GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1980 - pagina 234

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1980 - pagina 234

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magazine 12 politiek, inhoudt dat alles in één hand wordt gehouden, dit in tegenstelling tot de van Montesquieu bekende trias politica die een scheiding van de drie machten inhoudt). Of Ed daar nu voor of tegen is doet voor hem zelf niet veel ter zake, het feit van het toenemende monisme ligt er gewoon. De fraktievoorzitters bivakkeren vrijwel onafgebroken op het Catshuis (in de huidige regeringsperiode nog meer dan in de vorige) en Van Thijn hecht groot belang aan het beraad van de fraktievoorzitters met de minister-president. Het kenmerkende van de huidige situatie is volgens hem dat de kabinetsformaties eigenlijk niet meer afgesloten worden. Het overleg tussen de fraktievoorzitters en de belangrijkste ministers is in zijn ogen nog de enige manier, zij het een paardemiddel, om nog een beetje verandering tot stand te brengen. Het parlement wordt daarbij niet buiten spel gezet, want dat kan immers via de fraktievoorzitters zijn wensen kenbaar maken. Het beleid wordt dan wel vooraf bekokstoofd maar in ieder geval door gekozen parlementsleden. Van Putten laat een aardige illustratie zien van de toenemende wanordelijkheden in de beleidsvorming. Maar de beleidsvoorstellen van Van Putten maakte van Thijn op fijne wijze belachelijk (kwalifikaties als: ,,Ik moet er niet aan denken", ,,Geweldig tijdsverlies" en van de sektorraden: ,,Dat is wel het meest in strijd met wat ik denk en voorsta"). Van Thijn staat als oplossing een drastische stroomlijning van het ambtelijke apparaat voor, een drastische uitdunning van het aantal raadgevende instanties en een demokratisering van het wetgevende apparaat. De versterking van het parlement ziet hij alleen door een versterking van de ministerraad, het gaat zijns inziens niet om de greep van het parlement op de ministerraad, maar van de greep van de politiek op de overheidsmachine. Van Thijn: ,,Kernprobleem van de sociale staat is het trage tempo van de bevrediging van de maatschappelijke behoeften. Dat wordt de grootste opgave van de jaren tachtig". Het gaat om het op gang zetten van de overheidsmachinerie en niet om het parlement, de voorstellen van Van Putten zullen het fenomeen verkiezingen nog meer ontwaarden en er worden dan nog meer valse verwachtingen gewekt dan nu al het geval is.

Zestig gulden De kritiek van Wiegel-ohdergeschikte mr. drs. L. C. Brinkman (direkteurgeneraal binnenlands bestuur van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) op het verhaal van Van Putten kwam in grote lijnen overeen met die van Van Thijn, zij het wat milder geformuleerd en met de aantekening dat, ,er beweging zit" in de Haagse burokratie. Maar wat mij betreft kwam hij niet verder dan een signalering van deze beweging want nergens in zijn referaat noemde hij een voorbeeld van deze ambtelijke progressie. Ook Brinkman vindt het idee van de deelparlementen niet zo mooi als Van Putten. Dan het verhaal van Prof. Dr. H. Daalder (hoogleraar in de pohticologie te Leiden). Daalder kon in eerste instantie zijn lof voor het werk van Van Putten niet op. Ik dacht eerst met een venijnige satire van doen te hebben, maar hij meende het allemaal van a tot z. Daalder vond het een mooi onderzoek, een sieraad voorde Nederlandse politikologie, het is ,,zinnig, zaakrijk en gaat over de politieke werkelijkheid". De stijl waarin het geschreven is is volgens hem meer dan fantastisch. Hij maakt een vergelijking tussen dit onderzoek en het rapport over Menten van de kommissie-Schöffer, het werk van dr. L. de Jong en het werk van Sijes over de Arbeitseinsatz. Kritiek gold wat hem betreft de Staatsuitgeverij die het verslag op een dergelijke manier, met die bladspiegel, in die beperkte oplaag en met dat lettertype voor de inderdaad belachelijk hoge prijs van zestig gulden op de markt brengt. Hij is dan wel onder de indruk van het realiteitsgehalte van het boek en de redeneertrant, maar mist de zorgvuldige analyse van de verhouding tussen regeringspartijen en oppositiepartijen, tussen regeringspartijen onderling, tussen deze partijen en de overheid. En dit is watje eerst moet analyseren, er is kortom nog genoeg onderzoek nodig, en/of ,,meer dagboeken van een onderhandelaar".

Diskussies De middag werd besteed aan diskussie, eerst in kleinere groepjes, later weer plenair. Er waren zeven diskussiegroepen samengesteld, twee over de invloed van de volksvertegenwoordiging, twee over de invloed van ambtenaren, twee over de invloed van adviesorganen en één die in zou gaan op de specifieke beleidsvoorstellen die

uit het onderzoek waren gekomen. Na een korte blik op het programma leek mij de eerste groep (invloed van de volksvertegenwoordiging) het leukste. Naast een onderzoeker zou daar wederom Ed van Thijn in plaats nemen en ik denk dat daarom de zaal dan ook behoorlijk vol zat. Zoals zo vaak werd ik weer teleurgesteld in mijn verwachtingen over het peil van de diskussie. Een of andere deskundige aanhoren is nog vol te houden, maar wanneer allerlei lieden van het op het kongres verzamelde politikologenslag door elkaar gaan praten, berg je dan maar.

Maatschappelijk ongenoegen Van Thijn kreeg in ieder geval nog de gelegenheid zijn voorstel voor het oplossen van de parlementaire krisis nader toe te lichten. ,,Een parlement dat de chaos moet kontroleren is onmachtig. Als er een goed regeerplan is, is het beter te kontroleren". De diskussie die volgde, ging over de vraag of dit niet zou leiden tot ,,deskundigen-bestuur" een beleidsproces, waarin de belangrijke beslissingen genomen worden door een kleine elite van superdeskundigen. Van Thijn: ,,Die deskundige heeft een deskundigen-verantwoordelijkheid, geen politieke verantwoordelijkheid". Anderen betoonden zich pessimistisch over het welslagen van een stroomlijning van het ambtelijk apparaat, maar de meesten, zo kreeg ik de indruk, vonden het vooral vreselijk interessant om in quasi-geheimtaal moeilijke vragen te stellen (legitimeringscrisis zus, maatschappelijk ongenoegen zo).

Eerst overheid o p orde Er was gelukkig een verlichte geest die nog wat probeerde met de vraag of de overheid wel de vinger krijgt achter de zaken die ze wil onderzoeken en besturen. De staatsmachinerie is gewoon niet in staat om bepaalde problemen op te lossen, met name dan in de ekonomie. De legitimatiekrisis waar iedereen die dag zo de mond van vol had, wordt mede veroorzaakt door de grote macht van multinationale ondernemingen, die beslissingen nemen die zich geheel en al aan het oog van de mensen, zeg kiezers, onttrekken. Juist deze vraag naar de grenzen van de parlementaire demokratie kwam mij voor als de belangrijkste van de dag, maar ook hier verviel de diskussie in pedanterie en ging eerst in op kwesties als het al of niet nuttig zijn van vragen-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's

VU Magazine 1980 - pagina 234

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1980

VU-Magazine | 514 Pagina's