GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1979 - pagina 415

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1979 - pagina 415

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

zijn moeders, gehuwd of niet), maar een amendement van die strekking werd verworpen. Verbazingwekkend is ook dat in al die zestig jaren die sindsdien verliepen nooit eerder een beroep is gedaan op het artikel 11, lid 2. Waarschijnlijk is dat ook de reden dat dit artikel al die jaren ongewijzigd in de wet bleef staan. Niemand had er gemak van, maar er waren ook geen werkgevers, die klaagden dat de wetgever hen opgezadeld had met een niet te dragen verplichting, nadelig voor de exportpositie van ons land, enzovoorts. Waarom deed nooit iemand een beroep op dit artikel? De verklaring is even eenvoudig als onthutsend. In de meeste gevallen werd de vrouw bij zwangerschap gewoon ontslagen. Op die manier kon er ook nooit een probleem ontstaan over het voederen van de baby. Het was in feite in de jaren na 1919 een wetsartikel waar niemand iets aan had, geen gemak, ook geen last. En zo kon artikel 11, lid 2 in de schuilhoek der vergetelheid als dode letter alle stormen van de tijd overleven. Pas in deze tijd kan het zoogrecht van de werkende vrouw worden geëffectueerd. En als het artikel van 1919 een beetje breed wordt uitgelegd, betekent dit voor ondernemingen met vrouwelijke werknemers in feite een verplichting tot het instellen van crèches of het uitbreiden van het betaalde zwangerschapsverloftot baby pap uiteen bordje kan worden gevoerd. Het zou dan een recht van niet geringe betekenis zijn dat terloops is ontdekt bij de geboorte van Martin Dijkhuis. Feministes, die zwoeren bij de praktische fles (ook door de man te geven) moeten toegeven dat met borstvoeding meer is bereikt. Borstvoeding is trouwens weer helemaal „ i n " , niet alleen in het VU-Ziekenhuis; de Wereldgezondheidsorganisatie van de Verenigde Naties (WHO) wil een campagne beginnen waarin gewezen wordt op de voordelen van borstvoeding boven flesvoeding; er zou zelfs een absoluut verbod worden bepleit van reclame voor flesvoeding. (Trouw 13 okt. '79).

DB WET

Art. 11. 1. Een vrouwelijke arbeider mag geen arbeid verrichten binnen acht weken na hare bevalling. De tijd. gedurende welken onmiddellijk vóór de bevalling geen arbeid is verricht, komt tot ten hoogste twee weken in mindering van den in den vorigen volzin gestelden termijn. 2. Het hoofd of de bestuurder eener onderneming is verplicht te zorgen, dat aan eene vrouwelijke arbeider, die een borstkind heeft en hiervan aan hem heeft kennis gegeven, behoorlijk gelegenheid gegeven wordt, haar kind te zoogen.

Crèche-verplichting? Hoe is het mogelijk, dat in 1919 het borstvoedingsartikel zonder enige moeite het parlement passeerde? Had niemand dan in de gaten dat als men de werkende moeder accepteerde, er in de bedrijven voorzieningen dienden te worden geschapen? Of hadden de wakers voor het ondernemersklimaat meteen al in de gaten dat het bepaalde een fopspeen was? Dat in die jaren in het geheel niet werd gedacht aan kinderdagverblijven, is niet vol te houden door wie enigermate op de hoogte is van de sociale geschiedenis van ons land. Een maand voor de indiening van de Arbeidswet, maart 1919, werd in Amsterdam het Tweede Christelijk Sociaal Congres gehouden. Prof. dr. Herman Bavinck, theoloog van de VU, sprak een zeer lang referaat uit over „De beroepsarbeid der gehuwde vrouw" (woensdag 12 maart). Daarin stelt hij dat de wettelijke regeling van de beroepsarbeid der gehuwde vrouw er voor heeft te waken „dat de vrouw als arbeidster toch tevens gelegenheid ontvangt, om als mensch, als echtgenote en als moeder haar taak te vervullen en aan haar bestemming te beantwoorden." En in dit verband, aldus Bavinck, „heeft de wettelijke bescherming van den arbeid der gehuwde vrouw" o.a.: „aan de arbeidende vrouw, die kleine kinderen te verzorgen heeft, tegemoet te komen door locaien

Arb. wet 1919 Art. J2 Het eerste lid is gewijzigd bij de Wet van 25 maart 1971, Sib. 224. Zie de aantekening bij art. 67. - Met het geven van behoorlijke gelegenheid tol zogen is zowel tijd als localiteil bedoeld. Of een afzonderlijke localiteit beschikbaar moet worden gesteld, zal van de omstandigheden afhangen, bv, of in het lokaal, waar de vrouw-wejkt,'ook mannen aanwezig zijn. In het laatste geval kan het bedrijfshoofd ook aan zijn verplichimg voldoen, door de vrouw gelegenheid te geven het kind thuis te gaan zogen. Met kennisgeving is zowel mondelinge als schriftelijke mededeling bedoeld. De bepaling is nodig, omdat men niet kan aannemen, dat zonder die kennisgeving de werkgever weet, dat de vrouw haar kind zelf voedt. (M.v.A. 2e K.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1979 - pagina 415

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1979

VU-Magazine | 484 Pagina's