GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 354

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 354

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

zeer autoritair uitgeoefend te worden, maar kan ook heel effectief zijn op een vriendelijke manier." Hoe gaan de patiënten met een dergelijke vorm van macht om, vroeg Kathy Davis zich vervolgens af.

'Het zegt iets over onze maatschappij als mensen naar hun huisarts gaan om te praten over gewone, dagehjkse problemen.' "Aan heel subtiele dingen kon je merken dat de patiënt het soms niet eens was met wat de arts zei. Eenvrouw lachte bijvoorbeeld niet om een betuttelende grap die de arts maakte. Of ze legt nóg een keer uit dat het toch écht heel erg is." Een ander voorbeeld betreft een vrouw die met veel problemen bij de huisarts kwam. 'Ik geloof dat u wel heel erg zenuwachtig bent', zegt hij. 'Nu ja, misschien ben ik een beetje zenuwwachtig, maar er zijn ook zoveel vervelende dingen', is het antwoord van de vrouw. "Aan de ene kant is het heel aardig dat hij zoveel begrip heeft voor haar zenuwachtigheid", reageert Kathy Davis. "Maar aan de andere kant hoort hij niet wat ze eigenlijk zegt: 'ja, ik ben zenuwachtig, maar wie zou dat niet zijn in deze situatie?' De arts maakt er bijna een psychiatrisch geval van, terwijl zij het heeft over haar zieke kinderen, een zeurderige man, de zorg heeft voor haar moeder en zelf ook nog ziek is."

D

at huisartsen hun patiënten niet genoeg aan bod laten komen, wordt door dit onderzoek zeker niet bevestigd. In de huisartsenopleiding wordt aankomende huisartsen ook altijd voorgehouden dat het belangrijk is om de patiënt ruimte te geven. Dat blijkt dan ook in voldoende mate te gebeuren. Maar dat is niet genoeg. Kathy Davis: "Veel kwamen vrouwen met klachten waar de arts niets aan kon doen. Niet omdat het psychische of sociale klachten waren, maar omdat hij niets kon vinden. Zo vreemd is 32

dat ook weer niet, want huisartsen geven toe dat zij aan tachtig procent van de klachten niets kunnen doen." "Wat mij echter opviel", vervolgt ze, "was dat de artsen tóch een diagnose probeerden te stellen. Als het ging om een 'zenuwachtige' patiënte was het al snel: 'neem maar een valium'. Ik vind het geen goede ontwikkeling om klachten te behandelen terwijl er in feite geen behandeling mogelijk is. Ik begrijp best dat het voor een huisarts heel moeilijk is om toe te geven dat hij een patiënt niet kan helpen, al was het alleen maar omdat de patiënt dan vaak tegensputtert, maar het is toch beter om het dan niet te doen. In opleidingen wordt nu juist meer aandacht gegeven aan sociale vaardigheden, het leren luisteren en zo, maar ik vind dat niet juist. Je gaat te snel iets tot medisch probleem benoemen wat in feite geen medisch probleem is, maar waar iedereen wel eens last van zal hebben." Een huisarts moet als een probleem niet door hem is op te lossen, niet proberen koste wat kost daar toch iets aan te doen. Maar feit blijft dat veel mensen tóch met dergelijke zaken in eerste instantie naar de huisarts lopen. Volgens Kathy Davis heeft dat te maken met het gebrek aan andere vormen van hulpverlening. "Het zegt iets over onze maatschappij als mensen naar hun huisarts gaan om te praten over gewone, dagelijkse problemen."

I

n diverse patiëntenbewegingen wordt gestimuleerd dat gebruikers van de gezondheidszorg zich wapenen met informatie en vragenlijsten alvorens zij een arts bezoeken. Maar uit haar onderzoek bleek Kathy Davis dat artsen niet staan te wachten op deze patiëntenautonomie. Wie zich in een spreekkamergesprek opstelt als 'deskundige' en om informatie vraagt, wordt al snel op de plaats gezet. Of de tactiek niet goed is of dat het welicht de artsen zijn die niet met mondige patiënten kunnen omgaan, laat Kathy Davis liever in het midden. In het kader daarvan zou men denken dat sociale vaardigheden, die toch als 'progressief onderdeel' van de huisartsenpraktijk worden gezien, een stap op de goede weg zijn. Ook bij patiëntenverenigingen en in

de vrouwengezondheidscentra worden sociale vaardigheden als zaligmakend gezien. Voor Kathy Davis ligt dat anders: "Ik hoop dat mijn onderzoek daar wat vraagtekens bij zet. Deze sociale vaardigheden kunnen hele kwalijke gevolgen hebben. Ze wekken een schijn, namelijk dat voor alles een oplossing is. Als je sociale vaardigheden wilt trainen, moet je aanstaande huisartsen leren 'nee' te zeggen tegen hun patiënten. Het is belangrijk dat zij weten dat ze met veel problemen geconfronteerd zullen worden waaraan ze niets kunnen doen. En het is dan niet de bedoeling dat ze dat afwentelen op de patiënt. Bijvoorbeeld door hem of haar naar huis te sturen met medicijnen, waardoor vaak nóg een probleem wordt geschapen." Zouden vrouwelijke huisartsen - nu is nog geen tien procent van alle huisartsen vrouw - anders met deze problematiek omgaan? Kathy Davis: "Onderzoek hiernaar heeft uitgewezen dat dit wel en niet het geval is. Vrouwelijke huisartsen doen bepaalde dingen anders, ze laten de patiënt meer aan het woord bijvoorbeeld. Maar aan de andere kant is het niet reëel te verwachten dat vrouwen die de hele opleiding doorlopen hebben en moesten opboksen tegen mannelijke collega's, óók nog eens een heel andere praktijk ontwikkelen." En hoe zit het met de andere kant van de tafel: zijn mannelijke patiënten misschien beter in staat met hun huisarts om te gaan? Kathy Davis acht dat wel mogelijk: "Een collega van mij, Wien Meeuwissen, promoveert binnenkort op een onderzoek naar de manieren waarop mannen en vrouwen over hun problemen praten bij een hulpverlener. Zij ontdekte dat mannen heel zakelijk over hun klacht praten, terwijl vrouwen dat veel meer doen in termen van ervaringen en gevoelens. Het zou kunnen dat de manier waarop mannen over problemen praten, wel eens beter zou kunnen aansluiten bij de manier waarop huisartsen met patiënten omgaan. Als het gaat om allochtonen en ouderen, vermoed ik dat deze groepen het best zijn te vergelijken met de vrouwelijke patiënten. Ik zie geen reden waarom paternalisme niet ook zou voorkomen tussen artsen en oudere mensen." D VU-MAGAZINE—SEPTEMBER 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 354

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's