GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1988 - pagina 333

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1988 - pagina 333

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het kabinet Mackay, met op de bovenste rij van links naar rechts: Jhr. C. Hartsen (buitenlandse zaken), Jhr.mr. Godin de Beaufort (financiën), Mr. Ae. baron Mackay (binnenlandse zaken/ koloniën), L.W.C. Keuchenius (koloniën) en jhr.mr. A.F. de Savornin Lohman (binnenlandse zaken). Onderste rij van links naar rechts: J.W. Bergansius (oorlog), H. Dyserinck (marine), G. Kruijs (marine), Jhr.mr. G.L.M.H. Ruijs van Beerenbroek (justitie) en J.P. Havelaar (waterstaat, handel en nijverheid).

tasting van het bestaande rempla9antenstelsel, waarbij de dienstplicht afgekocht kan worden. De coalitie komt er niet meer uit en bij de verkiezingen in de zomer van 1891 verliest rechts haar meerderheid weer. Hoe was het oordeel over het eerste coalitie-kabinet in zijn eigen tijd? De liberale oppositie spreekt van het kabinet van de 'politieke onbewustheid'. Het is waar dat het kabinetMackay nadrukkelijk geen partijministerie wilde zijn; het steunde wel op bepaalde groepen in de Kamer maar behield zijn onafhankelijkheid. Kamer en kabinet waren in 1888 gesteld op een zelfstandige rol en het dualisme dat daardoor in de praktijk bestond, zal menig kamerlid anno 1988 die vastgeklonken zit aan een strak- Regeerakkoord met jaloezie vervullen. Het kabinet trad in ieder geval gematigd en pacificerend op. Dat leidde nogal eens tot onbehagen bij de AR-achterban, met name bij Kuyper die het kabinet een te weinig principieel antirevolutionair optreden verweet. Ook de katholieken lieten zich, vooral nadat de schoolkwestie geregeld was, steeds minder gelegen liggen aan hun coalitie-partner en beoordeelden de kabinetsdaden op hun merites. VU-MAGAZINE—SEPTEMBER 1988

T

och markeert het kabinet van Mackay een historische omwenteling in de politieke verhoudingen van de negentiende eeuw. Het samengaan van katholieken en calvinisten gaf voeding aan altijd latent aanwezige antipapistische gevoelens onder de bevolking. De liberale hoogleraar Spruyt ontwaarde zelfs grote gevaren voor de toekomst van het vaderland als katholieken het land gingen bestieren: "...Wees verzekerd dat Rome's belang vordert, dat de erfenis der kettersche Oranje's door een katholiek geslacht aanvaard wordt!..." Hoewel dit soort uitspraken vooral verkiezingsretoriek was, moet gezegd dat de oppositie tegen het kabinet fel was: niet alleen van de liberalen in beide Kamers, maar ook bij de ambtenaren op de ministeries. Blijkbaar moest politiek Den Haag nog even wennen aan confessionele ministers aan het roer der natie. De strijd om de onderwijsvrijheid is het fundament geweest waarop de coalitie van katholieken en antirevoutionairen is gebouwd. Toch was het gezamenlijk optrekken meer dan een gelegenheids-aflfaire, want achter die strijd was "...de antithese niet van het schaakbord weg te dringen... het scherp gekante stuk dat

geheel onze wederzijdse positie beheerst. Politiek zonder Religie zal het zijn, roept men van Overzij. En juist tegen die grondleugen gaat onze permanente, onze onverzoenlijke strijd.." (Kuyper). Lange tijd blijft de antithese een politieke realiteit, hoewel de ideologische scherpte ervan na Kuyper verdwijnt. In het interbellum zijn de katholieken vooral op de ARP (en CHU) aangewezen omdat hun 'leer van de uiterste noodzaak' een samengaan met de socialisten uitsluit. Pas in 1939 stapt men hier van af en komt de weg vrij voor de roomsrode coalities van na de oorlog, waarin de eerste jaren de ARP ontbreekt. In de jaren zestig worden de eerste geluiden van confessionele eenwording gehoord en de vorming van het CDA in 1980 kan beschouwd worden als het voorlopige eindstation van een eeuwlange politieke samenwerking van katholieken en protestanten, in Kamer en Kabinet. D

Nico Verbeek is als historicus werkzaam bij het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme.

11

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's

VU Magazine 1988 - pagina 333

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988

VU-Magazine | 496 Pagina's