GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 37

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 37

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

de inmiddels uitgebreide commissie-Van der Pot is het nieuwe ontwerp geresulteerd. Het ontwerp zoals het nu door de Minister is ingediend kenmerkt zich door een sterk systematische opzet en dientengevolge door een vrij grote innerlijke eenheid. Dit gaat gepaard met een zekere centraliserende tendens. Men kan zich niet onttrekken aan de indruk, dat er van bepaalde kanten een streven is te komen tot een geleidelijke gelijkschakeling van het openbaar en het bijzonder hoger onderwijs. Ook het ontwerp gaat bij alle erkenning van de bijzondere positie van de particuliere instellingen voor het hoger onderwijs uit van een voor de gehele Nederlandse samenleving geldend systeem van onderwijs, waarin ook de bijzondere instellingen een eigen plaats kunnen innemen. Om het in bouwkundige termen te zeggen: de staat zorgt geheel voor het betonskelet van het onderwijsgebouw en neemt voor een belangrijk gedeelte de afbouw voor zijn rekening, terwijl de afbouw en inrichting van bepaalde gedeelten aan de bijzondere instellingen wordt overgelaten. Daarin wordt duidelijk voortgeborduurd op het stramien van het wetsontwerp voor het voortgezet onderwijs (nr. 5350), waarover ook in de pers reeds zoveel te doen is geweest en waartegen met name van Christelijk-Historische en Anti-revolutionaire zijde ernstige (ook grondwettelijke) bedenkingen naar voren zijn gebracht. Een en ander stelt de Minister uitdrukkelijk in de memorie van antwoord die het nieuwe wetsontwerp begeleidt (pagina 3, kolom 1), en wel als volgt: ,,Moet de wetgever enerzijds op onderwijsgebied, gezien de grondwettelijke gewaarborgde rechten op eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen en inachtneming van de vrijheid van richting, een grote vrijheid laten, anderzijds stelt de Grondwet nadrukkelijk, dat het onderwijs een voorwerp van aanhoudende zorg der Regering is. De overheid heeft er voor te waken, dat Nederland in het geheel der volkeren, ook wat zijn wetenschappelijk onderwijs betreft, kwalitatief en kwantitatief niet achterop geraakt. Dit geldt allereerst voor het openbaar onderwijs, hetwelk, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij de wet wordt geregeld. Dit omvat uiteraard behalve de in het vijfde lid van het grondwetsartikel genoemde deugdelijkheidseisen, nog een aantal overige regelen. Het eerste lid van het grondwetsartikel heeft ook een betekenis, welke uitgaat boven de speciale zin die het historisch heeft voor het openbaar onderwijs. Ook op dit gebied is derhalve de zorg voor het algemeen welzijn, een positieve plicht voor de Staat en de ondergetekende is derhalve van mening — zoals hij in de toelichting op het ontwe

5350 reeds mededeelde — dat van de overheid mag worden verwacht, dat zij een conceptie geeft om.' trent de grote lijnen, waarlangs de ontwikkeling van het onderwijs zich zal dienen te voltrekken. Daardoor kan in het geheel der onderwijsvoorzieningen de noodzakelijke onderlinge samenhang worden verkregen". In dit verband is het woord ,,ineenschakeling", dat de Minister even later gebruikt, niet geheel onschuldig. Het gaat om een integratie van het bijzonder hoger onderwijs in het groter geheel. Laatstgenoemde gedachte vinden wij meer concreet terug in de positie die de Minister toedenkt aan de in te stellen Academische Raad. Artikel 5 van het wetsontwerp bepaalt, dat ,,er is een Academische Raad, die een schakel vormt zowel tussen de Nederlandse universiteiten onderling als tussen deze instellingen en de maatschappij", alsook dat ,,de Raad bevordert een doelmatige samenwerking tussen de Nederlandse universiteiten en hogescholen alsmede de aanpassing van het wetenschappelijk onderwijs aan de ontwikkeling van de wetenschap en aan de behoeften van de maatschappij". Deze Raad zou in de plaats dienen te komen van het tegenwoordige Inter- Universitaire Contact Orgaan, waarin vertegenwoordigers van de Curatoria en Senaten van alle universiteiten en hogescholen in Nederland op basis van vrijwiligheid samenkomen om met elkaar zaken te bespreken die voor het hoger onderwijs in het algemeen van belang zijn. In de gedachtengang van de Minister krijgt de Raad echter het karakter van een publiekrechtelijk lichaam, waarin behalve twee vertegenwoordigers van elk der afzonderlijke instellingen tien Kroonleden zullen worden benoemd, terwijl ook de benoeming van de voorzitter door de Kroon zal geschieden. In dit systeem past ook, dat alle leden stemmen zonder last of ruggespraak. Dit alles krijgt bijzondere kleur, indien blijkt dat de ontwikkelingsplannen, die elke vier jaar door alle instellingen bij de Minister moeten worden ingediend, volgens artikel 6 tevens moeten worden toegezonden aan de Raad, die deze plannen dan beschouwt in onderling verband en zijn oordeel daarover vervolgens ter kennis van de Minister brengt. W e l merkt de Minister in de memorie van antwoord op, dat de besprekingen in en de adviezen van de Raad vrijblijvend zullen zijn. Moeilijk valt echter te denken, dat de Minister de adviezen van de Raad geheel naast zich zal neerleggen. Ongetwijfeld zal hij mede daardoor zijn beleid laten bepalen. En daarmede zou niet alleen de Minister, doch zouden ook de openbare instellingen van hoger onderwijs op enigerlei wijze haar invloed op

2981

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 37

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's