GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1995 - pagina 572

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1995 - pagina 572

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

zulke vragen al gauw gevaarlijk: mensen afwijzen die, bijvoorbeeld als partner of medejager, heel geschikt zouden zijn louter en alleen omdat hun gezicht je niet aanstaat, is nadelig. Die neiging zal snel worden weggeselecteerd. Dus als we nu nog steeds voorkeuren op grond van iemands uiterlijk hebben, dan moet dat uiterlijk wel een indicatie zijn voor iemands meer verborgen kwaliteiten. Einde verhaal. Enge mensen, die perfectionisten. Maar één stapje terug, en je hebt een aantal zinnige vragen in handen: is er wellicht een verband tussen iemands uiterlijk en wat de persoon in kwestie verder nog te bieden heeft? En zo ja, wat is dat verband dan precies? Daar zal vast niet uitkomen dat het uiterlijk een door-en-door betrouwbare indicatie voor het innerlijk geeft. Waarschijnlijk blijft de overtuiging dat selectie en salariëring op basis van uiterlijk onrechtvaardig zijn, gewoon staan. Maar enig begrip voor de wortels van dit soort menselijke neigingen kan scheldpartijen voorkomen, en scheldpartijen zijn vaak weinig zinvol. Evolutie is voor de menswetenschappen evenmin een goed fundament als voor de biologie, en wel om dezelfde reden: als basis is zij drijfzand. Maar als bron van inspiratie en kritische vragen, als spiegel, kan zij hele goede diensten bewijzen. Mensen zijn nu eenmaal sterk geneigd tot zelfverheerlijking, al zijn ze meestal voorzichtig genoeg om dat in de eerste persoon meervoud te doen: "wij zijn rationeel, wij zijn moreel, wij zijn sociaal, wij kennen onszelf, kortom, wij zijn homo 'sapiens'." EVOLUTIE

EN

Nu is een van de grote problemen van de ethiek dat mensen prachtige principes onderschrijven en daar zichzelf en elkaar met graagte op aanspreken... totdat zich een 'moreel' conflict openbaart. Dan houden we weliswaar nog steeds vast aan die principes, maar we blijken daarmee opeens wel heel verschillende dingen te bedoelen. Voor ethici die ervan uitgaan dat mensen beschikken over een zij het beperkte - rationaliteit, is dat altijd weer vervelend. Ze ontwikkelen model na model om uit die problemen te geral<en, maar dat lukt nooit. Als je ervan uitgaat dat morele principes helemaal niet werken als richtlijnen voor gedrag, maar als contexten waarbinnen besluiten die al genomen zijn vervolgens publiekelijk worden verdedigd, dan is dat verschijnsel zo vreemd niet. Mensen zijn misschien wel helemaal niet moreel (of immoreel); ze zijn gewoon praatgraag. Een dergelijke benadering van moraal maalct zowel duidelijk waarom moraal bestaat, als waarom het de rol niet kan spelen die veel ethici - en anderen, getuige recente pleidooien voor een morele herbezinning eraan willen geven. Volgens Daniel Dennett werkt het evolutionaire denken als een superzuur, een soort koningswater in het kwadraat: alles lost erin op, niets zal ooit meer zijn wat het leek als het eenmaal in een evolutionair perspectief is gezet. In grote lijnen heeft hij daarin gelijk, al moeten we blijven beseffen dat het kritische vermogen van veel enthousiaste evolutionisten het eerste slachtoffer van dat superzuur was. Er is heel wat mis met het huidige evolutionaire denken. We kunnen het eventueel best missen. En de basis van de huidige biologie is het zeker niet. Maar het is één manier om enige substantie te geven aan een functionalistische benadering die op zich aardige vragen en ontdekkingen oplevert. Het evolutionaire perspectief stelt ons mensbeeld, en ons zelfbeeld, ter discussie. Je kunt natuurlijk alle denkbare zwakten van dat perspectief aangrijpen om die discussie te ontlopen; aangrijpingspunten genoeg, zoals we hierboven zagen. Maar wat is er eigenlijk mis mee om nog eens een keer gewoon zo onbevangen mogelijk in de spiegel te kijken die Charles Darwin ons voorhoudt?

ETHIEK

Zo'n spiegel heeft ook ethische consequenties. Uit het vele onderzoek dat Wright citeert (en dat hij zelf speciaal bijeenzocht; laten we vooral dat niet vergeten), komt de mens niet als een erg moreel wezen naar voren. We zijn vrijwel steeds uitstekend in staat om onze eigen belangen te dienen, en dat vervolgens zo te verkopen alsof we ons inzetten voor een hoger goed. Voorzover bedrog daarbij een rol speelt is dat vooral zelfbedrog. Punt is gewoon dat we, onbewust, eerst ons plan trekken (en volgens Wright is dat een plan dat vooral onze evolutionaire belangen dient) om vervolgens het morele verhaal te componeren waarmee we ons doen en laten rechtvaardigen.

WETENSCHAP,

CULTUUR

e) SAMENLEVING

3S

- DECEMBER

199s

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's

VU Magazine 1995 - pagina 572

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1995

VU-Magazine | 588 Pagina's