Vrije Universiteitsblad 1950 - pagina 20

door den Wereldraad van Kerken te Geneve. Drie anderen (een theoloog, een jurist en een philoloog) zijn aan de V.U. komen studeren voor rekening van den 'Calvinistischen Studenten Raad' (waarin de onderscheidene Gereformeerde studenten corpora zijn vertegenwoordigd), terwijl de laatste drie (een theoloog en twee chemici) naar Nederland zijn gekomen op uitnodiging van de hoogleraren Coops en Hooykaas. Het zou te betrejzren zijn, wanneer dit meer continuele contact met het aflopen van dezen cursus zou moeten worden verbroken, inzoverre het zulk een hoogst belangrijk middel is om op, ook economisch gezien, verantwoorde wijze, geestelijken steun steun aan onze Duitse mede-Christenen te bieden. Eigenlijk moest het zo zijn, dat door middel van vrijwillige bijdragen een vast fonds zou worden gevormd, waaruit althans de eerste zes a acht jaren telkens aan een aantal Duitse studenten, (juristen, theologen, philosofen, hist(ttici, economen en meer sociaal georiënteerden) beurzen ter beschikking zouden kunnen worden gesteld om een cursusjaar aan de V.U. door te brengen. Natuurlijk zouden deze studenten moeten gerecruteerd worden uit den orthodox protestants-christeUjken kring, die wel in de eerste plaats versterking nodig heeft om den strijd op verschillend gebied (kerk, sociale actie, politiek, enz., met meer kracht te kunnen aanbinden. In overleg met de bestaande contact-personen zou een verantwoorde keuze kunnen worden gedaan.

op prijs stellen en overtuigd zijn daarin voor hun toekomstig werk veel te ontvangen. Zo valt het t e verstaan, dat zij in het algemeen wel een zekere voorkeur hebben voor bepaalde vakken: wijsbegeerte, moderne theologie, apologetiek, theorie van de geschiedenis, algemene taalwetenschap, wijsgerige sociologie, algemene staatsleer enz. Hetzelfde kan men zeggen van de Amerikanen, die in het algemeen ook een brede belangstelling aan den dag leggen. Zo zijn er naar verschillende kanten mooie perspectieven. De mogelijkheden tot propaganda zullen in de toekomst echter nog meer moeten worden uitgebuit, waarbij natuurlijk in de eerste plaats de buitenlandse studenten, die zelf reeds één of meer jaren aan de V.U. hebben gestudeerd, moeten worden ingeschakeld. Daarbij zal echter ook naar andere middelen moeten worden gegrepen. In dit verband moet met dankbaarheid melding worden gemaakt van het besluit, dat Directeuren onlangs hebben genomen, om in het najaar over te gaan tot de uitgave van een driemaandelijks orgaan in de Engelse taal onder den naam 'Fr^e University Quarterly'. Dit tijdschrift is in de eerste plaats bedoeld om door middel van popiilair-wetenschappelijke artikelen van principiëlen aard van de hand van hen, die op enigerlei wijze bij het werk der V.U. betrokken zijn of aan haar hebben gestudeerd, steun te bieden aan geestverwante groepen in het buitenland, die dikwijls op onderscheidene gebieden geheel van principiële voorlichting zijn verstoken. Daarnaast zal het allerlei mededelingen bevatten omtrent het leven binnen en rondom de Vrije Uni-

Uit de gevoerde gesprekken is wel gebleken, dat verschillende van deze Duitse studenten hun verblijf aan de V.U., juist om de principieel-wetenschappelijke vorming, die zij daar ontvangen, zeer

Ü N I V E R S I T D. C. Mulder Openbaring en rede in de Islamietische Filosofie 1949, Drukkerij Holland N.V., Amsterdam Dr Mulder promoveerde eind November van het vorig jaar op een proefschrift, waarin hij het resultaat van zijn onderzoek naar de verhouding, waarin volgens de grote Moslimse wijsgeren uit de periode tussen 900 en 1200 na Christus datgene, wat h.i. als openbaring van Allah diende te worden beleden en wat zij als redelijke wijsbegeerte aanvaardden, moest worden gezien. Hun beschouwingen over dit belangwekkend onderwerp zijn mede daarom nu nog van actueel belang, aangezien deze enerzijds grote invloed hebben uitgeoefend op de christelijke scholastiek der Middeleeuwen in West-Europa, en anderzijds in Azië en 2076

Afrika tot vandaag toe groot gezag uitoefenen in de Islamietische denkwereld. Deze studie spitst zich toe op een uiteenzetting van de opvatting van Ibn Rusd (Averroes) ten dezen. Dr Mulder komt t o t de conclusie, dat de harmonie tussen openbaring en rede bij deze denkers steeds bereikt werd op kosten van innerlijke tegenspraak. I n feite slaagden zij er niet in, de harmonie aan te tonen tussen hun wijsgerige conceptie's en de Koran. Zulk een harmonie, die zij, zoals vanzelf spreekt, trachtten te bereiken, was bij hen de vrucht van een overheersende macht, die zij aan hun wijsgerige ideeën toekenden ten koste van de Koran. De Koran betaalde dit gelag schier onopvallend, doordat al, wat zich in de Koran niet leende voor zulk een harmonie, met behulp van een allegorische interpretatie, werd gladgestreken en weggewerkt. Bovendien is de schrijver van oordeel, dat de Islam innerlijk niet bij machte is, op de basis van

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen