VU Magazine 1979 - pagina 306
1 ^ magazine 40
Uit de Hortus door Daan Smit
Varens voor het moeras of voor vochtige plaatsen Varens dragen op een geheel eigen wijze ertoe bij dat de schoonheid van een tuin wordt verhoogd. Het begint al in het voorjaar met het ontluiken van het jonge blad. Als een opgewonden horlogeveer komen de jonge bladeren dan te voorschijn, die zich heel langzaam ontrollen. De kleur van het jonge blad is bij iedere soort weer anders. Er zijn vele honderden winterharde soorten en cultuurvarièteiten bekend waarvan onze eigen, inheemse flora er ook vele biedt. De grootste in het moeras groeiende varen is de koningsvaren (Osmunda regalis). De bladeren, die zich in het voorjaar als reusachtige wekkerveren ontrollen, groeien uit tot een hoogte van wel 2 meter! Aan de toppen van de steriele bladeren verschijnen de fertiele bladeren, die een massa aan sporen kunnen voortbrengen. Aan het eind van het seizoen, in het najaar dus, wordt het loof prachtig goudgeel, wat een lust voor het oog is. Een andere vochtminnende varen is de moerasvaren (Dryopteris thelypteris). een wat kleinere soort, die al naar gelang van de standplaats 15 - 100 cm hoog kan worden.
Varens voor minder vochtige plaatsen De adelaarsvaren (Preridium aquilinum) kan nog veel hoger worden dan de koningsvaren. Dit is uiteraard weer sterk afhankelijk van de standplaats. Staat de varen licht en droog dan zal hij niet veel hoger worden dan plm. 50 cm. Geeft U hem een donkere standplaats, bijvoorbeeld onder een dicht bladerdak, dan is 4 meter of soms meer geen zeldzaamheid! De adelaarsvaren heeft dikke wortelstokken en kan grote gebieden begroeien. Ook deze
Koningsvaren (Osmunda regalis), groeit het liefst op een vochtige plaats
Eikvaren (Polypodium vulgare)
Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes)
Mannetjesvaren filix-mas)
(Dryopteris
Schubvaren (Ceterach oHïdnarum)
varen krijgt een prachtige herfstkleur. Net zoals bij de koningsvaren zijn er meerdere varens die speciale sporenhoudende, fertiele bladeren vormen, in tegenstelling tot de meeste varens, die dat uitsluitend aan de onderkant van het blad doen, namelijk in sporenhoopjes, die zowel rond als ,,gestreept" kunnen zijn. Tot de eerste behoort het dubbelloof (Blechnum spicant). dat dus twee soorten bladeren vormt. Vroeg in het seizoen de mooi groene, naar de grond gebogen bladeren en later in de tijd de rechtopstaande sporendragers: vandaar de naam dubbelloof! Twee andere varens, die ook speciale sporenbladeren vormen, doch bij ons niet inheems zijn, maar het wel uitstekend in de tuin doen zijn de uit Midden- en Oost-Europa en Noord-Azië stammende struisvaren (Matteuccia struthiopteris) en de in NoordAmerika en Oost-Azië inheemse bolletjesvaren (Onoclea sensibilis). Zowel voor rijkbeschaduwde als zonovergoten plaatsen komen de mannetjes- en wijfjesvarens (resp. Dryopteris filix-mas en Athyrium filix-femina) goed van pas. Tot de kleinblijvende soorten rekenen we de eikvaren (Polypodium vulgare), de rechte beuk varen (Dryopteris robertiana) en de smalle beukvaren (Dryopteris phegopteris). De steenbreekvaren (Asplenium trichomanes). de muurvaren (Asplenium ruta-muraria), de zwartsteel (Asplenium adiantum-nigrum) en de schub varen (Ceterach officinarum) groeien het liefst tussen stenen of op muurtjes, vooral wanneer kalk aanwezig is. Tenslotte is de mooie tongvaren (Phillitis scolopendrium) een ,,must" voor iedere beschaduwde plaats!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979
VU-Magazine | 484 Pagina's