GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1985 - pagina 124

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1985 - pagina 124

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Langs ongebaande paden "Een ondernemer laat een medewerker, voor wie er geen arbeidsplaats meer is, met medeweten van stilzwijgende instemming van de betrokkene, arbeidsongeschikt verklaren. Deze medewerker ontvangt een WAO-uitkering en verricht vervolgenswerkzaamheden tegen geldelijke beloning, loon in naturaenom niet. Er blijft nog zoveel tijd over dat hij ook zijn eigen huis schildert, zelf zijn bloeddruk opneemt en de administratie met zijn eigen computer verzorgt. Als de buurman op zijn kinderen past wil hij ook wel de administratie van zijn buurvrouw, die thuis ontvangt, ter hand nemen. De buurman is handelaar in autobanden en koopten verkoopt partijen tot op zekere hoogte met een factuur. Daarnaast handelt hij in heroïne en zet af en toe een kraak." RoelekeVunderink De meeste van deze handelingen vinden volgens prof. dr. A. Heertje plaats in de informele economie. Daaruit blijkt al dat het informatie circuit maar voor een klein deel uit het zogenaamde 'zwarte-geldcircuit' bestaat. Want in Heertje's voorbeeld blijken achtereenvolgens voor te komen: verborgen werkloosheid, sociale zekerheid, zwartwerken, zwarte inkomsten, ruil in natura, vrijwilligersarbeid, doe-hetzelf-werk, eigen dienstverlening, ruil in natura, prostitutie, handel, verborgen produktie, belastingontduiking, illegale handel en diefstal. In zijn Preadvies voor de Vereniging van de Staatshuishoudkunde gaat Heertje nader in op verschillende aspecten aan de informele economie. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat de informele economie niet meer weg te denken is uit ons economisch systeem. Prof. Huisman schrijft in het artikel hiervoor dat volgens berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek "het zwarte circuit een omvang ter grootte van 10 a 15 procent van het nationale inkomen" heen. Prof dr. l/V. Albeda schrijft in zijn verslag van de Jaarvergadering van de hierboven genoemde Vereniging over 'De informele economie': Het zwarte gedeelte (belastingontduiking) schatten zij op 5 a 10 % van de nationale economie (een cijfer dat niet nieuw bleek te zijn). Kiest men voor de ruime optie, te meten via tijdsbesteding, dan is de informele economie (...)groterdan de formele." Belastingontduiking werd meestal als eerste geassocieerd met de informele economie. Heertje merkt hierover op dat uit het oogpunt van de economische analyse belastingontduiking geen immoreel, maar slechts een te verklaren verschijnsel is. Grondgedacht daarbij is, dat het individu — veelal zeer goed op de hoogte van wat wei en wat niet kan — zijn of haar 'pakkans' berekent. Iemand kan het risico toerekenen dat gelopen wordt bij een valse belastingaangifte. Wanneer bekend is hoeveel van de belastingformulierenwélen hoeveel nietdoorde ambtenaren van 's rijks schatkist worden gecontroleerd, is het niet moeilijk vast te stellen of de kans dat er gecontroleerd wordt zó klein is, dat ontduiken te overwegen valt. De overheid, die wordt geconfronteerd metdergelijke ongehoorzame burgers, staat vervolgens voor de vraag wat te doen. Eén mogelijkheid is meer controle, maar de kosten daarvan mogen nooit meer zijn dan wat er aan extra opbrengsten binnenkomt. Een ande102

re mogelijkheid — belastingverlaging opdat de neiging te ontduiken kleiner wordt — is uit het oogpunt van rechtvaardigheid weer discutabel. Immers: je doet iets fout en wordt daar nog voor beloond ook! (Nog afgezien van de verminderde opbrengsten). De kranten meldden onlangs dat, sinds bekend is op welke gronden de belastingdienst schulden kwijtscheldt, het aantal kwijtscheldingen behoorlijk gestegen is. Burger en overheid tasten dus voortdurend eikaars grenzen af.

Plezierjacht Zwartrijden in de tram, met zwart geld luxe plezterjachten aanschaffen, zwart geld op de rekening van de kerk storten, zoals onlangs werd bepleit door een roomskatholiek geestelijke; het zijn allemaal — illegale — gedragingen van mensen die in de formele economie niet meer kunnen vinden wat ze zoeken. Aan zwartwerken (legale werkzaamheden in de informele sfeer, tegen betaling verricht door mensen die in de formele sfeer tot de 'inactieven' behoren) lijken nogal wat nadelen te kleven, constateert Heertje. De geleverde arbeidsprestatie wordt veelal in twijfel getrokken ('beunhazerij'), de arbeidsvoorwaarden zijn onvoldoende (iemand kan op elk moment ontslagen worden), door zwartwerk vermindert de werkgelegenheid in de formele economie en ten slotte loopt de schatkist inkomsten mis die hadden kunnen dienen

voor de financierng van de overheidsuitgaven ter bestrijding van de officiële werkloosheid. Toch, werpt Heertje tegen, is het maar de vraag of alle zwartwerkers beunhazen zijn en of hun arbeidsvreugde zoveel minder is. Of de werkgeJegenheid in de formele sector gediend zou zijn met een effectief verbod op zwart werk is eveneens de vraag, daar de werkloosheid in de formele sector "nu eenmaal veelal een gevolg is van ongunstige kostenverhoudingen ". De overheid ontbeert weliswaar de inkomstenbelasting uit zwart werk, maar incasseert wél deomzetbelasting via de toegenomen bestedingen. Heertje concludeert dat het niet aangaat een veroordelende houding in te nemen ten aanzien van de informele economie. Het gaat er veeleer om te analyseren waaróm deze sector is ontstaan, en vervolgens, hoe daar in het 'formele' beleid zoveel mogelijk rekening mee kan worden gehouden. Zo komen diverse beleidsmaatregelen in een ander licht te staan: "Het plan de arbeidstijd drastisch te reduceren, is een voorbeeld van een beleidsmaatregel met een verkeerde richting."

Dulle rommel Een informele economie met een dergelijke omvang is pas iets van de laatste tijd. Over de vraag waarom die sector zo in opkomst is, zijn de economen het — voor hun doen — redelijk metelkaareens. Heertje schrijft: "De indruk bestaat dat het ontstaan van werkloosheid in de formele sector en het beschikbaar komen van meer vrije tijd de vraag naar werk in de informele sector eveneens (naast de belastingdruk, RV) vergroten." Prof dr. W. Albeda, ministervan Sociale Zaken voor het CDA in het kabinet-Van Agt I, en nu hoogleraar sociaal-economisch beleid in Limburg, wijst het ontbreken van werkgelegenheid in de formele sector eveneens aan als oorzaak van het ontstaan van een informele sector. Hij gaat nog een stapje verder en meent dat de informele economie zelfs een belangrijk m/dde/is om uit de huidige crisis te komen. De socioloog/journalist Herman Vuijsje schreef onder de titel 'De economie der overtolligen' een zeer leesbaar verslag van een zoektocht door de 'ongeöaandepaden'van de informele economie. Hij noemt vooral de werkloosheid onder jongeren een krachtige impuls voor verdere groei van de informele economie. Die werkloosheid neemt op het moment snel toe. In 1983 bij voorbeeld had een kwart van de schoolverlaters van dat jaar nog geen baan gevonden; in 1980 was dat cijfer nog tien procent. Zo dreigt volgens Vuijsje een ernstige generatiekloof te ontstaan. De ouders van de jonge werklozen van nü werkten aan de opbouw van de Nederlandse samenleving die toen waarden als snel carrière maken en zo hoog mogelijke opleiding in het vaandel had. Hun kinderen moesten 'doorleren', maar toen zij hun opleiding voltooid hadden, bleek er geen werk meer. In de jaren 1960-1975 kwam er een groot aantal banen vrij die maar ternauwernood opgevuld konden worden, zodat veel mensen zo ongeveer 'omhoog gevallen" zijn. De generatie die nü een baan zoekt, bemerkt dat alles potdicht zit, degenen die een vaste baan hebben blijven zitten waar ze zitten en voor de jongeren blijven er alleen nog maar slecht betaalde, tijdelijke baantjes over met zeer slechte arbeidsvoorwaarden. Met name op de universiteiten is dit volgens Vuijsjes het geval: ,,Als dit beleid ongewijzigd blijft, zal de generatiekloof aan de universiteiten op een

ongehoord schrijnende manier zichtbaar worden. Enerzijds, een vlottend academisch proletariaat van recent afgestudeerden, die streng zijn geselecteerd sterk gemotiveerd, en dus veel en goede produkten afleveren. Anderzijds de bizarre, vergrijzende en induttende elite die op het cruciale tijdstip al 'gevest i g d ' was, van Deetman rustig tot aan zijn VUT mag doorsudderen, en slechtsdulle rommel produceert tegen een salaris dat de jeugdige ploeteraars in hun stoutste dromen nog niet halen. De 'verloren generatie' zal het dan mee moeten maken dat ze eerst buitenspel stond vanwege de verworven rechten der ouderen, en vervolgens, zelf oudergeworden, gepasseerd wordt door de jongelui van dan. Als er in Nederland één groep 'dubbel gepakt' wordt, dan is het deze."

Allerhande zaakjes Omdat juist de werkloosheid onder de jongere generatie zo groot is, is het niet verwonderlijk dat de aktiviteiten in de informele economie vooral door jongeren worden ontplooid. Wie op een zomerse dag een rondgang door het Amsterdamse Vondelpark maakt, komt een groot aantal kraampjes tegen van mensen die hun — vaak zelfgemaakte — waren aanprijzen. Zo zag Herman Vuijsje twee meisjes die zelfgemaakte jam verkochten. Voor vijftig potjes jaiji zijn ze wel een week lang bezig. Het levert ze zo een aardig zakcentje op, een weikomen aanvulling op de lage uitkering die ze krijgen als werkloze schoolverlater. Zo kent iedereen in zijn of haar omgeving wel voorbeelden van werkers in de informele economie. Ook de beleidsmakers die Vuijsje interviewt. Prof. Albeda: "Ikwou vorig jaarmijn huis laten schilderen. Ikbel de schilder op, en die zegt zonder meer tegen me: meneer Albeda, u bengt mijn eerste particuliere klant sinds een halfjaar. Je laat niet meer je huis schilderen door een officiële schilder. Die schilders zijn werkloos, krijgen een uitkering en je loopt de kans dat ze zich morgen bij je aanbieden om je huis te schilderen, zwart." Ook minister De Koning van Sociale Zaken (en Werkgelegenheid) kent het verschijnsel: "Ik draag altijd

103

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's

VU Magazine 1985 - pagina 124

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1985

VU-Magazine | 530 Pagina's