GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 482

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 482

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

]ttl MAGAZINE 10 de ministerraad, toen Mr. G. de Vries, en een ambtgenoot. Nu betrof het de minister van oorlog, M. D. Graaf van Limburg Stirum. In de Troonrede was gesproken over verbetering van de defensie en de betrokken minister zag dit voornemen graag in zoverre gekonkretiseerd dat hij persoonlijke dienstplicht wilde invoeren en het recht tot plaatsvervanging bij de nationale militie wilde afschaffen. Toen de minister enige tijd later met een dergelijk voorstel bij de Kamer kwam werd dit verworpen en Van Limburg Stirum trad af. Het zou nog wel een dikke twintig jaar duren voordat het wel zeer ondemokratische remplacantenstelsel verdween. Wel had bovenbedoeld meningsverschil tot gevolg, dat het hele kabinet-De Vries ontslag vroeg. De Koning verzocht hen echter aan te blijven en met uitzondering van de minister van oorlog voldeden ze aan dit verzoek.

Geslaagde poging Betrof het hier een intern meningsverschil binnen het kabinet, er zijn ook voorbeelden dat het Staatshoofd een geslaagde poging ondernam een hem ter goedkeuring voorgelegde conceptTroonrede te wijzigen. In 1884 onder het kabinet-Mr. J. Heemskerk Azn bevatte het ontwerp de volgende passage: ,,De herziening van eenige bepalingen der Grondwet waarover deze kamers zullen hebben te oordeelen zal naar mijn wenschen verlangen geen andere strekking hebben dan tot verzekering, aanvulling en vereenvoudiging der hoogste Staatswet zonder tekort te doen hetzij aan den omvang van het Koninklijk gezag hetzij aan de vrijheid der ingezetenen". Koning Willem III wilde van deze alinea echter niets weten en gaf als zijn uitdrukkelijke wens te kennen dat ze zou worden geschrapt. Hetgeen geschiedde. Drie jaar later had de Koning opnieuw kritiek op het hem voorgelegde ontwerp dat hij tot de helft bekort wenste te zien; hij gaf precies aan welke passages hij niet wenste voor te lezen. Ditmaal hield Heemskerk op eén punt voet bij stuk; hij wenste handhaving van de zinsnede; ,,De zeeën landmacht, zoowel hier te lande als in de overzeesche bezittingen, geven mij reden tot tevredenheid". Weglating van deze passage zou naar de mening van het ministerie reden tot aanmerkingen kunnen geven. Ditmaal gaf de Koning toe. Het is dus duidelijk, dat de Koning geen ja en amen behoeft te zeggen op

het concept dat hem wordt voorgelegd, zoals het ook vanzelf spreekt dat de Koning het recht heeft nadere inUchtingen te vragen. Van dit recht maakte Koningin-Regentes Emma in 1893 gebruik. Een tweetal paragrafen was zo vaag en algemeen gesteld dat zij nader uitsluitsel verlangde. Het betrof hier wijzigingen in de burgerlijke wetgeving en in de bestuursinrichting van Nederlands-Insië. Toen deze inlichtingen waren verstrekt tekende de Koningin-Weduwe zonder enig bezwaar.

Enkel lof Dat de Troonrede geheel onder de ministeriële verantwoordelijkheid valt is in onze konstitutionele monarchie een vaststaand feit. Maar hoe staat het nu met de inhuldigingsrede van een nieuw Staatshoofd? Het laat zich verstaan dat een nieuw optredend vorst(in) een eigen geluid wil laten horen. Toch valt ook een inhuldigingsrede onder de verantwoordelijkheid van het kabinet. Merkwaardig is in dit opzicht dat de inhuldigingsrede die de nauwelijks 18jarige Koninging Wilhelmina op 6 september 1898 hield geheel door haarzelf was opgesteld. Minister Pierson schreef in zijn dagboek: ,,Geheel haar eigen werk. Wij hadden geen aanmerking, enkel lof'. Met instemming van de Koningin was het wel het streven van het kabinet-Pierson aan de eerste en toekomstige Troonredes wat meer inhoud te geven en overtolligheden weg te laten, maar daar is niet veel van gekomen. Hoe zeer de persoonlijke stijl van de minister-president een rol speelde blijkt bijvoorbeeld uit de aanhef van de Troonrede uit 1902. ..Uit ernstige krankheid genadig hersteld en door de liefde mij bewezen te inniger aan mijn volk verbonden ben ik in uw midden verschenen". En in de Troonrede van 1903 laat dezelfde Dr. Kuyper de Koningin gewagen van ..misdadige woeling", uiteraard in verband met de spoorwegstaking, een uitdrukking die nogal kritiek uitlokte.

Hoezeer Koningin Wilhelmina een eigen mening had en die niet onder stoelen of banken stak bleek ook tijdens het kabinet-Cort van der Linden in 1917 toen zij op verscheidene punten wijzigingen voorstelde in het haar aangeboden concept-Troonrede en haar wensen prompt ingewilligd zag.

In acht dagen Een bijzondere moeilijkheid deed zich voor in september 1918 toen het kabinet-Ruys de Beerenbrouck was aangetreden want reeds acht dagen na de ambtsaanvaarding zou de opening van de Kamers moeten plaatsvinden. Maar het karwei werd geklaard en er was zelfs nog tijd voor enige wijzigingen die ook door Hare Majesteit werden aanvaard. Liep de lijn van het Staatshoofd naar de ministerraad decennia lang via de Directeur van het kabinet van de Koningin, in de jaren dertig van deze eeuw richtte Koningin Wilhelmina zich meermalen met op een bloknoot geschreven vragen of opmerkingen rechtstreeks tot minister-president Colijn. En in een nog latere periode werd gebruik gemaakt van een direkte telefonische lijn van Soestdijk naar Den Haag. Dus het toppunt van efficiency. Is een uitvoeriger gesprek gewenst dan brengt tegenwoordig de minister-president ook meermalen een bezoek aan de Koningin te haren paleize om de hele inhoud van de Troonrede door te spreken. Maar belangrijke kontroversen over de inhoud van het concept behoren tot het nu al grijs verleden. Is de wettelijk verplichte goedkeuring van het concept daarmee tot een formaliteit geworden? In genen dele. zoals o.a. blijkt uit de voorbereiding van de Troonrede-1937. Koningin Wilhelmina deelde aan de toenmalige minister-president Colijn mede, dat zij een bepaalde passage met betrekking tot de staatsregeling van Nederlands-Indië geschrapt wenste te zien. Aan haar wens werd zonder verdere diskussie gevolg gegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 482

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's