GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De nieuwe Bijbelvertaling (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe Bijbelvertaling (III)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKELIJK tEVEN

(ENIGE VOORLOPIGE OPMERKINGEN).

Naast de moeilijkheid, die ik de vorige maal onder a) noemde, en zelfs in aansluiting daaraan, moet men, terwille van een billijke beoordeling van ' het werk der commissie, er voorts ook rekening mee houden, dat de afstand tussen het Hebreeuws en het Nederlands vele malen groter is dan b.v. tussen het Engels en onze taal. Het Engels is, hoezeer onderscheiden van de taal, die wij spreken, toch evenals de onze een m o d e r n e en een westerse taal.

Maar in hef Hebreeuws hebben we te maken (ik spreek nu niet over het moderne Hebreeuws, maar alleen over de taal van de bijbel) met een oosterse taal, en dan nog één uit lang vervlogen e e u w en. Beide, in ruimte en tijd, ligt er dus een geweldige afstand. Heel de structuur van het leven was toen anders, politiek, sociaal, religieus, en noem maar op. De Israëliet heeft met de omliggende volken uit die tijd voorts een eigenaardige geestelijk-psychische structuur gemeen, die volkomen anders is dan die van de moderne westerse mens. En dat verschil weerspiegelt zich ook in de taal. Ook de denkvormen en heel de begripswereld zijn radicaal anders dan de huidige. Welk een moeilijkheden dat met zich meebrengt bij de vertaling, moge weer uit enkele voorbeelden blijken.

We komen in het O.T. telkens titels tegen, zoals ze gedragen werden door allerlei functionarissen, die toen optraden in het publieke leven. We lezen van koningen, van rechters etc. En we kunnen die termen dan ook best in de vertaling gebruiken. De toenmalige koning had een heel andere positie dan die van tegenwoordig. Maar al was de inrichting van het koningschap anders, beide werelden vertonen toch inzover weer gemeenschap, dat ze een opperste gezagsdrager kennen. Daarom zal men in de vertaling in zulke gevallen ook de titel moeten nemen van de figuur, die het meest een overeenkomstige figuur van toen benadert.

Toch zijn er gevallen, waarin we moeten zeggen: we hebben geen overeenkomstige titel. Hoe moet het dan?

B.v. Deut. 16 : 18: „Rechters en ambtlieden zult gij u stellen" (St. Vert.). N.B.G. heeft daarvoor: „Rechters en opzieners zult gij u aanstellen". Ik waardeer de poging om de bedoelde functionaris ook in de vertaling een bepaalde titel te doen' toekomen. Toch vraag ik me ^af, of deze poging hier geslaagd mag heten. Want deze vertaling bereikt het kerkpubliek; en dat denkt nu eenmaal, gezien de ontwikkeling van het kerkelijk spraakgebruik, bij , , opziener" aan een ouderling. Nu geloof ik niet, dat Mozes hier de instelling van het ambt van ouderling aan de Oudtestamentische gemeente beveelt. Deze vertaling werkt verwarrend, omdat het woord „opziener" allang wordt gebruikt voor ambtsdragers uit het huidige kerkelijke leven, wier taak een heel andere is dan die, waarover Deut. 16 spreekt.

Daarbij komt nog iets. Het Hebreeuws heeft hier „sjoter". Afgezien nu van de kwestie van etymologie (betekent het woord in eerster instantie , , schrijven" of „ordenen"? ) hebben de hier bedoelde functionarissen allerlei opdrachten en verantwoordelijkheden. Ze traden op bij de mobilisatie van het leger; soms doen ze dienst als opzichters; toen ik onlangs eens de verschillende functies naging, kwam ik de volgende benamingen tegen: klerken, politieagenten, notarissen, bestuursambtenaren, registratoren, opzichters. En al

die benamingen zullen wel een kern van waarheid bevatten, omdat naar liet mij voorkomt, ze al dergelijke functies in zich verenigden. Maar die veelheid van functies wordt niet uitgedrukt door de vertaling „opzieners".

En om die beide redenen vraag ik me af, of de St. Vert, met „ambtlieden" niet dichter bij de waarheid was. „Ambtlieden" is vager en algemener dan „opzieners". Maar juist waar de functie van deze mensen zo vaag en onbestemd is, meen ik, dat hier „b e - ambten" veel beter is dan „opzieners". Men kan zeggen: „beambte" is zo algemeen, je kunt dan nog aan allerlei functies denken. Maar blijkens het spraakgebruik móet je ook aan allerlei uiteenlopende taken denken; en dus zou „beambte" juist vanwege de onbepaaldheid m.i. hier het best passen.

Deze moeilijkheid wordt nu nog weer vele malen groter bij een groot aantal termen, die onze taal wel heeft, maar wier inhoud bij ons veelal volkomen anders is dan in het Hebreeuws. Het betreft hier vaak de woorden, die behoren tot de specifieke, ik zou bijna zeggen: de „theologische" woordenschat van de bijbel. Ik denk hier aan termen als .„gerechtigheid", , , heiligheid", „recht", „goedertierenheid" etc. Je kunt bijna geen bladzijde in de bijbel lezen, of je ontmoet deze termen. We zouden hier niet voor zo grote moeilijkheden staan, als de denkwereld van de Israëlieten dezelfde was als die van ons. Maar hier gaapt toch bijna een kloof.* Onze begrippen zijn, indien al niet zuiver grieks, toch in sterke mate door het griekse denken beïnvloed. En dat brengt met zich mee, dat wij aan al die termen zonder het te weten, zomaar een griekse inhoud geven, waardoor we toch in werkelijkheid van de bijbel vervreemd raken.

Voor deze moeilijkheid stond men al heel vroeg. Toen men voor het eerst het Oude Testament ging vertalen in het Grieks (de z.g. Septuaginta), kreeg men er al mee te maken. Men moest griekse woorden zoeken voor hebreeuwse begrippen. En daaraan is het te danken, dat termen als „gerechtigheid", „waarheid" enz. enz. in de griekse taal toch zakelijk een heel andere inhoud hebben dan in de spreektaal van die tijd. Maar bezwaarlijk is die methode toch ongetwijfeld. Want ongemerkt draagt men zo een griekse gedachtenwereld in de bijbel in. Het is niet te berekenen, hoeveel scha er op die wijze al is aangericht. Leest men Paulus, dan bemerkt men telkens uit het hele verband, dat allerlei termen bij hem hun eigen israëlietische waarde hebben. Maar in de jonge christelijke kerk zie je gedurig het griekse denken via die termen veld winnen; en we zitten vandaag in de theologie nog met de gevolgen van dat proces.

In het griekse denken ziet men, om maar één voorbeeld te noemen, „gerechtigheid" en „barmhartigheid" als tegenstellingen. De terugslag van die denkvorm vindt men b.v. nog in de formulering van Zondag 4. Maar het israëlietische denken kan die twee nimmer als tegenstellingen zien; voor Israël zijn dit twee verwante begrippen; en soms zelfs synoniemen. In een bepaald verband kan de Israëliet spreken van „gerechtigheid", en dan zakelijk bedoelen wat wij vandaag onder „barmhartigheid" verstaan.

Nu kan ik me begrijpen, dat men die termen niet heeft losgelaten. Ik zie er zelf ook geen kans toe. Men kan Paulus niet verstaan, zonder uit het Oude Testament vertrouwd te zijn met een term als b.v. , , gerechtigheid". Maar wil men Paulus wérkelijk verstaan, dan moet men toch weten, wat het Oude Testament onder „gerechtigheid" verstaat; weten, dat dat iets totaal anders is dan wat wij onwillekeurig daarin horen. Daarom komt de vraag bij mij gedurig weer op, of we toch niet een vertaling moeten hebben met zeer korte kanttekeningen.

Maar weer een voorbeeld: 1 Sam. 12 : 7.

De St. Vert, heeft daar: „En nu, stelt u hier, dat ik met ulieden rechte, voor het aangezicht des HEEREN, over al de gerechtigheden des H E E R E N, die Hij aan u en uw vaderen gedaan heeft".

N.B.G. heeft: „Nu dan, stelt u op, opdat ik a 1 s r i c h t e r u, voor het aangezicht des HEREN, voorhoud, alle rechtvaardige daden, die de HERE voor u en uw vaderen gedaan heeft".

Door spatiëringen heb ik laten uitkomen de belangrijkste verschillen. „Met u rechten over" is vervangen door „als richter u voorhouden". Ik geloof, dat dat een vooruitgang is. Alleen blijft de eenvoudige, maar nadenkende bijbellezer zitten met de vraag: wat betekent dat „als richter" in dit verband? Zou het nu toch niet wensehjk zijn, om in zo'n geval op de rand een korte notitie te plaatsen, die opheldering biedt? Geen lang verhaal natuurlijk. Ze moeten bij de bijbellezing aan tafel zonder moeite kunnen worden ingelast.

Ook de wijziging van „gerechtigheden" in „rechtvaardige daden" acht ik een vooruitgang, omdat nu zonder meer duidelijk is, dat de Israëliet bij dergelijke termen niet in onze trant denkt aan een bepaalde g e- zindheid, doch aan concrete openbaringen van die gezindheid.

Ongetwijfeld heeft elke bijbellezer zo een bepaalde voorstelling als hij hier het woord „rechtvaardig" tegenkomt. Maar tien tegen één, dat die voorstelling verkeerd is. Moest in gevallen als deze niet worden duidelijk gemaakt door een heel korte notitie, dat de bijbel met „rechtvaardige daden" bedoelt daden van verlossing, die rechtvaardig heten omdat ze gedaan worden overeenkomstig de gedane beloften, zodat ze (Jus spreken en getuigen van de trouw des Heren?

Soortgelijke opmerkingen lieten zich maken bij „heiligheid" en al de andere woorden, die ik straks noemde. Ik bedoel dit niet als een bezwaar tegen deze vertaling, want ik zie zelf ook geen kans om ze anders weer te geven. Maar ik wil er alleen mee zeggen, dat de meest moderne vertaling op het punt van duidelijkheid tekort zal blijven schieten, als ze niet gebruik inaakt van korte kanttekeningen. De Statenvertaling, die toen een hypermoderne weergave was, heeft ook de noodzaak van aantekeningen gevoeld, en m.i. terecht. Iets dergelijks hebben we ook vandaag nodig. Ik geloof niet, dat we de „Kanttekeningen" van de 16e^.eeuw vandaag zonder meer moeten overnemen: er staat heel veel verdienstelijks in, maar toch heb ik meermalen ook overwegende bezwaren; we behoeven ook deze traditie niet te canoniseren. En in ieder geval vind ik die aantekeningen van toen te talrijk en te breed. Maar het principe, dat erachter zat, erken ik ten volle als juist. Een vertaling-zonder-meer zal bij de geschetste stand van .zaken er nooit aan ontkomen, om verkeerde voorstellingen te wekken. En we dienen ernaar te staan, dat bij de Schrift dat voorkomen wordt.

Daarmee is niet ontkend, dat de commissie soms erin geslaagd is om typisch hebreeuwse woorden door 'n goed-nederlandse term weer te geven. B.v. in 1 S a m. 8 : 11, waar gesproken wordt van de m i s j p a t des konings; men kan dit woord vertalen door „recht", doch dat zou hier misverstand wekken, omdat gedoeld wordt niet op de rechten, die de koning wettig bezit, maar op de gewoonten, die hij zal volgen. Terecht is hier dan ook vertaald: het „optreden" van de koning, want het gaat hier over zijn „manieren".

Maar af en toe zet ik ook wel eens een vraagteken, b.v. G e n. 1 8 : 3. St. Vert, heeft daar (vgl. het eerste artikel ^) over „natan chen" in verband met Jac. 4): , , heb ik nu genade gevonden in Uwe o o g e n". N.B.G. komt met: „indien ik uw genegenheid g e w o n n e n he b". Ik betwijfel, of dat wel een verbetering is. Ik geloof, dat de kleur van „genegenheid" hier wel iets te sterk is, en ook verkeerde suggesties wekt. Ik prefereer hier „welwillendheid". En zo zouden er wel andere voorbeelden nog te noemen zijn.

Voorts zijn er gevallen, waarin de betekenis van het hebreeuwse woord niet nauwkeurig bekend is. In J o z. 2 2:10 staat een woord, dat de St. Vert, abusief weergaf met „grenzen", want het woord moet zoiets betekenen: als „kringen". Maar of het N.B.G. gelukkig is met de vertaling „steen kringen", waag ik te betwijfelen. Beter had men m.i. zich tot „kringen" kunnen beperken.

En in Richt. 5 : 7 heeft de St. Vert.: „de dorpen hielden op in Israël", terwijl het N.B.G. biedt: „leiders ontbraken in Israël". Ik meen, dat de St. Vert, hier de voorkeur verdient, ook al vanwege het verband; ik zou willen voorstellen: „het d o r p s l e v e n

lag stil".


1) In verband met wat ik in het eerste artikel schreef over de betekenis van Jac. 4 ; 5, werd me de vraag gedaan, of de daar gebezigde griekse constructie (epipotheoo pros) wel een vertaling gedoogt als ik voorstelde; vrager meende, dat er dan moest stasm een ander voorzetsel (epipotheoo epi). Nu geloof Uc, dat we bij een schrijver als Jacobus in het algemeen reeds sterk rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat het Grieks van zo'n auteur in sterke mate is beïnvloed door semietische constructies, waarmee hij van jongsaf vertrouwd was. De Septuaginta biedt daarvan veel voorbeelden. En wat dit geval in concreto betreft. Week: me, dat in de Septuaginta tn Psalm 42 : 2 de constructie met , , pros" die met „epi" afwisselt, zonder dat hierdoor de betekenis verandert. Daarom meen ik, dat, nu de Septuaginta dezelfde verbinding biedt In de betekenis, die ik noemde, er geen bezwaar is om Jac. 4 : 5 op te vatten, zoals ik het deed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De nieuwe Bijbelvertaling (III)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 februari 1952

De Reformatie | 8 Pagina's