GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 271

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 271

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

op een kamermeerderheid zich dat laat aanleunen (...). In ons systeem, waarin de regering buiten het parlement staat, kan een samenwerking via afspraken in permanentie de doodssteek van het parlement betekenen. Een demonstratie van onmacht. Dan wordt het parlement een papieren tijger, nog niet eens zozeer door een gedetailleerd regeerakkoord (waarvan ook Den Uyl zich niet wars heeft getoond, JvP), als wel door een niet controleerbaar overleg in permanentie tussen regering en een deel van het parlement." De Groningse historicus /. Lipschits valt Den Uyl hierin bij. De (te) sterke binding tussen kabinet en regeringsfracties verdraagt zich moeilijk met de controle van de Kamer op het kabinet, meent hij. Bovendien komt in die constellatie de oppositie er wat bij te hangen. De Leidse politicoloog H. Daalder laat zich evenwel relativerender uit over de machteloosheid van het parlement, die het gevolg zou zijn van de bindingen die uit een regeerakkoord voortvloeien. In de eerste plaats worden niet alle zaken in regeringsprogramma's vastgelegd. Er doen zich altijd ontwikkelingen voor, die tijdens de kabinetsformatie niet werden of konden worden voorzien. In de tweede plaats zullen de politieke partijen ondanks het bestaan van een regeerakkoord toch altijd nog de behoefte hebben, zich ten opzichte van het kabinet of ten opzichte van elkaar te profileren. Hetzelfde geldt ook voor individuele Kamerleden, zeker als zij het Kamerlidmaatschap zien als opstap voor een verdere carrière. Voordelen? De meeste sympathie krijgen de regeerakkoorden van degenen die er de achterliggende jaren hun macht op baseerden, Nijpels en Lubbers. Nijpels brak in 1984 een lans voor strategisch monisme (en baarde daarmee vooral binnen zijn eigen W D opschudding, omdat juist de liberale traditie sterke nadruk legt op de verschillen in verantwoordelijkheid tussen regering en parlement, op dualisme dus). Op dezelfde avond in de Nieuwe Kerk, waarop Den Uyl zijn 'grote ongerief' etaleerde, mat Lubbers de voordelen van het regeerakkoord breed uit. Als één van de voordelen noemde hij de accentuering van de programmatische aspecten van het beleid. Niet de bewindspersonen, niet de mannetjes en vrouwtjes, maar het beleid staat erg centraal als je vanuit een akkoord werkt. Een ander voordeel is dat er via een regeerakkoord meer samenhang in het beleid te maken is. Het is dus ook een instrument van coördinatie. Een derde voordeel is dat het als het ware vanzelf dwingt tot voortgangsrapportage. Maar hoe groot is het gelijk van Lubbers? Afgaande op zijn hoogste departements-

VU-MAGAZINE — JULI/AUGUSTUS 1986

ambtenaar Hoekstra en op de Twentse politicoloog A. Hoogerwerf slechts zeer ten dele. Uit het beeld dat Hoekstra schetst wordt duidelijk, dat het in elk geval tijdens en kort na de kabinetsformatie met de coördinatie slecht gesteld is. Door de lange duur van de kabinetsformatie wordt, aldus Hoekstra, het hoogste bestuursniveau in dit land langdurig gekenmerkt door gebrek aan bestuurskracht en voortvarendheid, waardoor beslissingen vaak een ad hoc karakter dragen en geen of weinig samenhang tonen met andere onderdelen van het regeringsbeleid. De vertraging die het gevolg is van de langdurige kabinetsformaties werkt na afloop van de formatie nog door. Het nieuw gevormde kabinet staat voor de noodzaak, de opgelopen achterstand in hoog tempo weg te werken. "Na de formatie moet vaak onder zo hoge druk worden gewerkt dat het risico van onzorgvuldigheid (...) reëel aanwezig is." Bewindspersonen Ook bij een ander 'voordeel' dat Lubbers noemde kunnen vraagtekens worden geplaatst, namelijk dat, als je vanuit een regeerakkoord werkt, niet de bewindspersonen, maar het beleid centraal staan. Het is maar de vraag of dit een voordeel is. De Twentse politicoloog A. Hoogerwerf heeft onlangs een interessant boek gepubliceerd over de visies van bewindslieden, Kamerleden en topambtenaren over een aantal aspecten van de hedendaagse politieke en bestuurlijke realiteit. Drie op de vijf ondervraagde topfunctionarissen noemden een tekort aan kwaliteit als één van de problemen rond de recrutering van ministers en staatssecretarissen. Over de kwaliteit van de meeste ministers is men over het algemeen tamelijk tevreden, maar daarentegen vindt men dat vooral bij de keus van de staatssecretarissen in sommige gevallen te weinig naar de geschiktheid wordt gekeken. Als de kwaliteit van een bewindspersoon te wensen overlaat, ziet de elite, aldus Hoogerwerf, dat meer als een fout van de kabinetsformateurs en de fractieleiders dan als een fout van de kandidaten zelf. En die fout blijkt dus nogal eens te worden gemaakt. De vraag kan ook rijzen of de overaccentuering van het regeerakkoord en met name de geprononceerde rol van de fracties en hun voorzitters daarbij, het ministersambt er zoveel aantrekkelijker op maakt. Uit de politieke testamenten van een aantal ministers uit het (eerste) kabinet-Lubbers blijkt ook al wel, hoe weinig gelukkig deze bewindslieden zijn met de gangbare formatieprocedure. De coalitie mag, voornamelijk dank zij het kabinetsbeleid, van de kiezers haar karwei afmaken. Natuurlijk moet daarbij rekening worden gehouden met de verschuivingen die tussen CDA en W D zijn opgetreden. Maar hoe dat in de praktijk ge-

beurt maken niet de kabinetsleden zelf uit, maar de fractievoorzitters en de fracties van CDA en W D . Het is volstrekt begrijpelijk, dat bewindslieden daar moeite mee hebben. Andere volgorde Veel aantrekkelijker zou dan ook zijn geweest, als nu, na zo'n duidelijke verkiezingsuitslag, eens de volgorde zou zijn omgekeerd, dus niet was begonnen met het moeizame overleg over de inhoud van het regeerakkoord. Bij voorbeeld; a. De (in)formateur inventariseert de knelpunten die tussen CDA en VVD bestaan en geeft een termijn aan, waarbinnen deze knelpunten dienen te worden opgelost. b. Vervolgens worden de nieuwe ministers en staatssecretarissen geselecteerd. Zij moeten beloven dat zij binnen de overeengekomen termijnen zullen streven naar de oplossing van de geïnventariseerde knelpunten. De voordelen van een dergelijke procedure zijn evident. De duur van de kabinetsformatie kan aanzienlijk worden bekort. Van grote betekenis is ook dat de besluitvorming plaats heeft op het meest geschikte moment, het moment waarop de tijd voor beslissen rijp is en waarop alle relevante feiten bekend zijn. Het verschijnsel dat het regeerakkoord al spoedig door de ontwikkelingen achterhaald is, zal zich dan ook niet meer kunnen voordoen. De praktijk heeft geleerd dat een dergelijke volgorde zelfs bij de allermoeilijkste geschilpunten tot resultaten kan leiden. Men denke aan de besluitvorming over abortus tijdens het eerste kabinet-Van Agt en aan die over de kruisraketten tijdens het (eerste) kabinet-Lubbers. In beide gevallen kon tijdens de kabinetsformatie geen inhoudelijke afspraak worden gemaakt, maar werd wel een termijn vastgesteld, waarbinnen men het eens zou moeten zien te worden. Er kwamen beslissingen, niet alleen redelijk op tijd, maar ook met een zodanige inhoud, dat ze de goedkeuring van de beide regeringsfracties, althans in meerderheid, konden wegdragen. Als informateur De Koning er niet in slaagt, "op korte termijn" via de nu door hem gevolgde weg tot resultaten te komen, zou hij als alternatief de boven aangegeven procedure nog kunnen overwegen, ü Met dank aan de medewerksters van de bibliotheek politicologie en sociologie van de Vrije Universiteit. Literatuur; P. F. Maas, Kabinetsformaties 1959-1973, 's-Gravenhage, 1982. R. J. Hoekstra, De betekenis van bestuurs/regeerakkoorden, in: U. Rosenthal, red., De kwaliteit van de politieke besluitvorming. Alphen aan den Rijn, 1984. A. Hoogerwerf, Vanaf de top gezien, visies van de politieke elite, Amsterdam, 1986. Prof. dr. J. van Putten is hoogleraar politicologie aan de Vrije Universiteit

245

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 271

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's