GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 256

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 256

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

hebt kunnen verrichten. Laat ik het anders zeggen; ik vind die vent ongeschikt voor z'n vak; die moet ermee ophouden. Als je met mensen omgaat - met lévens van mensen - dan mag dat niet. Wat dat betreft moet je hard zijn in dit vak; voor jezelf maar ook voor anderen." "Gelukkig wordt in het selectiebeleid van aankomende chirurgen, tegenwoordig ook meer op karakter en stabiliteit gelet. Andere specialisten hebben dat niet, maar chirurgen hanteren nu een psycho-technische test, waarbij vooral wordt gelet op stress-bestendigheid, contactuele eigenschappen, zelfkennis, collegialiteit. Die technische handvaardigheid is op dat moment eigenlijk zelfs van secundair belang; tijdens de opleiding zijn we al ruimschoots in de gelegenheid om te zien of iemand fatsoenlijk met weefsels kan omgaan."

B

lijft de vraag of deze toegenomen aandacht voor de karaktereigenschappen van de aankomende chirurg, op den duur ook een ander euvel zal kunnen verhelpen; de opmerkelijke lichtgeraaktheid van geneeskundigen jegens buitenstaanders die het wagen kritische voetnoten te plaatsen bij hun handelen, of jegens vakgenoten die publiekelijk uit de school klappen. Hoe dit fenomeen verklaard moet worden is een vraag die ook Wim de Jong blijkt bezig te houden. "Dat valt mij ook steeds weer op. De achterdocht van de arts in het algemeen, tegen elk commentaar van buiten. Op voorhand. Merkwaardig. Maar ik denk dat daarvoor wel factoren zijn aan te wijzen. Zoals het feit dat veel geneeskundigen nog altijd lijden onder het 'priester/arts-syndroom'. Priesters en artsen hebben een terrein tot hun beschikking dat verboden is voor onbevoegden. Dat is de magie van dit beroep; god zijn, alles kunnen, op alles een antwoord weten. Als arts kun je ook alles. Dat zeg ik ter waarschuwing ook tegen mijn studenten. De wereld ligt voor je open. Psychologisch is de keerzijde van deze medaille dat veel artsen daardoor kennelijk geen kritiek kunnen verdragen; die voelen zich dan meteen bedreigd in hun god-zijn." "Minderwaardigheidscomplexen spelen vaak ook een rol, hoor. Bij kritiek van buiten reageren veel artsen verongelijkt. Zo in de trant van; 'ik werk hard, doe m'n best, en dan dit; ik heb wel wat anders aan m'n hoofd dan deze flauwekul!' Ik vind dat geen argument. Daar moet je tegen kunnen; dat brengt dit vak nu eenmaal met zich mee." "Maar belangrijkste factor achter die prikkelbaarheid is, dat veel artsen menen dat ze een naam hebben hoog te houden. Maar wat is dat voor een bolle waanzin? Waarom zouden wij, méér dan anderen, een naam hoog moeten houden? We zijn toch ook maar gewone mensen, met onze twijfels en overwegingen? 'Je eer als arts', hebben ze 't dan over; eigenaardig relikwie uit de middeleeuwen, dat misschien toebehoorde aan 22

hertog, graaf of bisschop. Maar toch niet aan óns! Beroepseer? Ik weet écht niet wat dat is." "Een voorbeeld. Pas geleden een chirurg die een patiënt valium geeft en zich daarna aan haar vergrijpt. Gelukkig weet ik niet wie 't is. Des duivels was ik. Hij is voor een jaar geschorst. Eén jaar. Die had voor z'n leven geschorst moeten worden. Maar begrijp me goed; ik zeg dat niet omdat hij ónze, mijn beroepseer zou hebben aangetast. Ben je mal! Die vent is niet geschikt voor z'n werk! Wat zeg ik? Die mag van mij niet eens een autobus besturen!" 5 I k geloof dat die hele magie er maar eens af moet. Je moet geen pardon hebben met artsen die onmiddellijk in de defensie gaan. Ik heb niks te verdedigen. En ik heb zéker geen geheimpjes." "Ik geloof niet dat ik daarmee nou zo'n uitzondering ben. 'Ja, maar dat verdoezelen van eikaars fouten dan?', krijg je dan vaak als tegenwerping. 'Is dat dan zo?', luidt in zo'n geval mijn wedervraag. Natuurlijk komt dat voor, en dan meestal met die dwaze beroepseer als argument. Maar toch niet zo stelselmatig als de media het doen voorkomen. Ik heb al gezegd dat de situatie bij medische ingrepen meestal veel te complex is, VU-MAGAZlNE—JUNI 198

met tal van factoren die op één punt samenkomen, om fouten ondubbelzinnig te kunnen vaststellen." "Als ik in de krant een nogal stellig verhaal lees over een fout in een ander ziekenhuis, dan denk ik altijd; 'ik ben benieuwd wat er écht aan 't handje was.' Aan zo'n oorzaak-gevolgverhaal in de krant heb ik niets. Ik word herhaaldelijk benaderd door juristen om als getuige-deskundige op te treden, maar vaak móet ik gewoon zeggen; 'ik heb geen flauw idee wat er gebeurd is.' 'Ja maar, je bent toch getuige-deskundige?' 'Deskundig misschien wel', zeg ik dan, 'maar ik ben er niet bij geweest.'" "Alleen als de rechter dat vraagt getuig ik. Dat gebeurt wel een enkele keer. Maar dan krijg ik tenminste de stukken, en de faciliteiten om de situatie te onderzoeken. En dan, ja dan kan ik op een gerichte vraag inderdaad wel antwoord geven, ja. Maar ik heb gemerkt dat die terughoudendheid vaak al gezien wordt als een vorm van verdoezelen en elkaar het hand boven het hoofd houden. Dat is natuurlijk niet zo. Ik durf alles te zeggen, maar dan moet ik er zelf wel bij zijn geweest, of verdomd goed op de hoogte zijn." De zijns inziens volstrekt onterechte verwijzing van sommige collega's naar zoiets merkwaarVU-MAGAZINE—JUNI 1988

digs als een collectief te verdedigen beroepseer, blijft Wim de Jong kennelijk achtervolgen. Daags na het interview - en later, na een weekendje op de fiets, nog eens - belt hij met het verzoek toch vooral te benadrukken dat chirurgen "gewone jongens en meisjes" zijn. "Waar het bij ons op aan komt, zijn de eigenschappen die ook een goede loketbeambte moet hebben; met mensen kunnen omgaan, koppen herkennen." En die zogenaamde beroepstrots, zo vult hij zijn eerdere uitspraken aan, is niets anders dan een verkapte uiting van twijfel. "Wij artsen kunnen zo moeilijk omgaan met onzekerheid", meldt hij telefonisch, "beschouwen die al gauw als een tekortkoming. Terwijl je juist in ons vak, waarin je met levend weefsel werkt, Foto's Gemini per definitie nooit en te nimmer zeker kunt zijn. In diagnose noch therapie kun je onvoorspelbaarheden uitsluiten. Sommigen van ons kunnen daar niet mee omgaan en vervallen tot pseudozekerheden. En als ze die neiging al niet hadden

'Wij artsen kunnen zo moeili omgaan met onzekerheid, bescliouwen die al gauw als een tekortkoming.' dan dwingt de patiënt ze wel in die richting. Want dfe wil voor alles zekerheid. Misschien dat daar die rare onoprechtheid - die misplaatste hoogmoed ook - vandaan komt die onze beroepsgroep aankleeft. Ik weet 't anders ook niet", zegt hij nog, "zie maar wat je ermee doet", en hangt op.D

Een bundeling van Wim de Jongs medische columns uit dagblad Trouw, verscheen recentelijk bij Kok, Kampen, onder de titel 'De verliefde chirurg; notities over gezondheid, ziekte, patiënten en hun dokters' (f 29,-).

23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 256

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's