GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 304

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 304

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

tiek op het z.g. medische model in de psychische gezondheidszorg. In het medische model worden aldus deze visie de klachten gelokaliseerd in de persoon van de patiënt; hij is ziek en het genezen moet dan ook op hem gericht zijn en bij hem aangrijpen. Er wordt gedacht in somatische en individueelpsychologische termen.

Maatschappij Het psycho-sociale model stelt hiertegenover: de persoon maakt deel uit van een groep, een gemeenschap. Wanneer op zo grote schaal psychische klachten zich voordoen als tegenwoordig het geval is, kan een model dat de verklaring in de persoon lokaliseert nimmer de realiteit recht doen wedervaren. Het is de maatschappelijke constellatie die verantwoordelijk is voor de psychische nood. De ziekmakende, neurotiserende factoren in de maatschappelijke structuren zullen moeten worden aangepast. De maatschappij is de grote ziekmaker. In een uitstekend artikel "Alternatieve psychiatrie" geeft Rooymans een zeer kritische evaluatie van deze problematiek. Hij wijst erop dat in de discussie sterk gepolariseerd wordt, hoe meningen en wensen als wetenschappelijke waarheden worden verkondigd en hij geeft aan op welke wijze een meer verantwoorde aanpak mogelijk is. Wij zullen ons daar nu niet verder in verdiepen, maar wij willen nu eerst pogen de belangrijkste ontwikkelingstendenties, welke de klinische psychologie de laatste jaren te zien geeft, nog iets nader te preciseren: 1. De belangstelling, die uitsluitend gericht was op de individu, patiënt geheten, verschuift. De focus komt op de kleine en grotere groep: het gezin, de school- of werkgemeenschap en de nog grotere kring: de wijk. 2. Naast de intramurale zorg gaan extramurale activiteiten een steeds belangryker plaats innemen. Steeds groter wordt het aantal personen dat hulp nodig heeft in verband met psycho-sociale problemen, doch dat niet tot de psychiatrische patiënten kan worden gerekend. 3. De curatieve zorg voor de mensen die op psychische gronden vastlopen wordt steeds meer gezien als een ontoereikende en te late reactie. Steeds krachtiger wordt aangedrongen op een verschuiving van de activiteiten in preventieve richting. 4. Er is een sterke verschuiving van psychodiagnostiek naar therapie. Lange tyd bestond de taak van de klinische psycholoog vrywel uitsluitend uit het psychodiagnostische onderzoek van de psychiatrische patiënt. Ook daarin is een grote kentering te bespeuren: de nadruk van de kiinischpsychologjsche activiteiten komt steeds meer te vallen op therapie, in de meest uiteenlopende vormen: niet alleen gesprekstherapie, doch ook de gedragstherapie 40

maakt grote opgang, zoals ook groepstherapie en gezinstherapie.' Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen onderwierp prof Cassee de positie van de psychodiagnostiek aan een nadere beschouwing. Dit geschiedde aan de hand van visies, welke binnen de belangrijkste therapeutische oriëntaties, op diagnostiseren zijn ontwikkeld. Achtereenvolgens werden het Rogeriaanse, psychoanalytische en gedragstherapeutische gezichtspunten besproken. Het Rogeriaanse standpunt is het meest uitgesproken: diagnostiek is onnodig en zelfs schadelijk voor het therapeutisch proces. Binnen de psychoanalyse geldt een meer genuanceerde opvatting: diagnostiseren is alleen zinvol voorzover gegevens beschikbaar komen die een juiste therapie-indicatie bevorderen en prognoses over het therapieverloop mogelijk maken. Gebruik wordt gemaakt van een evaluatiesysteem, gebaseerd op het psychoanalytische referentie-kader, dat sterk genetisch-dynamisch is georiënteerd. Bij de op basis van leertheoretische principes ontwikkelde gedragstherapie is de aandacht voor psychodiagnostiek groeiende: deze wordt dan gedefinieerd als het vaststellen en meten van zoveel mogelijk relevante factoren als noodzakelijk zijn om de best mogelijke modificatie van ongewenst gedrag tot stand te brengen. Uitvoerig werd ingegaan op de 'functionele gedragsanalyse' en de betekenis van de nieuwe benaderingswijze voor de klinische psychologie. Prof. Cassee eindigde zijn inaugurele oratie aldus: 'Welke conclusies vallen nu, dit alles overziende, te trekken? 1. Diagnostiek, uitsluitend als etikettering wordt door elke psychotherapeutische oriëntatie onaanvaardbaar geacht. Volgens elke therapeutische stroming dient diagnostiek functioneel te zijn, d.w.z. gerelateerd aan onderzoek van mogelijkheden tot gedragsbeïnvloeding, zoals één of andere vorm van psychotherapie, advies etc. 2. De klinische psychologie maakt zich steeds meer los van het psychiatrisch diagnosesysteem, de tendens om met een eigen psychologisch begrippensysteem te werken wint sterk aan betekenis. 3. De betekenis van situationele variabelen bij het diagnostiseren, in de zin van probleemanalyse, krijgt steeds duidelijker aandacht. 4. De term "psychodiagnostiek" is in verband daarmee minder adequaat en wordt steeds meer vervangen door de termen assessment en gedragsanalyse. 5. In elke klinisch-psychologische vraagstelling dient een "probleemanalyse" gemaakt, om welke vorm van hulpverlening, advies of therapie het ook gaat. 6. De gebruikte leertheoretische principes

en de experimentele onderzoeksmethoden worden gemakkelijk in het praktische bedrijf opgenomen ten gevolge van de zeer grote behoefte aan vergroting van het therapeutisch arsenaal. Daarom bieden de geschetste nieuwe ontwikkelingen gunstige perspectieven voor het overbruggen van de in de klinische psychologie bestaande kloof tussen research en praktijk. Wat zijn de consequenties van deze ontwikkeling voor de opleiding? Noodzakelijk dat psychologiestudenten reeds in hun leersituatie, met name in de stages, niet meer worden getraind in een scherpe scheiding diagnostiek-therapie, maar leren de vraag om hulp, door individu of groep gesteld van begin af aan te bezien in het perspectief van de beschikbare mogelijkheden aan hulp in enigerlei vorm van therapie of advisering. Daartoe zijn nieuwe opleidingssettings noodzakelijk. De psychiatrische kliniek biedt wel een noodzakelijk, maar niet voldoende opleidingsconditie voor de klinisch psycholoog. De klinische psychologie wordt steeds minder klinisch en steeds meer psychologie! D.w.z. de medische setting is nog wel steeds een aanduiding voor de plaats, waar een belangrijk deel van de klinisch-psychologische activiteiten plaatsvindt, maar voor de wetenschappelijke uitgroei van onze discipline is een verzelfstandiging in denkkaders en op uitgebreider schaal toepassing van psychologische methodieken dan thans veelal het geval is, noodzakelijk. Aanvankelijk hield de klinische psychologie zich vrijwel uitsluitend bezig met de psychiatrische patiënten. Thans vormen laatstgenoemde nog slechts een gedeelte en kwantitatief niet het belangrijkste deel, van het totale aantal personen, dat hulp nodig heeft in verband met psychische problemen. Dit betekent dat een te exclusieve psychiatrische oriëntatie in de opleiding van de studenten künische psychologie onvoldoende recht doet wedervaren aan de zich steeds verbredende scala van problemen, waarvoor zij straks in de praktijk worden gesteld. Daarom dienen m.i. mogelijkheden te worden geschapen binnen de eigen subfaculteit om aan deze eisen te voldoen. Zowel onderwijs als onderzoek zouden zeer gebaat zijn bij het oprichten van een eigen klinischpsychologisch instituut. Immers, daarin zouden de studenten kunnen participeren aan "assessment" èn behandeUng als een geïntegreerde samenhang, terwijl daarnaast de research betere kansen zou krijgen. Dit vereist een ingrijpend andere wijze van benadering dan tot voor kort gebruikelijk en ik ben mij ervan bewust dat ik hiermee bezig ben mij te laten gaan in "whisful thinking". Maar is het niet zo, dat elke vooruitgang slechts tot stand komt omdat wenselijkheden in mogelijkheden worden omgezet en vervolgens gerealiseerd?'

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 304

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's