GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 498

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 498

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

onweer te voorspellen uit een verandering van windrichting, of een vijandige bedoeling aan een gezicht dat betrekt, heeft men weinig aan tral<taten over meteorologie of psychologie, merkt Ginzburg op. "Bij dit type kennis gaan wat men gewoonlijk niet meetbare elementen noemt, meespelen: een goede neus, een scherp oog, intuïtie." Die kleine aanwijzingen vormen de sleutels voor het ontcijferen van een verborgen werkelijkheid, de werktuigen van een voorzichtig tastende wetenschap.

selijke persoon of van individualiteit. "Neem ook zo'n begrip als 'penisnijd' waaraan meisjes zouden lijden. Je kunt soms daadwerkelijk zien dat sommige meisjes zich daarnaar gedragen. Maar het is wel erg dom om het daarbij te laten. Het concrete begrip 'penisnijd' zou iets te malden kunnen hebben met de veel algemenere problematiek dat meisjes zich vaalc achtergesteld hebben gevoeld bij jongens. Misschien is zo'n aanpal<: saaier. In bepaalde opzichten is wetenschap ook saai. Maar die neiging tot concreetheid kan tot allerlei idioterieën leiden. Annoiexia nervosa heet dan voort te komen uit een afwijzing van orale seks; alles wat aan voedsel binnenkomt, doet denken aan de penis van de vader. Dat is een mooi concreet verhaal, maar het slaat nergens op." Panhuysen denkt dat de psychoanalyse kan worden geherformuleerd in algemene theorieën over de menselijke ontwikkeling. Daardoor kan Freud posthuum toch nog voldoen aan gevestigde wetenschappelijke normen. Maar Freud - en dat realiseert Panhuysen zich ook - past toch niet alleen maar binnen het traditionele (natuur)wetenschappelijke kader. Hij is en blijft een buitenbeentje. Sommige wetenschapsfilosofen gaan daarom nog een stapje verder. Sybe Teiwee bijvoorbeeld, docent te Leiden, schrijft in het boek 'Psychoanalyse en wetenschap' dat Freud het zijne heeft bijgedragen aan het verschuiven en nog steeds in beweging zijn van de criteria voor menswetenschappelijke kennis. "Hij kan tevreden in zijn vuistje lachen, want voorlopig houdt hij het laatste woord."

Maar het is waar: het valt niet altijd mee de psychoanalyse serieus te nemen als wetenschap. Soms doen de aanhangers hard hun best zichzelf te diskwalificeren. Een redelijk debat met Freudianen is vaalc geen sinecure. Het probleem bij psychoanalyse is dat de theorie zelf al de wapens levert om iedere vorm van kritiek te pareren. Wie kritiek heeft op Freud, heeft daar vast onbewuste motieven voor, wil iets verdringen, heeft last van onverwerkte jeugdtrauma's; kritiek als symptoom van een geestelijke stoornis. De psychoanalyticus kan heel goed verklaren waarom een criticus de psychoanalyse niet accepteert. Zo iemand zou eens in analyse moeten gaan. Dr G.H.E. Russelman, als psycholoog werkzaam aan de Vrije Universiteit en auteur van een proefschrift dat grotendeels over Freud gaat, weet er alles van. "Een van mijn co-promotoren was zo vol van de grootheid van Freud dat met hem niet viel te praten. Hij wilde geen fouten zien in de theorieën van Freud. Hij heeft het gepresteerd tegen mij - en dan ben je aan het promoveren aan een wetenschappelijke instelling - te zeggen: 'Meneer Russelman, hoe komt het toch dat u zo tegen Freud bent. Wat is er eigenlijk in uw leven gebeurd? Laten we dat eerst eens gaan analyseren.' Dat heeft hij echt gezegd!" Eigenlijk wil Russelman er niet zoveel woorden meer aan vuil malden. Het is al weer zo'n tijd gelden - 1983 om precies te zijn - dat hij zijn proefschrift schreef en de laatste jaren heeft hij zich nauwelijks nog met psychoanalyse beziggehouden. Hij vindt het niet goed je eindeloos te verdiepen in iets waar je tegen bent. Op een gegeven moment wordt het tijd voor iets anders, iets leukers. Voor deze gelegenheid wil Russelman nog wel eens duidelijk malcen wat zijn bezwaren zijn. Hij is, zo geeft hij onmiddellijk aan, het oneens met vrijwel alle critici van de psychoanalyse. Hij is het oneens met de beschuldiging dat de psychoanalyse in methodologisch opzicht niet deugt; het is goed dat Freud belangrijke levensvragen aan de orde heeft gesteld, ook al vallen die niet altijd te kwantificeren. Hij vindt al evenmin dat Freud teveel de nadruk heeft gelegd op seksualiteit of dat er niet zoiets als een onbewuste zou bestaan.

P U Z Z E L A A R EN DETECTIVE

Het gebaar van de jager, hurkend in de modder terwijl hij de sporen van zijn prooi onderzoekt, is het oudste gebaar uit de intellectuele geschiedenis van de mens. Dat schreef de Italiaanse historicus Carlo Ginzburg, die heeft proberen aan te geven op wellce wijze Freud de criteria voor menswetenschappelijke kennis heeft verruimd. De wetenschapper is een spoorzoeker. Ginzburg vergeleek Freud met Sherlock Holmes en de kunstkenner Morelli. Deze laatste probeerde vervalsingen van 'echte' schilderijen te onderscheiden. Waar moet de kunstkenner dan op letten? Niet zozeer op de grote lijn van een schilderij, datgene wat we 'de stijl' van een schilder noemen; die valt het gemalckelijkst te imiteren. De details, bijvoorbeeld een oorlelletje, zijn het belangrijkst. Bij zuUce schijnbare kleinigheden kan de waalczaamheid van de vervalser verslappen, en is de kans te worden betrapt reëel. Ook Freud was zo'n spoorzoeker die buitengewoon geïnteresseerd was in details. Hij was een puzzelaar en een detective. Vooral daarom blijft Freuds misschien wel belangrijkste boek 'Die Traumdeutung' zo intrigerend. Zijn grootste interesse ging uit naar schijnbaar onbelangrijke gegevens, naar versprekingen, naar grappen en dromen. Op momenten van vermoeidheid en slaap laten mensen zich gemal<kelijk gaan, in hun dromen of versprekingen onthullen zij het meest over zichzelf. Ginzburg beschouwt Freud daarom als een representant van "het gissende weten"; kennis die tot stand komt via kleine aanwijzingen en vermoedens. Zulke aanwijzingen laten zich doorgaans nauwelijks formaliseren of kwantificeren. Het betreft kennis van alledaagse ervaringen die eenmalig en niet herhaalbaar zijn. Bij de bekwaamheid om

WETENSCHAP,

CULTUUR

S T O O M AFBLAZEN

De belangrijkste grief van Russelman ligt elders. Het Freudiaanse denken, vindt hij, is egocentrisch, kent een begrip als naastenliefde niet. "De psychoanalytische theorie is ontwikkeld met behulp van de metafoor van de stoommachine. Als in een stoommachine de druk te hoog wordt, dan treedt de veiligheidsklep in werking: stoom afblazen. Daar is de psychoanalytische therapie ook op gericht: de emoties moeten eruit. Als dat gebeurt, lost het probleem zich vanzelf op.

et) SAMENLEVING

16

- NOVEMBER

199s

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 498

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's