GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 272

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 272

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gevraagd: archiefstukken voor Documentatie Centrum Reformatorisch Nederland 'Ik vind, dat we de geschiedenis zoveel mogelijk moeten bewaren, om de eenvoudige reden, dat we maar één keer kunnen weggooien, en dan is het ook voorgoed wég! Met iedereen die sterft, verdwijnt een stuk mogelijke geschiedenis'. Aan het woord is dr. G. Puchinger in zijn functie van hoofd van het Documentatie Centrum Reformatorisch Nederland aan de VU. Bij menigeen zal hij beter bekend zijn als boekstaver van wat met enige overdrijving mag worden genoemd: alles wat beweegt op het reformatorisch erf en directe omstreken. Niet zijn schrifturen zijn echter gespreksonderwerp met VU-magazine, doch zijn werk aan het Documentatiecentrum. Ongeveer twee jaar geleden werd het centrum van de grond geholpen, nadat VU-bibliothecaris dr. J. Stellingwerff had moeten constateren, dat er geen opvangmogelijkheden bestonden voor archieven betreffende de jongste geschiedenis die via nalatenschap of langs andere weg de VU bereikten. Die mogelijkheid is er nu wel in de vorm van het centrum, dat naast dr. Puchinger nog wordt bemand door drs. P. Hoekstra.

uitmaakt. Met (prof dr. H.) Dooyeweerd zegt hij dat er 'een historisch aspect aan alle dingen' is, en dat wij daarvan niet loskunnen. 'Wat de historicus doet is: doden opwekken. De laatste overwinning van de dood is de vergetelheid. Dat doorbreekt de historicus, dat is gezegd op het graf van Groen van Prinsterer door Beynen (Laurens Reinhart). Zijn rede is altijd afgekraakt, omdat hij had gezegd dat Groen de laatste vertegenwoordiger was van een leven dat geheel voorbij was. Maar hij zei ook iets anders, dat ik erg van belang vind: 'Hij heeft allen die hem wilden volgen als gevoerd naar de tempel van het verleden en ons geleid naar de graven van het voorgeslacht. Daar heeft hij doden gewekt en ze weder als in levende gestalten ons doen naderen, met ons doen spreken en voor ons doen gewagen van hun geloof en hun roemrijke daden'. Die 'roemrijke daden' mag je dan een beetje op de romantiek schuiven, maar ik vind dit kernachtig juist gezegd: wat de historicus doet is doden opwekken.'

Wilma

Het belangrijkste succes dat een historicus zou kunnen ten deel vallen, bestaat er, naar de mening van dr. Puchinger uit, dat er conversatie ontstaat over de door hem tot leven

Aan de wand van het vertrek, waarin dr. Puchinger bereid is VU-magazine te woord te staan, hangt een door de kunstenaar Roeland Koning vervaardigd portret van de protestants-christelijke auteur Wilma (Vermaat), geschilderd in de 'werkhut' bij haar Beekbergse woning. Dr. Puchinger blijkt het portret onder meer te waarderen, vanwege de geschiedenis die eraan verbonden is. In de hut, waar Koning nauwelijks plaats kon vinden zijn ezel neer te zetten, heeft Wilma in de oorlog joden verborgen gehouden. In de bundel 'Christen en Kunst' waarin dr. Puchinger onder anderen met Roeland Koning sprak, kwam ook dit schilderij en zijn toenmalige verblijfplaats ter sprake. Koning zei bij die gelegenheid (oktober '69): 'Het zou aanvankelijk na haar overlijden eerst naar 't Letterkundig Museum gaan, maar we waren bang dat het daar in de kelders terechtkwam. Ik haalde het na haar dood uit haar huisje weg en nu hangt het bij een bewonderaarster; later, dan zien we wel weer, het krijgt zijn bestemming wel.' Het is nu onder de hoede van dr. Puchinger. Hij legt uit, dat het niet alleen de afbeelding is, maar ook de geschiedenis van de afgebeelde die voor hem de waarde van het schilderij 8

Conversatie

Dr. G. Puchinger

gewekte doden. Mensen over wie niet wordt geconverseerd, bestaan niet meer. Deze zienswijze houdt in, dat niet alleen de vakman zich historicus mag noemen, maar ook degene die zich in conversatie begeeft over de overledenen. Dr. Puchinger omschrijft de bezigheden binnen het Documentatiecentrum als het aandacht geven aan de geschiedenis. 'Niet aandacht in de zin van: dat is iets van vroeger, maar eerder in de zin zoals prof. dr. K. J. Popma het woord aandacht eens gebruikte, toen hij sprak over de oecumene. Met oecumenische aandacht bedoelde hij toen zoiets als: oecumene moet niet worden beschouwd als het één en het al, maar moet evenmin worden genegeerd. Ieder christen moet aandacht voor de oecumene hebben! Die aandacht voor de geschiedenis laat onder het protestants volksdeel te wensen over. Dr. Puchinger is allang blij dat er nu aan de VU althans iets is, maar hij beseft tegelijk dat dat weinig is in vergelijking met wat het roomskatholieke volksdeel op dit gebied ter beschikking staat aan de universiteit van Nijmegen. 'Wij zijn klein in opzet, vooral als we ons vergelijken met Nijmegen waar een enorm instituut staat, maar we stellen wél wat voor. We hebben namelijk alles overgenomen van de Kuyper-stichting, die nu als archief instituut niet meer bestaat. Dat betekent dat we hier het Kuyper-archief hebben, bevattende tienduizend brieven die aan Kuyper zijn geschreven; het Heemskerk-archief, het Colijnarchief, het Idenburg-archief, om maar vier te noemen. Dat is niet niks, wil ik maar zeggen.'

Meer onder indruk Het verschil tussen roomsen en protestanten waar het hun belangstelling voor de elk hun eigen geschiedenissen betreft, moet volgens dr. Puchinger voor een deel worden toegeschreven aan het feit dat men in r.k.-kring meer onder de indruk was geraakt van de vernieling van het rijke roomse leven. 'Het was daar zo, dat de boel werd vernield en weggegooid waar men bij stond. Zo is het bij ons nog niet.' Alhoewel: dr. Puchinger vestigt er de aandacht op, dat het ongeveer dertig jaar geleden nog zo was gesteld, dat vrijwel iedere gereformeerde wel enige brochures van Kuyper in zijn kast had staan. Die waren daarmee zo weinig schaars, dat ze nauwelijks van belang waren. De exemplaren die vandaag de dag nog te vinden zijn, moeten worden gebruikt en 'opgevist'.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 272

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's