GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 382

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 382

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

duidelijk is geworden wat ze wél is, maar waarvan zeker is dat datgene wat voor de voorafgaande eeuwen bepalend was, die positie heeft verloren: de industriële burgelijke maatschappij, moderniteit, wetenschap en vooruitgang, een door deze en dergelijke zaken gekenmerkt historische continuïteit en samenhang. De moderne mens is die samenhang kwijtgeraakt. Hij denkt nihilistisch: het verleden heeft hem uitgestoten en een echt toekomstperspectief is er niet: het Niets is wat vaststaat. In dit perspectief was de analyse, die de directeur van het Sociaal- en Cultureel Planbureau, drs. van der Staaij, onlangs van "de tijdgeest" gaf^ interessant: de roep om een nieuw pragmatisme, de "grote ontnuchtering", die gestalte krijgt in een "no-nonsene" mentaliteit, berust op een verlies aan historische verwachting: het is wat hij noemt een afscheid van de twintigste eeuw en van het voor deze eeuw typerende totalitaire denken, voordat die eeuw voorbij is. Waar verleden en toekomst hun realiteitswaarde verloren hebben, blijft alleen het heden over: hier ligt een aanknopingspunt met de Middeleeuwse historische ervaring. Chaos In de Middeleeuwen had men vaak het gevoel in een chaos te leven waarin maar moeilijk lijnen te trekken waren en waarin het gezichtsveld beperkt was. De wereld van de geschiedenis is er een van veranderlijkheid en wanorde. De geschiedschrijver Otto von Freising t 1158) kiest het "afwisselende en ongeordende verloop van de tijdelijke dingen" tot voorwerp van beschrijving. Op aarde verkeren we in de "orde van de veranderlijkheid". Op zichzelf hoeft daar nog niets verkeerds in te zitten: het veranderlijke hoort bij het door God geschapen zijn van de dingen. "De enige die onveranderlijk is, is God. Wat Hij schiep is goed, maar niettemin veranderlijk, want de wereld is wel dóór Hem geschapen, maar niet uit Hem, doch uit het Niets." Zo formuleerde de kerkvader Augustinus het (De Civitate Dei XII, 1) en zo is het eeuwenlang gedacht. Het echte probleem ligt ergens anders. Veranderlijkheid wordt vaak tot wanorde en chaos. Hoe dat komt, wordt treffend geïllustreerd door de manier waarop Jacob van Maerlant (t 1300) in de Proloog tot zijn beschrijving van de wereldgeschiedenis, de "Spieghel Historiael", de wereld typeert: "Hij die de wereld voor het eerst 'werrelt' heeft genoemd, had het niet bij het verkeerde eind. Hij gaf haar zo ongeveer de juiste naam. Want door de wandaad van Adam, waardoor Gods toorn werd opgewekt en de wereld geheel in de war werd gebracht, heeft ze haar naam gekregen. "^ De mens is de eigenlijke oorzaak van de wanorde. Hij is de ontevredene, die altijd méér wil dan wat hij heeft en wat hij is. In de woorden van Augustinus: "De mens is

316

alléén geschapen, maar hij is niet alleen gebleven... Niets is zó op tweedracht belust door zijn tekort en zo sociaal van nature dan dit soort." {De Civitate Dei, XII, 28). Het probleem van de geschiedenis zit eigenlijk hierin dat met de tijdelijkheid en veranderlijkheid van de dingen om het zo te zeggen wel te leven zou zijn, als de mens de hem daarin toebedeelde positie zou aanvaarden. Ideaal gesproken is er een maatschappelijke orde, ,,die schikking van de dingen welke aan gelijke en ongelijke zaken elk zijn eigen plaats toebedeelt." (Au-gustinus. De Civitate Dei, XIX, 13). Maar die orde wordt eigenlijk maar zelden zichtbaar. Geschiedenis is het terrein van veranderlijkheid én wanorde. Die situatie is nu juist een belangrijke inspiratiebron van geschiedschrijving, bij voorbeeld voor Otto von Freising. In de brief aan Frederik Barbarossa waarin hij de keizer een exemplaar van zijn kroniek aanbiedt, typeert hij het

De zes tijden van Augustinus, beginnend met de verdrijving van Adam en Eva uit het Paradijs (Untisboven). Tegen de klok in gaat het toe naar de eindtijd, die begint met de geboorte van Ctiristus. In het centrum de zevende fase, die van de eeuwigheid

boek als een geschrift "over de verandering der dingen dat ik wegens het troebele van de tijden heb geschreven." Een voorbeeld van die ervaring is zijn beschrijving van het conflict tussen keizer Hendrik V en zijn zoon in het jaar 1105 (Kroniek, boek VII, hoofdstuk 9): ,,Zo was het rijk op een ellendige wijze in zichzelf verdeeld: uit al zijn delen werden strijdkrachten verzameld, door vuur en zwaard werden in het land gruwelijke verwoestingen aangericht. En nu stonden beiden, vader en zoon, op de oevers van de Regen tegenover elkaar.

VU-magazine, 14e jaargang nr. 8, september 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 382

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's