GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 87

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 87

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

veel op met 'particulier initiatief'; welnu, 'hier (in de V.U.) is het, zo ergens; en hier kan die ingenomenheid door het wegnemen van belemmeringen worden getoond.' Ook hij, toch werkelijk 'liberaal' in de edelste zin, die dit woord ooit kan hebben bezeten ! Tussen een vrije en een staatsuniversiteit ziet hij vooral een verschil in de opvatting van paedagogie (bestrijding door spot met 'Gereformeerde chemie' en 'Calvinistische algebra' schuift hij als minderwaardig ter zijde). 'Hetgeen ons methodologisch verdeelt', heeft, 'niet in de eerste plaats betrekking... op onze opvatting van de wetenschap, maar van het onderwijzen der wetenschap.' De V.U. wenst de wetenschappelijke vorming niet los te maken van de godsdienstige, wat de staatsuniversiteiten wèl doen. En, erkent P . van het standpunt der V.U., 'zijn weerlegging ligt niet voor de hand.' Voor het lager onderwijs neemt P . het zelf in (reeds meer dan twintig jaar tevoren had hij in een brochure niet alleen het goed recht der Christelijke school betoogd, maar zelfs het 'neutrale' onderwijs verworpen), voor het middelbare acht hij het feitelijk ook het juiste. Maar voor het hoger onderwijs wil hij er niet van weten. En dan blijkt het paedagogische geschil toch te berusten op een verschil in de opvatting van wetenschap. Op een prachtige bladzijde schildert Pierson de 'weelde' van een gelovig denken, dat steeds weet in harmonie te verkeren met de innerlijkste overtuiging van de onderzoeker en steeds in de delen de band met het geheel vast kan houden. Aan , de V.U. ziet hij 'een wetenschap, die niet louter verschijnselen ziet; die voortdurend leeft in het besef, dat de verschijnselen een eeuwige achtergrond hebben; die niet genoeg heeft aan de betrekking der verschijnselen, maar door alle betrekking heen den Oneindige, den.Blijvende vasthoudt door die wonderkracht, het geloof'. Men ziet het: Pierson heeft niet de zo vaak vertoonde caricatuur van de V.U. getekend, eerder een geïdealiseerd staatieportret; hij heeft ze inderdaad, zoals hij zegt: 'in het edelst licht' geplaatst. Maar toch, hoe schoon hij haar ook beschrijft, Pierson kan de boven geschetste opvatting niet delen. De moderne wetenschap (dat is voor hem de wetenschap sinds ± 1800) heeft haar onhoudbaar gemaakt. Deze heeft zich losgemaakt van het gemoedsleven en zoekt haar eenheid uitsluitend in zichzelf. Ze is wel trots op haar vruchtbaarheid, maar ze blijft bescheiden (terecht eist P., dat we ook op haar 'het edelst licht' laten vallen). Ze weet, dat ze niets kan zeggen over de diepste vragen. Ze pretendeert niets anders te brengen dan onderzoek. Het is een armoede die ze zich bewust is: berustend wil ze dienen. En wanneer de staatsuniversiteit door in te leiden tot deze enkel onderzoekende wetenschap de daartoe nodige eigenschappen aankweekt, is het Pierson wèl. De daardoor ongemerkt uitgeoefende paedagogiek verkiest hij.

Dit alles is nu meer dan vijftig jaar geleden geschreven. In die tijd is ook op wijsgerig gebied veel gebeurd. Niemand zal Pierson's standpunt zó meer innemen. Dat het wetenschappelijk leven niet buiten het geestelijk bestaan in zijn geheel om kan gaan, erkent vrijwel ieder, (de discussie hierover is toegenomen door de atoombom: het waren toch wel de meest vaste slapers, die door deze knal gewekt moesten worden! En dan heeft de discussie, die door de atoombom ontstaan is, eigenlijk nog maar weinig te maken met het hier aangeduide probleem). Men kan bijna zeggen, dat het tijd wordt om thans Pierson's stelling ten dele weer te verdedigen: het schijnt momenteel nodig om er op te wijzen, dat het simpele constateren van een feit, althans buiten het 'gemoedsleven' om kan gaan. De positie van de huidige wetenschap lijkt veel meer op die, door de V.U. in 1891 ingenomen, dan op de door Pierson betrokkene. Mogen we nu al zijn kritiek rustig naast ons neer leggen, als 'door de ontwikkeling der wetenschap weerlegd ?' Allerminst. In wat hij aanwijst als betwistbaar schuilen gevaren, waaraan de V.U. niet altijd is ontkomen. Er is een te voorbarig grijpen geweest naar de eenheid des levens, die ook voor de gelovige wetenschap een ideaal blijft, waarvan men de verwerkelijking niet kan demonstreren. Het door hem gesignaleerde redeneren vanuit het algemene met te weinig aandacht voor het concrete heeft veel kwaad gesticht (wat is er niet gesold met 'de beginselen'). Wanneer Pierson schrijft ' . . . . de gemeenschap met den Schepper zou a priori tot de kennisneming van Zijn werk moeten leiden. Metterdaad doet zij het niet. Een ander is het die den psalm der Schepping zingt en een ander die d e mikroskoop op haar toepast' vergist hij zich, ondanks zijn toevoeging 'enkele uitzonderingen kunnen dezen regel niet omverstoten', juist waar het de natuurwetenschap betreft, die hij bedoelt. Juist gelovigen hebben hier het meeste de aandacht en de eerbied voor het feit betoond, die de moderne natuurwetenschap hebben doen ontstaan (op gezag van Prof. Hooykaas durf ik dit beweren). Maar in het algemeen gesproken heeft hij toch niet altijd ongelijk: té veel is dikwijls het onderzoek vervangen door een lofzang en dan niet eens altijd door een 'psalm der Schepping!' Maar toch mag dankbaar geconstateerd worden, dat de gedachten, die de stichting der V.U. geïnspireerd hebben, thans op z'n zachtst gezegd veel meer verbreid zijn. De V.U. blijkt haar tijd vooruit geweest te zijn. 'Vooruitstrevendheid' is geen begrip met een materiële inhoud. Ze kan ten goede of ten kwade zijn (een vliegtuig met een defect stuur is zeer vooruitstrevend!) Maar voor wie de opvattingen der V.U. de juiste acht, moet de ontwikkeling een voldoening zijn. En in elk geval bewijst deze, dat de V.U. niet met de nachtschuit is gekomen, G. J. de Vries 2035

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

VU-Blad | 109 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 87

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1949

VU-Blad | 109 Pagina's