GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 475

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 475

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

^

magadne 33

Wetenschap en bewapening*) door B. N. Oostenbrink

Sinds de eerste, maar vooral na de tweede wereldoorlog, zijn wetenschappers in toenemende mate betrokken geraakt bij de oorlogsindustrie. In dat opzicht onderscheidt de huidige periode zich van de voorgaande door de enorme schaalvergroting, de permanente organisatie en het voortdurend en systematisch onderzoek naar perfectionering van wapensystemen. Maar bovendien zijn de gevolgen van die betrokkenheid veel ernstiger in termen van vernietiging en bedreiging van het menselijk bestaan. Wetenschappers zijn betrokken (geweest) bij de ontwikkeling van de atoombom, de waterstof- en neutronenbom, bij de ontwikkeling en verbetering van de rakettechnologie, bij experimenten van geheime diensten ter beheersing van de menselijke psyche, zoals proeven met hersenspoeling, psychopharmaca en psychochirurgie, etc. In een aantaJ gevallen gaat een hoog IQ blijkbaar niet samen met veel wijsheid en biedt het bezit van veel kennis geen garantie voor een sterk ontwikkeld ethisch besef. Voor velen wellicht geen verrassende konklusie. Wetenschappers zijn per slot van rekening ook maar mensen. Niettemin een verontrustende konklusie, niet alleen vanwege de - nog steeds - vooraanstaande positie van wetenschappers in de samenleving, maar ook - en misschien meer nog - vanwege hun dominerende rol bij de technologische ontwikkeling en bewapening. Wie er achter probeert te komen hoe groot nu die betrokkenheid is van wetenschappers bij de militaire industrie, stuit al gauw op een aantal problemen: In de eerste plaats is het lang niet altijd duidelijk wie nu precies onder wetenschappers moet worden begrepen. Of bijvoorbeeld een HTS-er als een academicus dan wel als iemand met een hogere beroepsopleiding moet worden beschouwd, hangt sterk af van de organisatie van het onderwijs in het betreffende land. In de tweede plaats is het begrip, ,militaire industrie" al evenmin eenduidig. Zeker is wel, dat we er wapen- en minitiefabrieken toe moeten rekenen, alsmede fabrieken en wapensystemen, zoals bijvoorbeeld radar- en vuurge-

enigde Staten bij die laatste oorlog betrokken is geweest. In de derde plaats worden schattingen van de omvang van die betrokkenheid bemoeüijkt, doordat veel wetenschappers indirect, d.w.z. als adviseur, bij de militaire industrie worden ingeschakeld. Vaak gaat het daarbij om een kleine opdracht, een klein experiment dat in een bepaald universiteitslaboratorium kan worden uitgevoerd, en zowel militaire als civiele toepassingsmogelijkheden heeft. Tenslotte komt het voor dat militaire research-opdrachten worden opgedeeld in kleine onschuldig lijkende deelopdrachten, die door private, onschuldig lijkende organisaties geplaatst worden bij verschillende wetenschappelijke instellingen. Deze organisaties verzamelen dan later de resultaten van die deelonderzoeken, die daar of op de research-afdelingen van het Pentagon als een legpuzzel in elkaar worden gepast. Een berucht voorbeeld daarvan is het Camelot-projekt, dat was bedoeld als een onderzoeksproject naar opstandige bewegingen in Latijns-Amerika. Wetenschappelijke onderzoekers ontdekten de samenhang van de deelonderzoeken voortijdig, waarop het Pentagon de opdrachten terugnam. Maar vast staat wel dat dit projekt slechts een topje van een ijsberg vormt.

Acht miljard leidingssystemen, en fabrieken van militaire transportmiddelen. Maar schattingen van de omvang worden al heel wat moeilijker bij laboratoria, die zowel voor de civiele als voor de militaire markt onderzoek doen. Nog moeüijker wordt het wanneer we ook het sociaal-wetenschappelijk onderzoek erbij betrekken, bijvoorbeeld naar strategieën van anti-guerilla oorlogsvoering in Latijns-Amerika en Vietnam. Er is berekend dat tussen 1962 en 1972 40 tot 60 procent van de sociale wetenschappers in de Ver-

Het zal daarom niemand verbazen dat de schattingen van de omvang nogal uiteenlopen: Het aantal wetenschappers in de wereld dat met militair onderzoek bezig is wordt becijferd op 10 tot 25 procent van alle wetenschappelijke onderzoekers. Volgens het Peace Research Instituut in Stockholm waren in de Verenigde Staten in 1972 tussen de 75 en 150 duizend wetenschappers verbonden aan de betreffende afdelingen van onderzoek en ontwikkeling. Voor de Sovjet-Unie ligt dat aantal in eenzelfde orde van grootte. Voor Nederland wordt dat aantal geschat op

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 475

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's