

Deze verdediging van-de doorbraakgedachte noem ik nationalistisch, omdat zij het nationale verabsoluteert, dat losmakend uit dte eenheid van het leven. Een andere verdediging van de doorbraakgedachte noem ik dialectisch, omdat zij komt uit den hoek der dialectische theologie.

De dialectische theologie zouden we in de Nederlandsche taal kunnen noemen: de gesprekstheologie, want een dialect is een omgangstaal en een dialoog is een gesprek.

Volgens haar kunnen we, willen we waarlijk geloovig over de dingen spreken, nooit volstaan met één woord, er moet altijd een wederwoord bij komen. Het „ja" behoeft altijd de aanvulling van het „neen", en het „neen", roept altijd om het complement van „ja".

Zoo kunnen we zeggen: de Bijbel is het Woord Gods, maar deze Uitspraak is niet volledig, daar behoort noodzakelijkerwijs bij: de Bijbel is niet het Woord Gods.

De Bijbel is niet het Woord Gods, inzooverre we nooit over het Woord Gods kunnen Ijeschikken, het Woord Gods nooit op bedrukte vellen in onzen binnenzak met ons mee kunnen dragen. Want God is in den hemel en wij zijn op de aarde. God, de verhevene, de souverein, stelt Zijn openbaring niet ter beschikking van nietige, zondige menschen. Daarvoor is de afstand veel te groot. God is ook veel te hoog en te heilig, dan dat Hij Zijn Woord zou neerleggen in een gedrukt boek, nog wel door menschen geschreven.

Aan den anderen kant is het echter zoo, dat we den Bijbel wel het Woord Gods kunnen noemen, inzooverre God van den Bijbel gebruik maakt om als het ware het bij blikseminslag Zich aan ons kenbaar te maken. De Bijbel is het Woord Gods in vernedering, in dienstknechtsgestalte.

Vanwege deze zelfde dialectiek is er ook-gelijktijdig een „ja" en een „neen" ten aanzien van de menschen. Wij kunnen nooit een scheidiag maken tusschen de menschen als tusschen schapen en bokken. Groepeering van de Schapen hier en van de bokken daar is onmogehjk. Alle menschen kunnen schaap en bok tegelijk zijn. Er is niet een blijvehdè goedgunstigheid Gods over een bepaalde groep van menschen, dé uitverkorenen, en een blijvende toom over d© rest, de verworpenen, twee groepen concreet en tastbaar aanwezig en aan te wijzen hier op aarde. Wij liggen allen geUjkelijk onder Gods gericht als verworpenen, maar wannllr het God in Zijn souvereine vrijmacht behaagt met den blikseminslag Zijner openbaring tot mij te komen, dan ben ik op dat moment van den bUkseminslag «en verkorene. Dat blijf ik echter niet. Er is geen rechte 1 ij n van uitverkorenheid, van uitverkoren-zijn en - blijven in het leven vaJi eenig mensch..

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

dOORBRaaK.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's