GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 213

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 213

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

\^ magazine 35

Baten van export-gerichte industrialisering in arme landen komen terecht bij het kapitaal in de rijke landen.

heden. Het meest in het oog springend hierbij is de verplaatsing van industriële aktiviteiten vanuit ét westerse landen om bestaande zeer grote internationale loonverschillen re benutten: de ..run-away"-industrieëen. Sektoren waarin deze faktor doorslaggevend is. en die dan ook de laatste jaren een enorme groei hebben beleefd, zijn de elektrotechniese industrie, de leer-, textiel- en kledingindustrie en 'n uitgebreide machineonderdelenindustrie (onderdelen van b.v. kantoormachines, radio's en televisietoestellen). Hetenigeen uiteindelijke doel van deze produktie isexport. Deze ontwikkeling behoeft overigens niet te verwonderen, want produktie. assemblage en verkoop worden door de multinationale ondernemingen gescheiden. -Arbeidsintensieve produktieprocessen verplaatst men naar landen met een laag loonnivo. produktieprocessen die hoog gekwalificeerd personeel vereisen, laat men in het westen en verkopen doet men overal waar een koopkrachtige vraag is. Van export kunnen we in dit verband niet goed spreken; de helft van de industriële export van de derde wereld heeft de vorm van dóórvoer binnen multinationale bedrijven. Voor deze vorm van industrialisering is een vrije toegang tot de markten van de ontwikkelde landen voorwaarde. Sinds UNCTAD-II hebben inderdaad een groot aantal ontwikkelde landen in principe enigerlei vorm van voorkeursbehandeling toegekend aan industriële importen uit de derde wereld. Ook de EEG laat de industriële produkten uit de met haar geassocieerde landen vrij toe. Wij krijgen biereen nieuwe tweeledige, maar absoluut niet van elkaar losstaande, ontwikkeling in het vizier. Enerzijds herzien verschillende onderontwikkelde landen hun ..ontwikkelinsstrategie" (nadruk op de industriële export), anderzijds verzachten de ontwikkelde landen de invoerbelemmeringen voor industriële produkten. Het is zeer de vraag of de derde wereld deze ontwikkeling voor ogen had, toen zij in U N C T A D verband zich hard maakte voor verzachting van de invoerbelemmeringen door de ontwikkelde landen. Want hoe moeten we deze vorm van industrialisering beoordelen voor wat betreft de bijdrage aan de ontwikkeling \ an de derde wereld? Van de tegenpool van dit proces, de industriële herstrukturering in tie ontwikkelde landen,moeten we hier af zien.

Ook aan de baten van export-gerichte industrialisering voor de betreffende landen kan slechts aandacht besteed worden. Veel hangt af van de ontwikkelstrategie en van de mate waarin de/e vorm van industralisering ingepast is in het ontwikkelingsbeleid van een land.

Werkgelegenheid Het is duidelijk dat de reden van de wijziging in de ontwikkelingsstrategie van vele landen gelegen is in het feit dat men denkt, door voor de export te produceren, meer munt te kunnen slaan uit het komparatief voordeel van lage lonen. Het aantrekken van industrieën moet werkgelegenheid brengen: de export van de produkten moet bijdragen aan de diversifikatie van het exportpakket, het versterken van de betalingsbalans, en de voorraad internationale liquiditeiten vergroten. Wat heeft ons de ontwikkeling van export-gerichte industrialisering tot nu toe geleerd? .Allereerst dat nog maar een beperkt aantal landen geslaagd is in het opbouwen van een export-industrie. Andere landen staan evenwel op de nominatie. Een direkt effekt op de verbetering van de werkgelegenheid is aanwijsbaar. De aanwezigheid van indirekte negatieve effekten — m e n d e n k e a a n h e t wegkonkurreren van binnenlandse ondernemingen, de inschakeling van nieuwe kategorieën arbeidskrachten in plaats van vermindering van bestaande werkloosheid en de,geringe integratie in de ekonomie leiden tot de konklusie dat van een helani^rijke verbetering van de werkgelegenheid geen sprake is. Evenmin is sprake van een verbetering van de lonen. De lage lonen zijn nu juist voor de exportindustrieën essentieel. Er bestaat een konstante dreiging zich uit de markt te prijzen wanneer de lonen zouden stijgen. De integratie van de exportsektoren in de rest van de ekonomie is gering. De lonen van het beperkte deel van de bevolking dat in deze sektoren werk vindt, zorgt niet voor een voldoende vraagvergroting naar konsumptiegoederen. Evenmin weten de overheden veel naar zich toe te trekken, .luist de fiskale ontheffingen zijn instrumenteel bij het aantrekken van exportindustrieën. De noodzakelijke integrerende verbindingen, noodzakelijk voor een zelfstandige industriële ontwikkeling, wor-

den net / o min tot stand gebracht door binnenlandse toeleveringsbedrijven: de technologie, het machinepark, de grondstoffen en of halffabrikaten worden vrijwel allemaal ingevoerd. Dit doet dan meteen de vraag rijzen naar het betalingsbalanseffekt en de valuta-opbrengsten. Vooral aan het begin van dit industriaiiseringsproces zijn alleen negatieve effekten te verwachten. Het opzetten en installeren vergt zoveel importen, dat menig land gekonfronteerd wordt met betalingsbalanstekorten. De exporten van deze sektor blijken bovendien bijzonder konjunktuurgevoelig. Een krisis in de ontwikkelde landen doet zich direkt voelen en ontslagen worden in de onderontwikkelde landen makkelijk geëffektueerd. Het lijkt ons niet voorbarig te stellen dat de baten van export-gerichte industrialisering niet zozeer terechtkomen bij de derde wereld. maar\eeleer bij de internationale kapitaalkonglomeraties in ontwikkelde landen.

Export primaire produkten Een algehele prijsdaling van primaire produkten zette zich door in 1975. en met de wereldkrisis daalde ook het volume van de exporten. Dit toont ons het grillige karakter van de handel in grondstoffen. Maar het beeld van de struktuur van de wereldhandel van primaire produkten is daarmee geenszins kompleet. De exporten van de derde wereld bestaan - afgezien van olie - voor 2 3 uit primaire produkten. Hun exportbelang geldt echter slechts enkele produkten: koffie, koper, suiker, katoen en hout zijn het belangrijkst, gevolgd door ijzererts, rubber, kakao, \iees, thee, tin en bananen. De rest van de opbrengsten wordt verkregen door kwantitatief gezien onbelangrijke produkten. De overheersende rol van primaire produkten in de exporten van de onderontwikkelde landen loopt niet gelijk met een even grote dominantie in het aandeel op de wereldmarkt van primaire produkten. Dat laatste aandeel is zelfs dalend. Wanneer we de prijzenexplosie van 1972-74 als incidenteel beschouwen en de cijfers tot en met 1972 bezien, vermindert het aandeel van de onderontwikkelde landen in de wereldexport van primaire produkten gestaag van ruim 40 fy in 1955 tot bijna 35 cf in 1972. Binnen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 213

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's