GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1986 - pagina 473

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1986 - pagina 473

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afscheidstoespraak prof.dr. J. Lever ijn vrouw en ik zijn in maart j.l. twee weken op Cyprus geweest. Wij hadden een hotel aan het strand uitgekozen omdat wij niet alleen met de historie en de cultuur van dit prachtige en interessante eiland wilden kennismaken, maar ook veel tijd wensten te besteden aan onze gemeenschappelijke liefhebberij: het zoeken naar schelpen. Wij hadden het zeer getroffen: er was voor ons genoeg te vinden. Nu hebben wij ook ieder onze eigen hobby's. Zo verzamelt mijn vrouw vingerhoeden. Reeds spoedig na aankomst hadden wij een aantal malen in Larnaca, de dichtstbijzijnde stad, getracht een lokaal exemplaar te bemachtigen. Daar dit echter geen succes had gehad vroegen wij raad aan de portier van het hotel. Hij verwees ons naar de op handwerkmaterialen gespecialiseerde Zako-winkel. Wij gingen daar nog dezelfde ochtend heen, maar de enige te verkrijgen vingerhoeden bleken van plastic te zijn of droegen de inscriptie Made in Germany. Wij beproefden verder ons geluk nog bij antiekzaken en zelfs kleermakers, maar steeds zonder resultaat. Teleurgesteld in de bus terugrijdend besloten wij deze wens nu maar manmoedig definitief als onvervulbaar te beschouwen. Na de siësta liepen wij het strand weer op om nog een tijdje schelpen te gaan verzamelen. Wij waren nauwelijks een minuut bezig of mijn vrouw gaf een verraste gil. Ik vermoedde dat zij een zeer zeldzame schelp had gevonden. Maar nee, letterlijk stom van verbazing hield zij mij haar hand voor: daarop lag een oude verweerde koperkleurige vingerhoed met een diep-blauwe ingelegde glazen top. Zo'n mooie hadden wij nog nooit gezien!

De mooiste exemplaren uit de collectie vingerhoeden van mevrouw Lever. Daaronder het bij toeval op het Cypriotische strand gevonden exemplaar.

M

it op 10 maart 1986 zich afgespeeld hebbende gebeuren was natuurlijk een toeval van hoge kwaliteit. Het kan wedijveren met sommige van de wonderen waarvan de 7000 jaren lange geschiedenis van Cyprus vol is. Wanneer U, die vermoedeijk geen spaarder van deze voorwerpen is, de vingerhoed gevonden had zoudt u dit als een klein toeval hebben ervaren. Als mijn vrouw de vondst reeds de eerste dag had gedaan, zouden wij het al een groter toeval hebben kunnen noemen. Maar nu wij tevoren tevergeefs elders op de meest voor de hand liggende plaatsen alle moeite hadden gedaan, werd het uiteindelijke succes op het strand tot een top-toeval van grote onwaarschijnlijkheid. Is het toeval een randverschijnsel dat slechts wat reliëf geeft aan onze min of meer duidelijk of saaie levensweg? Biologen weten wel anders! Welk een belangrijke rol spelen de mutaties - plotselinge ongerichte veranderingen in de genen -niet in alle organismen en hoe worden niet in iedere generatie chromosoom-delen van de ouders als in een loterij uitgewisseld? Als we bovendien bedenken dat in de miljarden jaren ononderbroken evolutie-keten de nieuwe exemplaren steeds weer tot stand zijn gekomen doordat slechts twee van zeer grote aantallen geslachtscellen elkaar troffen, dan beseffen we eventjes dat wij, zoals we hier nu zitten, ons korte individuele bestaan en onze eigenschappen danken aan een griezelige cumulatie van toevalligheden.

D

emand uwer zal misschien zeggen: "alles goed en wel, dat moge voor de biologische aanloop naar mijn bestaan juist zijn, maar in mijn maatschappelijk leven speelde en speelt het toeval beslist een geringere rol". Het is mogelijk dat dit voor u gold en geldt, maar voor mij, als ik terugkijk, beslist niet. Het begon al goed! Mijn ouders hadden elkaar in Doesburg leren kennen, waar zij aan dezelfde lagere school verbonden waren. Ten tijde van mijn embryogenese was mijn vader onderwijzer in Groningen. Hij had de ambitie om leraarDuits te worden. Daartoe behaalde hij in 1920 het LO-diploma en in 1921 de acte Duitse Handelscorrespondentie. Hij verbleef ook enige tijd in Leipzig om de taal beter te leren

I

418

kennen. Op 19 juli 1922 reisde hij naar Den Haag om daar de volgende dag het schriftelijk MO-examen te gaan afleggen. Hij was daarmee nog maar net begonnen toen een bode hem een telegram kwam brengen dat mijn moeder had laten verzenden. Het luidde: "zoon alles wel doe je best". Of het feit dat het examen in de Haagse Diergaarde plaats vond mij, die gaarne een geboren zoöloog heet, gestimuleerd heeft ben ik vergeten, maar in ieder geval had ik toevallig wel een zeer ongelukkig moment uitgekozen om het levenslicht te aanschouwen. Mijn vader's gedachten waren althans door de tekst van het telegram voldoende afgeleid om hem te doen zakken en hij heeft het examen nooit over gedaan. Dat kwam, denk ik, ook doordat mijn ouders spoedig geheel ander plannen ontwikkelden. Een oom van mij die destijds jong bestuursambtenaar was op Ambon maakte hen namelijk attent op een hoofdonderwijzers-vacature aldaar. Na enige overweging solliciteerde mijn vader. Dit had een positief resultaat want op 18 juni 1923 werd hij benoemd. Mijn oom had inmiddels een aardig huis voor ons drieën besproken. Alles leek dus in orde, maar bij het nog noodzakelijke medisch onderzoek werd mijn vader afgekeurd op zijn hart. Hij heeft van dit orgaan naderhand nooit last gehad en is 87 jaar geworden! Dit was voor mijn ouders een tweede grote teleurstelling en het ontnam mij de mogelijkheid om in de biologisch gezien zeer rijke wereld van Rumphius op te groeien. De plannen werden echter weer snel gewijzigd want binnen een jaar, in 1924, werd mijn vader hoofd van een school in Den Helder. Maar dat had voor mij weer vergaande toevallige consequenties. Zo werd precies in het jaar nadat ik daaraan toe was in Den Helder de mogelijkheid van een gymnasiale opleiding geopend en mijn twee jongere broers hebben daarvan dan ook kunnen profiteren. Ik werd echter HBS-er. Maar dit had wel tot gevolg dat mijn middelbare school-periode niet zes doch 5 jaren duurde, zodat ik in 1939 (dus vlak voor de oorlog) met de biologiestudie in Utrecht kon beginnen, en in 1942 (dus vlak voor de onderduikperiode) het

Ï

Is het toeval een randverschijnsel dat slechts wat reliëf geeft aan onze min of meer duidelijke of saaie levensweg? Biologen weten wel anders! H

VU-MAGAZINE

kandidaats-, en daardoor al in 1946 het doctoraalexamen kon afleggen. Tevens kon ik vervolgens reeds in 1950 promoveren en was dus precies op tijd ter beschikking om in dat jaar mee te helpen bij de start van de biologische afdeling en de medische faculteit in deze universiteit. Het spijt mij nog steeds dat ik geen gymnasium heb kunnen volgen, maar als dit wel het geval was geweest dan had ik hier wellicht vandaag niet het genoegen gehad u te kunnen toespreken. En waar zou ik nu zijn als mijn vader leraar in bijvoorbeeld Middelburg was geworden of als ik toch op Ambon was terecht gekomen? Omdat ik afscheid neem meende ik u exemplarisch enkele frappante toevalligheden uit mijn leven te mogen onthullen, maar ik vermoed dat velen uwer ook wel dergelijke treffende en cruciale coïncidenties hebben meegemaakt.

I

n deze universitaire kring kunnen wij natuurlijk niet heen om de rol van het toeval in de wetenschap. Dit onderwerp kan niet los worden gezien van de vraag hoe wetenschapbeoefenaren werken. Wat zijn hun motieven en drijfveren waardoor zij als het goed is aan de wetenschap verslingerd zijn zoals violisten en schilders aan de kunst? Wat beweegt hen "en route"? Zoals wij zullen zien vertonen zij onderweg niet alleen grote verschillen, maar bezitten zij ook een wezenlijke gemeenschappelijkheid. Wij kunnen deze op het spoor komen door hen eens te vergelijken met min of meer professionele reizigers. Door dat te doen komt ook al even de relatie tussen toeval en zin om de hoek kijken. Ik kom tot deze vergelijking doordat ik een zogenaamde "armchair-traveller" ben. Er zijn allereerst wetenschapsmensen die te vergelijken zijn met doelgerichte reizigers die een bepaald hen onbekend gebied binnentrekken en zich daar de ogen uitkijken. Denk bij voorbeeld aan Herodotus in Egypte, zoals wij kunnen lezen in The Histories. Een variant hierop zijn de vastberaden ontdekkingsreizigers en veroveraars van de typen, om in de buurt van Egypte te bijven, als door de Engelsman Moorehead beschreven werden in zijn boeken The White Nile en The Blue Nile. Een volgende variant wordt gevormd door de, in de wetenschap als strebers bekende, fanatieke egoïstische reizigers, die beslist anderen vóór willen zijn en hen zelfs vaak dwars zitten, zoals de rovers van oude kunstschatten in de Centraalaziatische woestijnen die door de Engelsman Hopkirk zijn beschreven in Foreign Devils on the Silk Road. In de tweede plaats zijn er, als "knap" bekend staande, geVU-MAGAZINE- DECEMBER 1986

heugenrijke geleerden die de gehele literatuur van een bepaald vakgebied beheersen en dat aanvullen door zo hier en daar, veelal zonder opvallende creativiteit, een onderzoek te verrichten. Zij schrijven dikwijls goed bruikbare handboeken. Zij zijn te vergelijken met reizigers die een grote interesse hebben in vreemde landen, daar veel over lezen en er vervolgens gaan kijken. Hun boeken zijn haast als Baedekers te gebruiken. Dat geldt bij voorbeeld voor Newby's The Big Red Train Ride, waarin deze Brit zoveel informatie verstrekt dat er zelfs uit kan worden afgeleid dat u, indien u via de Trans-Siberische Spoorweg van Moskou naar het oosten wilt reizen, een plaats aan de rechterkant moet reserveren, omdat er aan de noordzijde zoveel westwaarts rijdende lange goederentreinen passeren (soms wel 30 per uur) dat er nauwelijks iets van het landschap is te zien. Dat u op de terugweg ook een rechter zitplaats moet proberen te bemachtigen had u natuurlijk al begrepen. Ten derde zijn er zich op een breed veld bewegende weten•schappers die veelal minder diep graven dan de vorigen, naar wel van tijd tot tijd aardige ontdekkingen doen. Deze speelse springers zijn te vergelijken met reizigers die slechts een globaal plan hebben en ook niet erg van grondige voorstudies houden, maar het meest genieten van, hen overigens dikwijls overkomende, toevallige waarnemingen, ontmoetingen en gebeurtenissen. Een mooi voorbeeld hiervan is de Amerikaan Theroux. Zo vertelt hij in het boek The Great Railway Bazaar dat hij in zijn coupé van de Oriënt Express bij het beginpunt in Parijs een oud, pijprokend Engels heertje aantrof: Mr Dufill uit het Oostengelse plaatsje Barrow. De volgende morgen stapte deze om 9 u 35 in Domodossola even uit om een fles wijn te kopen. Plotseling zette de trein

9

In universitaire kring kunnen wij niet heen om de rol van het toeval in de wetenschap. Het onderwerp kan niet los worden gezien van de vraag hoe wetenschapsbeoefenaren werken. ~"

9

zich weer in beweging. Mr Duffil eenzaam en verbijsterd op het perron achterlatend, zonder bagage en zonder papieren. Theroux droeg deze plichtsgetrouw bij aankomst in Venetië aan de stationsbeambten af, maar of Mr Duffil deze naderhand weer in zijn bezit kreeg kwam hij niet te weten. Tien jaren later maakte Theroux een rondreis langs de gehele Britse kust. In zijn The Kingdom by the Sea vermeldt hij dat hij zich in de buurt van Barrow ineens Mr Duffil herinnerde en dacht; "Why not pay the old boy a visit". Deze was helaas inmiddels overleden, maar uit het relaas van een praatgrage schoonzuster bleek dat hij een in allerlei opzichten briljante man moest zijn geweest, die minstens zes talen vloeiend sprak en zijn leven lang geheimzinnige reizen had gemaakt. Theroux concludeert uiteindelijk romantisch "that he has almost certainly been a spy ".

D

at een toevalligheid soms tot een keten van onverwachte gebeurtenissen leidt kan met het volgende voorbeeld worden geïllustreerd. In zijn boek Slow Boats to China beschrijft de Engelsman Gavin Young hoe hij in 1979, successievelijk meereizend met 23 schepen en scheepjes van allerlei aard, er in slaagde zig-zaggend van Europa naar China te varen. Op een dag kwam hij in het haventje Sandakan in Noord-Borneo aan en wist niet hoe hij hierna veilig door het van piraten krioelende zuidelijk deel van de Philippijnen zou kunnen komen. Hij vertelt dan hoe hij in het café van het Nak Hotel uitstekende adviezen kreeg van een "local old hand, Dr Nigel Lever". Toen ik deze pas419

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1986 - pagina 473

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986

VU-Magazine | 496 Pagina's