GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 38

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 38

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

het beleid van de bijzondere instellingen kunnen doen gelden. Het laatste is met name ook van belang, omdat artikel 111 van het ontwerp bepaalt, dat het Rijk zijn bijdrage in de kosten van bijzondere instellingen verleent ,,voorzover de universiteit of hogeschool daarbij niet uitgaat boven hetgeen naar de maatstaf van de hier te lande heersende opvatting tot uitrusting en bestand van een universiteit of economische hogeschool behoort", en dat het Rijk alleen bijdraagt in de kosten welke uitgaan boven genoemde kosten ,,voorzover deze naar het oordeel van Onze Minister passen in het geheel van de voorzieningen voor wetenschap en wetenschappelijk onderwijs". Daar komt bij, dat de Minister ook door het bepaalde in artikel 113 reeds een grote invloed op het investeringsbeleid der bijzondere instellingen heeft, inzoverre investeringen in de door de Minister te bepalen gevallen slechts in aanmerking komen voor een rijksbijdrage, voorzover de Minister met inachtneming van het bepaalde in artikel 111 de desbetreffende begrotingen, plannen en bestekken heeft goedgekeurd. Het is n.l. niet uitgesloten, dat op grond van een en ander bepaalde ontwikkelingsmogelijkheden die de bijzondere instellingen, gezien haar eigen ka-

rakter, juist van principiële betekenis achten, worden afgesneden. Ook al blijft uiteraard de mogelijkheid bestaan, dat de bijzondere insteUingen, in geval het Rijk niet wil bijdragen, bepaalde projecten die zij van groot belang achten geheel voor eigen rekening nemen, dan kan toch vanuit wetgeversstandpunt nog de vraag worden gesteld, of in het nieuwe ontwerp het reeds genoemde geheel eigen karakter van de bijzondere instellingen wel voldoende tot zijn recht komt. W e zijn ons bewust, dat we in het voorgaande, gemeten naar de maatstaven die voor ons Vrije Universiteitsblad gelden, een vrij lang betoog hebben gegeven. Dit ligt enerzijds in de aard van het onderwerp. Anderzijds hebben we bewust daarop aangestuurd. Het was n.l. onze bedoeling te laten zien hoe het in deze wetgeversmaterie voor de Vrije Universiteit om zeer principiële zaken gaat. W e hebben willen laten zien, dat waakzaamheid geboden blijft, opdat de Vrije Universiteit ook in de toekomst haar roeping in vrijheid, d.w.z. ook los van knellende uitwendige banden, zal kunnen blijven vervullen overeenkomstig de oorspronkelijke opdracht die zij van God voor onze tijd heeft ontvangen. J. D. D.

Snelle groei van jonge faculteit De economische faculteit, zoals zij in de wandeling pleegt genoemd te worden, is aan de V.U. van betrekkelijk recente datum. Zij werd geconstitueerd op de 15e mei 1948, terwijl op de 21e oktober d.a.v. haar eerste hoogleraar zijn inaugurele oratie hield. In haar dus nog maar korte bestaan heeft zij echter op overtuigende wijze haar bestaansrecht en levensvatbaarheid bewezen, hetgeen onder meer kan blijken uit de groei van het aantal studenten: op 1 januari van dit jaar waren er bijna 450 ingeschreven. Deze gunstige ontwikkeling hangt, afgezien van andere omstandigheden, samen met de nog steeds in betekenis toenemende functie der economische wetenschap in en voor de samenleving, die met name na de oorlog getoond heeft een sterke behoefte te hebben aan economen. Deze zijn in het publieke en maatschappelijke leven onmisbaar geworden, daar voor het verwerven van een juist

2982

inzicht in en voor een adequate behandeling der economische problematiek deskundigheid terzake een vereiste is geworden. Zowel overheidsinstanties als het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties doen dan ook onophoudelijk een beroep op academisch gevormde economen voor research-onderzoek en voor het vervullen van besturende en adviserende functies. Ten opzichte van de vraag is het aanbod zodanig, dat de afgestudeerden der faculteit tot dusver gemakkelijk een werkkring vinden, terwijl prognoses uitwijzen, dat voorshands in deze verhouding geen wijziging in ongunstige zin zal optreden. De economie als wetenschap houdt zich bezig met het economisch handelen der mensen. Men zou kunnen zeggen: het object der economie is het economische levensterrein. Dit is echter geenszins een op zichzelf staande grootheid; integendeel, het heeft raakvlakken met tal van andere levensterreinen en

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 38

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's