GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 216

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 216

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Roelf Haan

De derde weg als uitvlucht De roomskatholieke bedrijfspastor Kees Tinga heeft onlangszijn teleurstelling uitgesproken over de pastorale brief die de bisschoppen onder de titel Mens, arbeid en samenleving eerder (i'\t\aar hebben gepubliceerd. Allerlei groepen en instanties die met het arbeidsvraagstuk te maken hebben worden aangesproken: christenen, werklozen, ondernemers, overheid, sociale partners, op een wijze die, in de richting van de benadeelden in ons arbeidsstelsel, een pastorale misser kan worden genoemd en die bij de overigen niettotgevolgzal hebben dat ze een ,,moment meerwakkerzullen liggen". De kool en geit worden gespaard; het is één en al,,ongevaarlijke welwillendheid". Als ten slotte het kwaad wordt aangewezen in het feit dat ,,de mens tot middel gemaakt wordt" en datde,,vermeerdering van geld en rijkdom doel opzich wordt", blijftdit begin van analyse in deze algemeenheid steken, zodat weer niemand in het bijzonderzich aangesproken hoeft te voelen. Hier is sprake van een type ,,spreken van de kerk" dat sterk doet denken aan de keuze voor de,,derde weg" die door hetVaticaan in Latijns-Amerika wordt gepropageerd. In 1978 schreef de Argentijnse theoloog, filosoof en historicus Enrique Dussel daar een kort maar helder artikel over. De eerste vraag die Dussel stelt is: in welke situatie spreekt de kerk? Als we niet letten op de reële problematiek temidden waarvan de boodschap valt, kunnen we immers niet op het spoor komen van het effect ervan. Wanneer de kerk leeft in een situatie waarin populistische politieke leiders zelf het ,,Noch Moskou noch Washington" tot hun leus hebben verheven, zien wij dat zij erin

174

feite het zwijgen toe doet. De reden is dat zij geen enkel risico loopt. De situatie is geheel anders onder het neofasóisme. De militaire dictatuur wil alle machten in de samenleving aan zich onderwerpen, dus oo/c de/rer/c. Zij moetgaan functioneren als het ideologische apparaat van de staat. Daartegen kom t verzet van de kerk als instituut: conservatieven en progressieven vinden elkaar in de lijn van de,,derde weg": de kerk is tegen het marxisme en tegen de excessen van het kapitalisme, zoals die tot uitdrukking komen in de ideologie van de nationale veiligheid. Het is, zegt Dussel, een zaak van politief<e taktiek, terwille van het belang van het kerkinstituut. Sinds 1955 zien wij een periode van formele democratie, die voor het kerkinstituut evenmin als tijdens het,,populisme" van weieereen bedreiging vormt. Het recept luidtthans: economische groei dooreen zo groot mogelijke inschakeling in de wereldeconomie via de toelating van transnationale ondernemingen. Het is de periode die voor de militaire dictaturen in dejaren zestig en zeventig de basis legt. Maar de kerk spreekt slechts overde,,uitwassen" van het kapitalisme; de eigendom ,,moet" een socialefunctiehebben; inde bedrijven ,,moet" medezeggenschap heersen, etc. Wat is rondom dit spreken overde derde weg — ,,het midden" — het werkelijke probleem? Dat is, zegt Dussel, dat het ideologiscti is, een schijn-alternatief, en dat het niet werkelijk analyseert wat er gaande is. Het is bovendien eenvoudig onjuistdatmen op deze wijze werkelijk het midden zou kiezen tussen twee gelijkwaardige uitersten: kapitalisme en communisme. In de concrete situatie is immers het ene,.uiterste" een reëel

functionerend systeem, en het andere een eventueel foe/comsf/gsysteem, een niet bestaand systeem dus. Dit laatste fungeert als een ,,strategische utopie", die het bestaande stelsel bedoelt omverte werpen. Dussel toont aan, dat de kritiek op dit alternatief altijd uitwerkt als bevestiging en legitimering van het bestaande onrecht. Dan wijst hij op de houding van Jezus tegenover de Farizeeën. Deze waren typische vertegenwoordigers van de derde weg, in hetbelang van de synagoge. Zij volgden tegenover het Romeinse rijk eveneens een politieke taktiek. Zij kritiseerden de "extremen": de collaborerende tollenaars ter rechterzijde en de subversie van de Zeloten ter linkerzijde. Door zijn fundamentele kritiek op het bestaande (hij maakt de scheiding tussen Caesar en God) moet Jesus ten slotte verdwijnen; daaroverzijn de Romeinen (Pilatus), de nationale regering (Herodes, door Jezus ,,dle vos" genoemd), de officiële religie (de hogepriesters) en de progressieve pleitbezorgers van de derde weg (de Farizeeën) het eens. Jezus kiest met dit al niet voor de politieke optie van de Zeloten, uit wiens midden hij enkele vanzijndiscipelen heeft gezocht. Hij is geen Zeloot, maarhetgeheim van zijn houding wordthierin duidelijk, dat hij hen niet openlijk veroordeelt, vjantóatkan, in het gegeven geestelijke krachtenveld, niet anders uitwerken dan als een legitimering van het bestaande onrecht. Jezus wil het project van de Zeloten zuiveren, vanuit de prediking van het komende Godsrijk.

meen; zij accepteren haar nietalsonveranderlijk. Beter dan het lauwe spreken over dederdeweg, kan hetdaarom zijn datde kerk een betekenisvol stilzwijgen handhaaft. Wil men het,,kapitalisme" bestrijden, dan moet men hetdenken in termen van een niet-kapitalistisch historisch alternatief niet in de weg staan. Want alleen op die wijze is werkelijke kritiek op het bestaande mogelijk. Dat concrete niet-kapitalistische project moet gezuiverd worden; dat houdt ook kritiek in, zelfs fundamentele. Maar die kan nooit geleverd worden vanuit een voorgewende middenpositie; wel vanuit het geloof in de laatste dingen, dat is: in de mogelijkheid van verandering. De werkelijke,,derde weg", dat wil zeggen het reële alternatief, is radicaal. Het gaat er nietom of wij,,kleine" of ,,grote" stappen doen, maar het gaat om de richting waarin wij die stappen doen. Zo'n kleine stap in Nederland is bij voorbeeld dat wij onze steun nietonthouden aan diegenen die in de Derde Wereld met gevaar voor hun levengrote stappen hebben gedaan.

De concrete toekomststrategie mag niet vereenzelvigd worden met het komende Koninkrijk. Maar met betrekking' tot de bestaande werkelijkheid hebben zij beide iets ge-

vu-Magazine 14 (1985) 5 mei 1985

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 216

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's