GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 98

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 98

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

drieën polemische bedoelingen gehad, licht professor Leertouwer toe. "Dat is te merken aan de stijl waarin het boekje geschreven is: het is een poging zorgvuldig te redeneren. We hebben ons eigen standpunt zo helder mogelijk onder woorden gebracht; tegelijkertijd maken we duidelijk dat je ook voor andere standpunten kunt kiezen. Maar je kunt niet makkelijk om de argumenten heen die ons tot ons standpunt geleid hebben."

'Wij hebben er principieel voor gekozen te buigen onder het juk van de wetenschap.' Dat blijkt, want het betoog van de drie Leidenaren staat als een huis. Allereerst lichten de auteurs toe wat zij onder wetenschap verstaan. Uit de geschiedenis van het wetenschapsbegrip blijkt dat er voortdurend nieuwe definities van wetenschap opkomen en dat er dus allerhande wetenschapsopvattingen mogelijk zijn. Adriaanse, Krop en Leertouwer kiezen voor de wetenschapsopvatting die op dit moment in Westerse academische kringen gangbaar is. Deze opvatting wordt niet uit en te na omschreven; de auteurs beperken zich tot de vaststelHng dat de binnenste en hardste kern van de gangbare opvatting het begrip theorie is. "Wetenschap is stellig meer, maar nooit minder."

E

en theorie is, schrijven de drie, een systeem van beweringen, opvattingen en begrippen waaruit toetsbare hypothesen zijn af te leiden. Een wetenschappelijke theorie moet aan vijf voorwaarden voldoen. Allereerst moet duidelijk zijn waarop ze slaat; een theorie die over niets of over alles gaat is waardeloos. Een theorie mag geen interne tegenstrijdigheden bevatten. De hypothesen die uit een theorie zijn afgeleid, moeten aan de ervaring kunnen worden getoetst en deze toetsing ook doorstaan. Ten slotte moeten de vooronderstellingen van een theorie algemeen aanvaard zijn. De volgende stap in het betoog van Adriaanse, Krop en Leertouwer is de beantwoording van de vraag of een theologische theorie aan deze voor-

waarden kan voldoen. Het grote struikelblok blijkt de eis dat een theologische theorie toetsbare hypothesen moet opleveren. Uit de theorie - bijvoorbeeld - dat er een persoonlijk God bestaat die ingrijpt in de geschiedenis zijn geen toetsbare hypothesen af te leiden; er is geen manier om na te gaan of de theorie strookt met de feiten. Het probleem is op te lossen voor wie bereid is een bepaalde vooronderstelling te accepteren. Wie bijvoorbeeld de vooronderstelling aanneemt dat alle kennis over God is vastgelegd in de bijbel, kan theologische theorieën toetsen aan wat daarin staat. Maar de vooronderstelling achter deze vooronderstelling - en achter élke vooronderstelling die het probleem oplost - is dat er een God bestaat. Dat is een vooronderstelHng die niet algemeen aanvaard is, integendeel. De conclusie móet wel luiden: theologische theorieën zijn geen wetenschappelijke theorieën, theologie is geen wetenschap. Naast deze theologie in de eigenlijke betekenis van het woord, is echter nog een andere vorm van theologie denkbaar; een theologie die niet God, maar wat mensen zéggen over God tot onderzoeksobject heeft. Zo'n theologie is geen religieuze filosofie, maar een cultuurwetenschap. Zo'n theologie - de auteurs hebben het over 'godsdienstwetenschappelijke theologie' - kan wél voldoen aan de eisen die aan een wetenschappelijke discipline worden gesteld. Geen speld is er tussen te krijgen tenminste niet voor wie, met de auteurs, kiest voor het gangbare wetenschapsbegrip. De keus voor dit wetenschapsbegrip moet echter onderbouwd worden. Dat doen de auteurs met behulp van het begrip rationaliteit; zij oriënteren zich daarbij op het werk van Jürgen Habermas. Deze stelt dat rationeel handelen beter mogelijk is naarmate de verschillende sectoren in een samenleving zich meer ten opzichte van elkaar hebben verzelfstandigd; een samenleving waarin - bijvoorbeeld - religieuze en wetenschappelijke vragen niet door elkaar worden gehaald, is dus rationeler dan een samenleving waarin dat wel gebeurt. Op dezelfde manier vergelijken de Leidse theologen de rationaliteit van de verschillende wetenschapsopvat-

tingen. De Westerse wetenschap heeft zich, meer dan die in andere delen van de wereld, losgemaakt van andere maatschappelijke sectoren; binnen de Westerse wetenschap hebben de verschillende specialisaties zich het meest verzelfstandigd. Daarom is het rationaliteitsgehalte van de Westerse wetenschap hoog. En dus is de keus voor het hier gangbare wetenschapsbegrip gerechtvaardigd. Hier beginnen de vragen. De theoloog Hans de Vries gaf een aanzet in het blad Wending. Volgens hem hebben de auteurs "Habermas, ontdaan van elke kritische spits, voor de kar van de wetenschappelijke theologie gespannen" en zijn zij er "bovendien in geslaagd hem tot woordvoerder te maken van het positivistisch gehalveerde rationalisme waar hij al dertig jaar een verklaard tegenstander van is." Het rationaliteitsbegrip zoals zich dat in het Westen ontwikkeld heeft is volgens Habermas eenzijdig: het gaat daarin uitsluitend om één soort kennis - kennis over feitelijke standen van zaken, kennis die bruikbaar is. Ook handelingen die niet draaien om dit soort kennis kunnen rationeel zijn, betoogt Habermas, maar deze vormen van rationahteit zijn in de moderne Westerse samenleving verdrongen. Ook in de wetenschap is slechts deze ene vorm van rationaliteit dominant, ten koste van andere vormen. Dat komt de wetenschap en de samenleving in haar geheel niet ten goede, denkt Habermas. Ligt het daarom niet voor de hand om - juist in het voetspoor van Habermas niet al te makkelijk te kiezen voor het gangbare wetenschapsbegrip, maar op zoek te gaan naar alternatieve vormen van wetenschap?

L

eertouwer is bereid de vraag serieus te nemen. "Dat is inderdaad de hamvraag bij dit boekje. Het eenzijdig ontwikkelde rationaliteitsbegrip, dat is het punt waarop de discussie verder zou moeten gaan. Wij hebben er principieel voor gekozen te buigen onder het juk van de wetenschap, maar deze keuze is niet alléén met dwingende rationele argumenten te maken. Waarom we dan toch niet hebben gezocht naar alternatieven voor de gangbare wetenschap? Vanuit een heel diepe overtuiging dat de theologie nog maar net begonnen is om zich werkeVU-MAGAZINE—MAART 1988

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 98

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's