GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 420

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 420

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 22 wij nog de macht hebben om ons gezag te handhaven."

Gelijkstelling Het betoog mag niet baten. Op 1 maart 1921 valt het Gouv. besluit no. 33 waarin nagenoeg algehele gelijkstelling in bezolding wordt doorgevoerd van Ambonese en Menadonese militairen „ m e t hunne rang- en standgenoten van andere niet-Europese landaarden". Het is begrijpelijk dat de Ambonezen ontzet zijnoverdeze nieuwe manipulatie-richting, die in feite een ontkenning inhoud van hun loyaliteit met Nederland en hen vereenzelvigt met de Indonesiërs. Een storm van verontwaardiging breekt los. In de Volksraad wordt heftig gedebatteerd. Talrijk zijn de protesten van Ambonezen en Menadonezen. In brochurevorm is bewaard gebleven de toespraak van Dolf Pattipeilohy op een van de protestvergaderingen. „Landgenooten, Amboineezen! Meent niet dat dit vraagstuk u ais burger niet of weinig aangaat. Neen, het treft u evenals mij. Het geldt ons nationaal belang. Het treft hen, die het beste deel van het ras vormen,het ras waaruit u en ik zijn voortgesproten". De toespraak, heeft meer betekenis dan die van een soort militaire vakbondsman, ook al lijkt het geschilpunt de bezoldigingsregeling. In wezen is het een politiek verhaal met wie zal de Ambonees loyaal zijn? Dat is de kern van de zaak. De Ambonees is de gelijke van de Europeaan, maar wordt ten onrechte ten achter gesteld. Het woord „bevoorrechting" maakt hem woedend. „Een dergelijke bevoorrectiting hieeft nimmer plaats gehad" zegt Pattipeilohy. „Door wie en waarmede zijn wij bevoorrecht?" Men voelt zich (zo worden de Ambonezen ook genoemd) „Zwarte Hollanders", die ten onrechte bij blanke Hollanders ten achter worden gesteld. Wel is nodig dat men de eigen Molukse geschiedenis daarvoor vergeet. „Wij willen niet terugzien naar het verleden, waar wij slachtoffers waren van de handelsgeest der Nedertandsche kooplieden. Wij zullen ons gevoelen niet onder woorden brengen, hoe uit ons land de beste koopmanschappen werden uitgevoerd en uitgeroeid. Wij zullen ons niet bezondigen aan eene beschrijving over de hongitocht van voorheen. Wij willen het verleden vergeten en.die rampen brengen op rekening van het Noodlot," aldus Pattipeilohy. Zelfs wil hij niet memoreren de weduwen en wezen van de Ambonese soldaten „die zonder eenigen steun hun verder leven moeten slijten." Het gaat hem om de vraag: „ Amboinees, wat zijt gij in de Indische samenleving en tot welke waarde staat gij genoteerd?" Gij zijt aan koersverandering onderhevig. Staat uwe noteering bij een Daendelsof Van Heutz zeer hoog, bij een Van Limburg Stirum loopt uw waarde terug. Op de politieke markt, waar gij als een waardevol artikel geprijsd zijt, speculeert een Haags aandeelhouder in u a la hausse en een agitator a la baisse." En zo was het wèl ongeveer. Daartegen protesteert Pattipeilohy. De Ambonees is geen huursoldaat wil hij zeggen, zoalsde andere landaarden. Zijn identificatie met de Nederlandse zaak gaat zover, dat men hem diep kwetst door deze gelijkstelling aan andere landaarden, met w i e hij geen loyaliteit kent. Men krijgt niet de indruk, dat dit dan de heersende visie is van de Nederlandse militaire leiding. In het KMA-leer-

boek van 1919 wordt zonder enig onderscheid over Ambonezen, Javanen enz. gesteld: „ Bij de beoordeling van de militaire waarden van onze inlandsche soldaten dient wel in het oog te worden gehouden, dat vooralsnog de machtige drijfveren „vaderlandsliefde" en „nationaliteitsgevoel" bij hen niet bestaan. Het zijn huursoldaten voor wie het soldaatzijn een betrekking is als elke andere." Pattypeilohy maakt duidelijk dat de Ambonezen dit niet zo beleven. „Als Inheemsche soldaat is de Amboinees een vakman en een arbeider in dienst van het Kandjeng, als Amboineesch soldaat is hij behalve arbeider ook de loyale vriend van het Nederlandsch Gezag. Men doet de Amboinees geen groot er onrecht dan hem te ontnemen zijn na tionaliteitsaanwijzing. Door degenen die de Amboinees niet begrijpen, zal licht worden geuit: „ What is in a name?" Voor de ingewijden beteekent zijn betiteling van inheems soldaat een aanval op zijn nationale adat in het algemeen en in het bijzonder eene bedreiging van de vriendschap die sedert eeuwen bestaat tussen hem en Nederland." En eerder stelde hij: „De nieuwe administratieve maatregel brengt de Amboinees in een dubieuze situatie. Zou hij voortaan alleen werk verrichten overeenkomstig de betaling en behandeling?" Pattipeilohy moet er niet aan denken. Voor hem is loyaliteit aan het Nederlandse koloniale gezag in feite de uitdrukking geworden van zijn Ambonese identiteit. „ M e n kan niet aan de Nederlandsche Koloniale politiek denken zonder ons uit te schakelen. Wij hebben zeker een rol te vervullen in de Indische samenleving en deze rol is niet minder glansrijk, al zijn er aanwijzingen dat de tegenwoordige nazaten van Coen moe zijn van het verdere behoud van de erfenis hunner voorvaderen... Het is vanwege den wapenrok dat wij in delaatsten tijd critiek moeten verdragen v a a verschillende partijen. De Inlandsche beweging ziet meer in ons het moordend Koloniaal Werktuig en onze vrienden zwijgen in duizend talen dit oordeel te vernietigen. Nee, zij blijven onverschillig, als anderen onze plicht en prestaties sorteeren onder het hoofd M I S D A A D . Wij schamen ons om in de inlandsche kringen te spreken van onze lust en ijver, getoond in den Dienst van het Kandjeng, omdat wij het vonnis als de instrumenten eener Koloniale Regeering, niet willen aanhooren. Wij vormen heiaas het onsympathieke deel der bevolking dezer gewesten... Waarom? ...omdatwij onze plichten naar behooren hebben vervuld?... Voor eeuwen was onze positiein het Leger eene machtsuitbreiding van Nederland in deze gewesten. Wij hebben ons militante aandeel gehad aan het maatschappelijk hervormingswerk van Nederland, waardoor de Indische Staat het aanzien heeft van een meer aaneengesloten geheel. Nu zijn de tijden van veroveringen voorbij. Wij hebben ais deelnemers in de machtsuitbreiding onze rol uitgespeeld. Onze waarde loopt successievelijk terug, maar ik vraag mij zelf af en onze diensten als Militair in deze tijden van machtsbehoud kunnen worden ontbeerd." Pattipeilohy eindigt zijn toespraak aldus: ,,lk ben trotsch een tangsi-jongen te zijn, voortgesproken uit het milieu, dat trouw blijft aan de eens gedane eed. Trouw te zijn aan Nederland en Oranje". Demanier waarop wordttegemoetgekomen aan degrieven van de Ambonezen kan hen niet geheel bevredigen. Weliswaar bereiken zij dat voortaan niet slechts het onderscheid Europeaan-Inlander in het Ned. Indische Leger

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 420

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's