GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1989 - pagina 149

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1989 - pagina 149

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

cus Pley hebben inmiddels bewezen dat ook Nederlanders toegankelijk kunnen schrijven, en werken van literair niveau kunnen produceren, zónder veronachtzaming van een juist gebruik van bronnen en historische onderzoekmethoden. Geschiedenisstudenten krijgen tegenwoordig schrijfcolleges, een studieonderdeel dat overigens geïntroduceerd werd in de sociale wetenschappen. Daar werd men zich kennelijk het eerst bewust van onvolkomenheden op dat punt, in het middelbaar onderwijs. Men zou kunnen denken dat de geschiedwetenschap heeft gewonnen bij de methodenstrijd van de jaren zestig en zeventig. De onderzoeksmethoden zijn aangepast aan de wetenschappelijke eisen van deze tijd, terwijl de geschiedkundige werken die momenteel verschijnen, niettemin heel wat gemakkelijker verteerbaar zijn dan de boekwerken die mode waren onder studenten en docenten uit de jaren zeventig.

T

ot zover de beroepshistorici. Maar hoe zit het nu met de fictieschrijvers die zich wagen aan een historisch onderwerp? Langzamerhand schijnen zij serieuzer genomen te worden. Het feit dat een niet onbelangrijk historisch tijdschrift als Skript een symposium wijdt aan de literaire traditie binnen de geschiedschrijving, wijst in die richting. En deze stelling wordt nog eens onderstreept door het feit dat men dit doet naar aanleiding van uitspraken van een schrijfster van historische romans. Hella Haasse, de schrijfster in kwesVU-MAGAZINE—APRIL 1989

tie, ging zelf nog een stapje verder. Zij trachtte aan te tonen dat fictie soms, bij gebrek aan historisch materiaal, een leemte kan opvullen. Bovendien kan fictie de professionele geschiedschrijver hypothesen aanreiken, over met name perioden waarover geen of weinig historische bronnen beschikbaar zijn. Zij illustreerde deze stelling aan de hand van haar eigen werk. In de afgelopen vijfjaar heeft Haasse gewerkt aan een roman over Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784). Deze had de bijnamen de 'Rode Baron' en 'Wekker van de Nederlandse Natie'. Hij schreef het befaamde pamflet 'Aan het Volk van Nederland' (1781). Er zijn verschillende goede, diepgaande studies over de laatste helft van het leven van deze man verschenen, geschreven door beroepshistorici. Daarvoor konden zij putten uit een schier onafzienbare reeks historische bronnen die liggen opgeslagen in de archie-

ven. Allemaal heel betrouwbaar en keurig dus. In schrille tegenstelling tot de belangstelling voor 's mans volwassen leven, staat echter de geringe kennis omtrent zijn jeugd. In de werken van de vakhistorici zal men daar ook in de toekomst niet veel meer over te weten komen; er zijn gewoon te weinig historische bronnen voorhanden. Hella Haasse betoogde dat zij in dit geval iets vrijer kan omspringen met feiten en gegevens, en op die manier wel degelijk kan komen tot een beschrijving van de jeugd van Van der Capellen. Zij

meende zelfs te kunnen aantonen, dat er in de jeugd van de man dingen zijn gebeurd en invloeden aanwezig zijn geweest, die van wezenlijk belang zijn voor het begrip van drijfveren en denkwijzen van de Rode Baron.

E

en voorbeeld. Over de studententijd van Van der Capellen is heel weinig bekend. We kennen echter wel de namen van mensen met wie hij omging, én we weten in welke jaren hij in Utrecht studeerde. Door nu gebruik te maken van bijvoorbeeld de brieven van mensen die in dezelfde kringen verkeerde als de jonge Joan Derk, maar waarin hij overigens zelf niet ter sprake komt, weet de schrijfster de sfeer, de behuizing, de onderwerpen van gesprek, en de verschillende netwerken tussen groepen en personen in deze tijd te schetsen. Op die manier geeft ze een beeld van de studententijd van de hoofdpersoon. Dat beeld is aanvechtbaar, maar het biedt niettemin aanknopingspunten voor een verdere discussie. Het werk van Hella Haasse over Van der Capellen zal, naar verwachting, in mei van dit jaar verschijnen. Voor een oordeel over de historische houdbaarheid ervan is het dus nog te vroeg. Maar het materiaal zou in principe vruchtbaar kunnen zijn voor de vakhistorische discussie over de persoon Van der Capellen. De vraag hierbij is overigens in hoeverre een deel van het werk dat zij nu gedaan heeft, ook niet binnen de kaders van de wetenschappelijk verantwoorde geschiedschrijving had kunnen plaatsvinden. Feit is dat Hella Haasse zich bij de interpretatie iets meer vrijheid heeft veroorloofd dan gebruikelijk is in de geschiedschrijving. Misschien is zij daarin een lichtend voorbeeld; wellicht zou het goed zijn wanneer meer beroepshistorici zich ook eens te buiten zouden gaan aan dergelijke vrijheden. Zij zouden hun bevindingen dan kunnen publiceren buiten de wetenschappelijke tijdschriften om. Ondenkbaar is dat bepaald niet: doordat verschillende collegae de laatste tijd zulk algemeen toegankelijk werk produceerden, hebben historici inmiddels toch al iets gemakkelijker toegang tot andere media gekregen. D 15

Pieter Geyl: typerende ijdelheid. Foto ANP

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1989 - pagina 149

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1989

VU-Magazine | 484 Pagina's