Studentenalmanak 1934 - pagina 152

140 AUGUSTINUS' STUDENTENTIJD

metropool wel der Christelijke kerken van Africa, maar

toch ook nog het bolwerk van het heidendom, dat er zijn

tempels nog heeft, zijn amphitheater met gladiatorenspelen,

zijn schouwburgen met mimische voorstellingen en comedie-

opvoeringen; zijn rhetorenscholen, waar de wetenschap nog

in geheel heidenschen zin gedoceerd wordt, maar ook zijn

huizen van vermaak, zooals men ze in de drukke haven-

stad verwachten kan. Hier komt de jongen uit de provincie

en als hij zich heeft laten inschrijven, valt hij in handen

van de ontgroeners, de Eversores, studenten, die prijs stel-

len op den naam van beschaafde jongelui, maar die niet

konden maskeeren hun innerlijke ruwheid, zich uitend in

„de baldadigheden, waarmee zij onbeschaamd de schroom-

valligheid der nieuwelingen te lijf gingen, om haar te ver-

drijven door haar zonder reden bespottelijk te maken en

daardoor aan hun kwaadaardige vreugden voedsel te

geven"!). En — wonderlijke tegenstrijdigheid — terwijl

Augustinus innerlijk hun daden verfoeit, omdat ze strijden

tegen zijn gevoel voor rust en fatsoen ^j, zoekt hij hun

vriendschap, omdat het gekleed staat om te gaan met de

leden van deze club, en hij geneert zich, dat hij niet is als

zij, hij geneert zich met „schaamtelooze schaamte" 3);

hij wil niet den brave uithangen, maar de grofheid zijner

commilitones stuit af op zijn fijner gevoel en hij wcnscht

bovenal welgemanierd en beschaafd (elegans et urbanus)

te blijven. *)

Zijn studie loopt vlot: spoedig is hij de primus, in lite-

raire wedstrijden valt hem de prijs te beurt. ^) Maar zijn

wetenschappelijke vordering gaat gepaard met zedelij ken

achteruitgang. Hij bemint het beminnen (amare amabam),

maar zoekt de liefde, wier glans verdonkerd wordt door

zinnelijkheid. En zijn losse levenswijze doet hem geraken

in allerlei verwikkelingen van jalouzie, verdenking, angst,

toorn en twist. Hij bezoekt geregeld den schouwburg en

leeft daar hartstochtelijk mee met de tooneelen, die hij

1) Conf. III, 3. 2) ep. XCIII, 51 ^) Conf. III, 3, *) Conf. Ill, 1.

5) Conf. IV, 2, 3.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen