Studentenalmanak 1926 - pagina 161
SAPPHO 149
Sicilië?) Die vlucht valt op ongeveer 600 v. Chr, te bepalen.
Later teruggekomen, is ze haar geheele verdere leven op
Lesbos gebleven. Ziehier de uiterlijke omstandigheden van
haar leven, voor 't grootste gedeelte gesleten in haar
„Muzenhuis" (fioiaÓTioXoc oixia). Daar woonde ze met een
groep jongere meisjes, haar leerlingen in muziek en poëzie,
die waarschijnlijk ook een koor vormden om haar werken
uit te voeren. (Een cultusvereeniging ligt hieraan ten grond-
slag of valt er mee samen). Zoo leefden op Lesbos nog
andere dichteressen, van wie Sappho er twee noemt, Gorgo
en Andromeda, De wrijving die uit een dergelijke rivaliteit
kan ontstaan, valt licht in te denken.
Tot die meisjes heeft Sappho waarschijnlijk in liefdes-
verhouding geleefd. Voor Hellas was dit niet vreemd: deze
soort van liefde heeft in de antieke cultuur geheerscht op
een voor ons (naar den omvang, maar ook naar wezen!)
onbegrijpelijke wijze. Ook de rigoureuze, de „precyse"
Plato erkent ze als een eersten trap tot den wijsgeerigen
êgcog. Wij kunnen dit zeer moeilijk benaderen; het beste
zullen zij het zich kunnen indenken, die een vriendschap
zeer fel beleven. Ondanks de heftig-zinnelijke uitdrukkingen,
die Sappho gebruikt, mogen we geen oogenblik aan perver-
siteit denken. Indien de woorden niet te mat klonken, en het
wezen te moeilijk benaderden, zouden we het gevoel —
misverstand zal toch wel buitengesloten zijn — ,,zinnelijke
vriendschap" kunnen noemen^). Om Sappho hiervan „vrij"
*) Ook Dr, Sizoo spreekt van een „sensueel-georiënteerde vriend-
schapsband". Dit blijft voor ons nog altijd iets vreemds, maar Grieken-
land was nu eenmaal, naar Croiset's geestige opmerking, „un pays, oü
Platon lui-même en est reduit ä inventer 1'amour platonique". Wij zul-
len er trouwens aan moeten wennen, veel dingen voor onbegrijpelijk te
verklaren bij die Grieken, die we — met alle mooie leuzen van „histo-
risch verstaan" — nog steeds als volmaakte humanisten aanstaren,
(„Humanisten, meer dan een Hartman of.... Cobet, Dat de laatste
onbevangen tegenover de Grieken stond, getuige zijn uitlating over den
gróóten Isocrates, die in romd-Hollandsch luidde: „die oude knul". Dit
laatste diene ten overvloede ter weerlegging van de bewering, door hen,
die nooit een bladzij van hem lazen, stoutmoedig volgehouden, dat het
Cobet alléén om zuiver Attische grammatica te doen was. — Men ver-
geve de digressie).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's