GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 190

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 190

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

ding, goede smaak en fatsoen. De Reclame Code Commissie gaat tiier vrij ver in. Zij achtte bij voorbeeld een advertentie die opriep te gaan stemmen bij de Europese Verkiezingen misleidend. (12-4-79). De politici zijn gewaarschuwd: De Reclame Code Commissie is "watching them". Een poging om via de burgerlijke rechter de Reclame Code Commissie te dwingen een onderscheid te maken in ideële en handelsreclame heeft tot dusverre schipbreuk geleden, inzoverre de Code Commissie het recht ontzegd wordt ideële reclame te toetsen. Wel heeft het Hof te Amsterdam in kort geding uitgesproken dat de normen die de Reclame Code Commissie hanteert met grote terughoudendheid toegepast dienen te worden indien een advertentie wordt beoordeeld die louter een denkbeeld propageert." Jegens de BOA was onrechtmatig gehandeld, oordeelde het Hof. Ook het Medisch Komitee Palestina kon van het Hof weer adverteren, want de "waarheid" van een advertentie waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard, is volgens het Hof moeilijk objectief te beoordelen. Conclusie Te Pas concludeert na deze beide zaken weergegeven te hebben: "Dan blijft dus geen taak voor de Code Commissie met betrekking tot ideële reclame over, want zij heeft zelf na de BOA-zaak, afgezien van toetsing aan goede smaak en fatsoen en de rechter ontzegt haar nu in feite ook de bevoegdheid te toetsen aan de waarheid." Kortom, de Reclame Code Commissie zou er verstandig aan doen de eigen definitie van reclame te beperken tot handelsreclame. Te Pas: "Op zich hebben reclamemails

natuurlijk het volste recht om zich te verdedigen tegen ongefundeerde reclamekritiek. Maar de verdediging schiet zijn doel voorbij, als men ideële reclame als gevolg van die verdediging aan dezelfde normen gaat toetsen als commerciële reclame. Men loopt dan de kans de vrijheid van meningsuiting van de niet-commerciële adverteerder op niet te rechtvaardigen wijze in te perken." Actueel Onbedoeld kreeg de studie van Te Pas actualiteitswaarde door het regeringsplan om de Reclame Code Commissie voortaan ook over radio- en televisiereclame te laten oordelen. Minister Brinkman staat kennelijk op een ander standpunt dan indertijd de zgn. Pacificatie-commissie, die medio de jaren zestig andere, stringentere, maatstaven voor televisiereclame bepleitte dan voor drukwerkreclame: "De televisie richt zich gelijktijdig tot miljoenen met grotendeels een weergave van de werkelijkheid uit een zeer recent verleden..." Maar de problematiek van de ideële reclame speelt bij de STER niet, kan men denken. Immers er wordt alleen commerciële reclame uitgezonden. Dat is juist, maar dat is slechts een gevolg van het feit dat tot dusver altijd meer commerciële tv-reclame is aangeboden dan de STER kan verwerken. Commerciële reclame heeft voorrang. Maar Artikel 20 van de Voorschriften opent echter wel ter dege de mogelijkheid tot het uitzenden van niet-commerciële boodschappen "voor zover de (...) beschikbare zendtijd dit toelaat." Denkbeeldig is allerminst dat de STER ook ideële reclame gaat uitzenden wanneer men met zendtijd blijft zitten en dan kan de figuur ontstaan van censuur door de Reclame Code Commissie. En al helemaal moet er niet aan denken dat de Reclame Code Commissie gaat oordelen over alles wat de omstreden Mediawet "reclame" belieft te noemen. Dat men daarmee geen enkele moeite heeft, is gebleken en ook dat de Reclame Code Commissie, ondanks de builen die men ermee viel, hardnek-

kig blijft vasthouden aan een definitie van reclame, waaronder zelfs het "Meditatief Moment" van de NCRV valt. In de eerste ronde van de discussie in de Tweede Kamer over de Media-wet diende mr. J. N. Scholten een motie in, dat de Reclame Code Commissie eerst de eigen definitie van reclame zal moeten herzien voordat gesproken kan worden over verplichte toetreding van de STER. Als dit zou gebeuren, is trouwens meteen een eind gemaakt aan het argu-

172

ment dat slechts sprake is van vrijwillige afspraken tussen contractanten. Nieuwe definities Overigens zullen ook de definities van reclameboodschappen en reclameuitingen, die op een laat moment aan het wetsontwerp Mediawet zijn toegevoegd (de adviescolleges hebben die niet onder ogen gehad), nog eens kritisch moeten worden bekeken. Al hebben de ontwerpers van deze definities het niet zo bont gemaakt als de Stichting Reclame Code, ook in hun ontwerpen wordt het begrip "reclame" niet beperkt tot "handelsreclame". Hun oorsprong vinden deze definities in de Regeling Sluikreclame (maar in de toelichting op deze regeling wordt verduidelijkt dat ideële reclame niet als reclame moet worden beschouwd, dus in dat stuk kan het niet zoveel kwaad). Een gebrekkige definitie blijft het echter wel. De Omroepraad uitte in 1980 al scherpe kritiek op deze omschrijving, die sterke overeenkomst vertoont met de definitie in de Richtlijnen voor sportsponsoring, vastgesteld door de Nederlandse Sport Federatie. Vanwaar toch dit gebrek aan onderscheidend vermogen dat de wetgever wel opbrengt bij de Grondwet, het Burgerlijk Wetboek en bij de Voorschriften voor de Nederlandse Etherreclame als het erom gaat bij de STER aan commerciële reclame voorrang te verlenen boven ideële reclame? Invloed van de reclame-lobby? Helemaal absurd wordt ten slotte de overheidsbemoeienis met ideële etherreclame als de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp toelicht dat de reclamebepalingen er zijn om te voorkomen dat de inhoud van omroepprogramma's dienstbaar geraken aan commerciële belangen. Vooreifgaand verlof? In zijn ijver om dit doel na te jagen gaat minister Brinkman zelfs zover dat niet-commerciële reclame, zowel voor de omroep als voor abonnee-radio en abonnee-tv gebonden gaat worden aan voorafgaand verlof. Terecht zijn op 't ogenblik dergelijke boodschappen en uitingen vrij. Blijkens de geschiedenis van de Omroepwet worden deze niet als "reclame" beschouwd. Maar als de Mediawet het Staatsblad mocht halen, wordt dat anders. Voorgesteld wordt: "Reclameboodschappen ten behoeve van instellingen met een wetenschappelijk, cultureel, geestelijk, godsdienstig, poltiek of liefdadig karakter zijn toegestaan voor zover Onze Minister daar toestemming voor verleent" (art. 51, lid 1). 't Wordt tijd dat Kamerleden Grondwet en Europees Verdrag eens te voorschijn halen voor het doel waarvoor grondrechten echt zijn vastgelegd, ü

VU-MAGAZINE — MEI 1986

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 190

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's