GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 20

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 20

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De 27-jarige arts J. C. Molenaar is een van de eerste aan de Vrije Universiteit afgestudeerde artsen, die in zendingsdienst naar het buitenland is vertrokken. Op de foto: dokter Molenaar, die 24 april 1958 zijn arts-examen deed, op Schiphol, waar hij wacht op het vliegtuig dat hem 's avonds laat naar Nieuw-Guinea zal brengen, waar hij arbeidt in dienst van de Zending der hervormde kerk.

de legerorganisatie ontmoeten kan, is nu de studentenpredikant midden in deze aparte studentenmaatschappij geplaatst: hij leeft in hun wereld, heeft min of meer deel aan hun leven. Hij hoort er bij! Dat dénkt hij niet alleen, maar dat ondervindt hij elke dag. Men zegt wel eens: wat moet je toch in zo'n bewegelijke wereld, van eindeloos komen en gaan? Maar zó vluchtig is het contact toch niet. Er is vaak sprake van een ,,begeleiding", een jaar of vijf, zes achtereen. En dan nog wel in een zeer gewichtige levensperiode. Ook heeft de studentenpredikant in die bewegelijke wereld het voordeel van een zekere continuïteit. De studentenpredikant kan zijn werk dicht bij de studenten brengen; hij kan voor catechisaties

2964

plaatsen en uren kiezen, die een beetje passen bij het tijdschema van de student. Ook kan hij in de behandeling van ,,de stof" (die toch op catechisatie altijd óók inleiding is in het belijden der kerk) proberen dicht bij de studenten te komen. Hij verstaat hun mentaliteit. „Ze zijn zo ijselijk kritisch", hoor ik verzuchten, „er deugt letterlijk niets van wat ouderen hebben gedaan en doen". Ja, wat wilt u nu eigenlijk dat is nu ook hun dagelijks werk, vragen, telkens weer vragen: „is het wel zo, is het niet anders?" Z o moeten ze in deze jaren wel zijn, wil er wat uit hen groeien voor de wetenschap en voor de praktijk. En die kritische instelling maakt niet plotseling halt, als het om vragen van geloof en kerk gaat. Daar komt dan nog bij, dat niet zo weinigen inderdaad moeilijke jaren doormaken in de akademiestad: ze komen uit het vertrouwde milieu van een gereformeerd gezin, waarin zede en traditie tot nog toe de gang van hun leven bepaalde. Bij menige jongen of meisje groeide thuis al tegen deze gang een zeker latent verzet; misschien moet ik wel spreken van een ressentiment. En nu komen ze in de „vrijheid". Niemand zegt zondagmorgen: „we gaan naar de kerk" en niemand port hen in de week aan om toch de catechisatie niet over te slaan. Dat maakt hij nu alleen zelf uit! En als er dan dat latente verzet al was, dan moet men niet zo erg schrikken als zich dat nu, op soms aggressieve wijze, gaat uiten. En als men dan eigenlijk hunkert naar krachtig, levend christendom, dat zich in duidelijke daden vertoont, dan is het niet zo'n wonder, dat zij eigenlijk geen begrip kunhen opbrengen voor die „kerkelijke molens, die langzaam malen" en voor een uitspraak als „die geloven, haasten niet". Dan begrijpen ze niets van een synode, die alles wéér aan nieuwe deputaten ter nadere bestudering over geeft, of een beslissing uitstelt tot een volgende synode die twee jaar later bijeenkomt. Natuurlijk is twee jaar op de geschiedenis van een twee duizend jaar oude kerk, kort, maar op een studentenleven van zes jaar is het eindeloos lang. Natuurlijk poneert dan de studentenpredikant, dat er inderdaad een sterke beweging zit in het kerkelijke leven van vandaag: hij heeft ,,ervaring", hij kan zien, op grond van meeleven, hoe het gereformeerde leven zich b.v. in de laatste dertig jaar heeft geëvolueerd. Maar de ,,ervaring" van de oudere is wel te vertellen, maar niet „over te dragen". Elk mens moet zelf ervaren. E r is nog nooit een jonge generatie enthousiast geweest over de compromissen der ouderen en men moet niet ontstellen van beschuldigingen als halfslachtigheid of oneerlijkheid. W a t voor negativisme versleten wordt, is maar al te vaak een diep verlangen om een verantwoorde, positieve houding te mogen vinden, die men dan ook beleven kan. Dat betekent natuurlijk niet, dat het allemaal goed en mooi is, in die studentenmaatschappij. E r zijn ook bijna onverdragelijke „kwaden". Maar dat heeft ze dan met de „grote" maatschappij gemeen! Al met al is een studentenparochie een boeiende zaak, waar men in moet staan om de openheid naar alle kanten te genieten; ook om steeds meer onder de indruk te komen van de werkelijk presente trouw van God, die telkens weer Zijn zonen en dochters door de branding van allerlei crises heen leidt naar een vast geloof, waarin een eigen keuze lééft. J. Hessels Mulder.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 20

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's