GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (III)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr PAUL TOURNIER

AKWETENSCHAP EN PRACTIJK

De middelen, waarmee Tournier tracht z'n patiënten tot de persoonlijke ontmoeting met Christus te brengen, zijn typisch de middelen van de Buchmanbewegüig; waaronder het , , stille-tijd-houden" en het „delen" wel de voornaamste plaats innemen.

Dat , , s t i 1 1 e - 1 ij d - h o u d e n" eist Tournier zowel van zijn patiënten, als van zichzelf en van andere artsen, die op gelijke wijze zouden willen gaan werken als hij. Vaak ook houden arts en patient samen „stille tijd". Er is dan ook haast geen bladzijde in zijn boeken, of we lezen er zinnen als: „Als wij samen stil zijn voor God " (R. T., 35), of: „Toen zij stil was voor God en schuld beleed, is een menigte verdrongen herinneringen één voor één in het bewustzijnsveld gekomen" (R. T., 241).

In die „stille tijd", d.w.z., in dat „stil zijn voor God", ontvangen we dan, volgens Tournier (en de verdere volgelingen van Buchman), openbaringen, hoe wij verder te handelen zullen hebben. Wij krijgen er „bevelen", „opdrachten" in (T. G., 208). Die „stille tijd" mogen zijn patiënten zeker niet te kort nemen. Ook hijzelf houdt, aan het begin van de dag „stille tijd"; merkwaardig genoeg, pas na een gesprek met een priester. Hij vermeldt dit als volgt: „Wij bespraken met elkaar hoe hij zijn lieven zou moeten inrichten in verband met zijn gezondheid. „Des morgens heb ik natuurlijk tot tien uur mijn godsdienstige plichten te vervullen", zeide hij. Toen hij vertrokken was kwam de gedachte bij mij op, dat ik voor mijn werk als arts evenzeer behoefte had aan gemeenschap met God als hij. Ik kon eigenlijk mijn stille tijd beschouwen als mijn eerste en dringendste afspraak. Van die tijd af heb ik in de regel geen patiënten meer ontvangen voor 9 uur 's morgens. Zo beschik ik aan het begin van iedere dag over twee en een half rustige uren, waarin ik op mijn gemak stille tijd kan houden, in mijn Bijbel kan lezen of iets uit de geestelijke schatten der mensheid; waarin ik kan nadenken over mijn fouten van de vorige dag, mij voor God op de dag van heden kan voorbereiden of onder Zijn leiding de een of andere wetenschappelijke arbeid kan voortzetten. Ik heb ook de valse schaamte laten varen, die me belette om tot een patiënt te zeggen: , , Ik kan u morgen niet ontvaiigen; mijn hele dag is bezet en ik wil niets afnemen van de tijd die ik aan God heb toegezegd" (T. G., 209).

Aan bet eind van die „stille tijd" wisselen Tournier en zijn patient dan de „openbaringen" en „opdrachten" uit, die ieder „van God" gekregen heeft. Vaak laat hij de patient die „openbaringen'' opschrijven. B.v. bij patient , , Benjamin": „Ik gaf hem mijn receptblocnote en een potlood; zelf nam ik een opschrijfboekje. Ik zei alleen tot hem: „God zal u zeggen, wat u doen moet. Wij zullen samen naar Hem luisteran, en u moet opschrijven, wat Hij u zeggen zal" (R. T., 223). Aan patient , , Constant" gaf hij eveneens „een blad papier en verzocht hem alles op te schrijven, wat hem voor de geest kwam, terwijl hij stil voor God werd". Tournier zei daarbij verder nog: „Bij uw eerste bezoek heeft ü gesproken; bij het 'tweede ik; nu moeten wij God laten spreken" (R. T., 220).

Dat men het in deze Buchmankringen met deze „openbaringen" en „bevelen" ernstig neemt, blijkt wel o.a. uit het volgende verhaal, dat Tournier vermeldt: „Ik ken iemand", zo schrijft hij, die op zekere dag, toen hij stil voor God was, d© opdracht kreeg, met een jong meisje te trouwen, dat hem totaal onverschillig was. Zijn eerste reactie was negatief. Die gedachte leek hem onzinnig; hij kende niet eens de taal, die het meisje sprak. Maar terzelfder tijd — en zonder dat zij er iets van af wist — kreeg het meisje, toen zij stil voor God was, dezelfde opdracht. Niet lang daarna hebben zij elkaar lief gekregen en zijn zij samen getrouwd" (R. T., 179).

In de „stille-tijd" moet de patient ook komen tot het leren zien van zijn zonde en tot het bekennen van schuld. Dit geeft dan ineens een ongekende „bevrijding". Wij behjden wel „schuld", zo „in-hetalgemeen"; maar wij noemen onze zonden veel te weinig bij name; één voor één! Tournier zegt: „Dit tekort is vooral van ernstige aard in Protestantse landen, waar de persoonlijke schuldbelijdenis, ondanks de vermaningen van Calvijn, zelden voorkomt" (R. T., 238). „De eerste voorwaarde om orde te stellen op zijn geestelijk leven, is dat men volkomen eerlijk tegenover zichzelf wordt en men kan alleen maar eerlijk tegenover zichzelf worden als men zich tegenover God plaatst" (R. T., 240). Tournier zegt daar verder van: „Om onze fouten goed te leren kennen, behoeven wij slechts aan God te vragen ons alles te laten zien, wat in ons leven met zijn geboden in strijd is, en in de stille tijd alles op tei schrijven, wat ons op dat punt voor de geest komt. Dat is een proefneming, die iedereen gemakkelijk doen kan. Ik heb nog nooit iemand ontmoet, die, als hij dit eerlijk probeerde, niet werkehjk van zonde overtuigd werd en een geestelijke bevrijding leerde keimen. Ik heb mensen gekend, die mij de eerste keer, dat zij de proefneming deden, een schrift vol verkeerde dingen brachten, die zij nooit bekend hadden: leugens in woorden of in de wijze van zich te gedragen, huichelarij, bedriegerijen, oneerlijkheid tegenover de douane, met de belastingen, met het huishoudboek, onreine gedachten, gebaren of blikken, lichtgeraaktheid, afgunst, opstandigheid, angst, wrok, eerzucht, naijver, vijandigheid en haat" (R. T., 240). De patiënten moeten dus van hun zonden de „concrete bijzonderheden" vertellen, want „alleen deze maken, dat de schuldbelijdenis iets uitwerkt" (R. T., 241). Voor dit alles is echter nodig „stil te zijn voor God", want , , als iemand stil voor God is, krijgt hij het vermogen terug om zijn fouten onder de ogen te zien" (R. T., 251).

Op deze wijze werkt de „stille tijd" als een soort zelf-analyse en psycho-catharsis (waarover later meer). Tournier zegt dan ook zelf, dat de resultaten van de , , stille tijd" die van de psycho-analyse heel dicht naderen! Zo zelfs, dat Tournier reeds door een patiënte vermaand werd, dat hij te veel de psychiatrische kant opging! Hij zegt zelf: „Desondanks wekten de analytische ontdekkingen, waartoe de zielzorg leidde, zozeer mijn belangstelling, dat de psychiater het bij mij langzamerhand van de geestelijke leidsman won". En hij bekent, dat een patiënte hem--„onlangs op het verkeerde daarvan gewezen heeft en mij aan de tijd herinnerd, waarin zij voor mij was als de éne mensenziel tegenover de andere en niet als een „geval" tegenover haar dokter. Zij gevoelde het verlangen om het geesteUjke terrein van vroeger terug te vinden, teneinde een nog ernstiger bekentenis te doen, zonder gevaar dat zij meer het voorwerp van mijn psychologische dan van mijn religieuze belangstelling zou zijn" (R. T., 241).

Dat Tournier hier reeds onmiskenbaar als psychiater werkzaam, is, blijkt wel duidelijk uit dit verhaal; hier is n.l. een „fixatie" aan de „psychiater" ontstaan. Een wederzijdse binding, die het karakter aan kan nemen van een soort betovering. Deze dreigt trouwens bij elke geestelijke behandeling. Tournier constateert dan ook: , , Geestelijken, artsen en ook wel leken, die de geschiktheid bezitten priesterUjke arbeid te verrichten, worden er dikwijls min of meer bewust van tegengehouden zich actief met de zielzorg in te laten, doordat zij bevreesd zijn voor de gehechtheid van de betreffende personen jegens hen, welke in de psychoanalyse „overdracht" wordt genoemd. Ik heb verscheidene predikanten, priesters, artsen en leken gekend, die de grootste moeilijkheden te verduren hadden met iemand, vaak patient, die hen vervolgde met zijn of haar opdringerige aanhankehjkheid; trouwens, ik kan niet zeggen (zo zegt Tournier) dat ik er zelf altijd aan ben ontkomen" (T. G., 259).

In die „stille tijd" wil God ons dan bekend maken „Z ij n plan met on s". Ook hier maken wij weer kennis met een typisch Buchmanniaanse stelling! Wij moeten voor alles trachten „Gods plan met ons leven" te leren kennen en als wij dit te weten gekomen zijn, moeten wij, in gehoorzaamheid, ons leven daarnaar inrichten. Detterlijk schrijft Tournier: „God heeft een plan voor ieder mens. Zich aan dat plJin houden, betekent, dat men zijn normale leven heeft. Het op physiek, moreel en geestehjk gebied afwijken van dat plan, is wat ik levensfouten genoemd heb, en deze kunnen een noodlottige terugwerking op onze gezondheid hebben. De taak van de medicus is 't dus, de mens te helpen Gods plan met zijn leven te ontdekken, om zodoende , tot de verwerkeüjking van zijn normale leven te komen" (R. T., 70).

Waarin ziet Tournier nu het „afwijken van dit plan van God" ? Wat zijn dan die „physieke levensfouten" ?

„Onder de physieke levensfouten staan naast overbelasting en onvoldoende lichaamsbeweging de voedingsfouten bovenaan: het gebruik van te veel vlees, te veel suiker, te veel zuur, alcohol, kortom het te veel op lekker eten uit zijn. Er bestaat ook een plan van God voor de voeding van de mens, waar men niet ongestraft van kan afwijken" (R. T., 32). „Er zijn ook", zo zegt Tournier, „bepaalde functies in het organisme — de vegetatieve functies — die aan de wil van de mens ontsnappen. Zij zijn, als ik het zo mag zeggen, automatisch onderworpen aan Gods plan. Waxmeer wij dus met die functies, waarin wij wel vrijheid van handelen gekregen hebben, ongehoorzaam zijn aan dat plan, heerst er innerUjk disharmonie. Het gaat er dan mee als met een bijenkorf, waarin een deel der bijen het goddelijk plan, dat hun instinct hun voorschrijft, zou volgen, terwijl de rest er zich aan zou onttrekken. Dat bijenvolk zou men ziek noemen" (R. T., 225). Hier begrijp ik echter Tournier niet: de vegetatie-functies zijn niet aan onze wil onderworpen. Zij ontsnappen aan onze wil. Goed! Maar, zou ik dan jmet die functies ongehoorzaam zijn aan Gods wil? Ik kan er toch pas on-gehoorzaam aan zijn, als zij op enigerlei wijze wél aan mijn wil onderworpen zijn! Zo poneert Tournier verder ook de „wet van de3-voudigerust"; de rust van de winter, van de Zondag en van de nacht! Hij omschrijft deze als volgt: „Ten eerste (is daar) de jaarlijkse rust, waar de natuur ons het voorbeeld van geeft: zij rust in de winter. En men zou zich kunnen indenken, dat vyintervacantie gunstiger is dan zomervacantie. In de tijd, waarin het gebrek aan zonneschijn ons van een deel der zonnekracht berooft, zijn een paar weken in de bergen, in de sneeuw met sterke ultraviolette straling, ongetwijfeld de beste vacantie en wellicht komt eenmaal de dag, dat de onderwijsautoriteiten dat zullen inzien. Hippocrates gaf reeds de raad om in de winter arbeid en voeding te verminderen — hij schreef zelfs een enkele maaltijd per dag voor! — om zich zo naar de wet der natuur te richten. Vervolgens de wekelijkse rust, naar Bijbels voorschrift: op dit punt behoeft men niet te vrijzen op de fout van ontelbare mensen, die zich op Zondag meer vermoeien dan in de week. En tenslotte de nachtrust, waarop Christus zo met nadruk wijst en welke onze beschaving, met haar perfectionnering van het kunstlicht, zo sterk beknot heeft" (R. T., 123).

Wat dit alles voor invloed op Toumier's praktijk hieeft, büjkt wel uit zijn mededeling, dat hij de laatste jaren een steeds groter aantsil gezonden (!) (te „behandelen" krijgt (R. T., 76). „De beweegreden voor hun doktersbezoek was iets geheel nieuws. Uit liefde tot God, uit verlangen Hem te gehoorzamen en hun beste krachten en talenten aan Zijn dienst te wijden, wilden zij tot groter zelfkennis komen, om hun leven, hun gedragslijn, hun voeding en hun rust beter naar Zijn plan te regelen. Het is heerüjk (zo zegt Tournier) voor een dokter om op die manier een gezonde te kunnen helpen zijn gezondheid nog te verbeteren en zijn maatschappelijk rendement te verhogen. Het is, als ik mij zo mag uitdrukken, hem helpen een positieve gezondheid op te bouwen: niet een gezondheid om niet ziek te worden, maar een gezondheid om beter te kimnen dienen" (R. T., 76).

Ik vermoed zo, als ik dat hier reeds zeggen mag, dat zulke mensen Tournier opzoeken, omdat zij, vermoedelijk evenals hijzelf, „een hang zullen hebben, naar het buitengewone, en een afkeer van het alledaagse en eentonige leven"; misschien ook wol „een complex tegen het normale leven".

Dit zijn geen „gewone patiënten" meer; noch lichamelijk-, noch 'geestes-ziéken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Christelijke geneeskunst en Buchman-beweging (III)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1952

De Reformatie | 8 Pagina's