GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 544

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 544

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

komt de klimatoloog fames Hurrell tot de conclusie dat zo'n koudepiek tot droogte in Zuid-Europa en West-Azië moet hebben geleid. Maar de sterkste, kwantitatief onderbouwde, aanwijzingen voor een plotselinge klimaatverandering worden binnenkort gepubliceerd door de paleo-klimatoloog Peter deMenocal en zijn studente Heidi Gullen. Volgens deMenocal zouden windwervelingen en stofafzettingen in Mesopotamië meetbare en dateerbare sporen op de bodem van de Golf van Oman moeten hebben achtergelaten. Gebruik makend van reeds beschikbare boorkernen mat hij de stofafzetting in de Golf gedurende de afgelopen twintigduizend jaar. In het Holoceen maakte kalkstof dat door de wind is aangevoerd twee procent uit van het sedimentgewicht, behalve dan in twee perioden: rond 4200 v. Chr. toen de hoeveelheid stof bijna tweemaal zo groot was, en rond 2300 V. Chr. toen die vrijwel vervijfvoudigde om vervolgens binnen een paar eeuwen weer tot normale waarden terug te keren. DeMenocal vond ook stukjes vulkanisch glas in de stofpieken. De afzettingen uit de Golf vertonen een uiterst interessante gelijkenis met de grondmonsters die Marie-Agnès Courty uit Teil Leilan nreebracht. Wat zou de oorzaak kunnen zijn van zo'n catastrofale klimaatwijziging? Deskundigen komen met een paar voorzichtige

hypothesen - "afstandseffecten van El Niöo", bijvoorbeeld, of "thermohaline processen" - maar bewezen is er niets, en dat zal zo blijven tot het proces zelf volledig beschreven is. Toen ik een vooraanstaand onderzoeker vroeg of hij een suggestie had voor de oorzaak van deze klimaatverandering, keek hij mij stomverbaasd aan; "Je snapt toch wel dat als ik daar een antwoord op had ik een Nobelprijs zou krijgen?" Bloei Soms beschuldigt men onderzoekers die de klimaathypothese aanhangen ervan te zien wat ze willen zien. Maar die kritiek kunnen we het beste terugspelen. Tientallen jaren lang, zo kun je zeggen, waren rampen in de archeologie zo impopulair dat we zelfs de duidelijkste aanwijzingen in die richting volstrekt negeerden. We zochten naar andere verklaringen voor de teloorgang van gemeenschappen, gewoon omdat we wilden dat die waar waren. De dramatische gegevens die nu naar voren komen zouden dat beeld kunnen veranderen. De komende jaren zullen een stortvloed te zien geven van congressen over het Holoceenklimaat. Als archeologen de gegevens achter de klimaathypothese serieus in ogenschouw beginnen te nemen komen we ook toe aan de vraag waarom sommige gemeenschappen op de vlucht sloegen, terwijl andere bleven waar ze waren, en nieuwe leefwijzen en bestuursvormen ontwikkelden. Ik geloof dat vluchten vrij vaak de beste keuze was. Door hun stedelijke bestaan op te geven en te migreren naar gebieden waar landbouw duurzaam bleef, demonstreerden gemeenschappen als die van Teil Leilan hun veerkracht en aanpassingsvermogen. Driehonderd jaar later, toen de wind en het stof waren gaan liggen, kregen hun nakomelingen een nieuwe kans op bloei. In Egypte pakte het Middenrijk de draad op waar het Oude Rijk die had laten vallen. Op Kreta reorganiseerde het Minoïsche Rijk rondom Knossos de verspreide resten van gemeenschappen uit de vroege Bronstijd. En in Mesopotamië bouwden de dynastieën van Sjamsji-Adad en Hammoerabi efficiëntere rijken op dan dat van de Akkadiërs. Alle lieten zien dat de stormen van 2200 v.Chr. maar een enkel ongeluk vormden in een groot historisch proces, en herinneren ons eraan dat oorzaak en toeval in mensenzaken beide een rol spelen.

Harvey Weiss in hoogleraar Archeologie van het Nabije Oosten aan de Yale University in New Haven, Connecticut. © The Sciences, tweemaandelijks tijdschrift van The New York Academy of Sciences, mei/juni 1996. Vertaling: Bart Voorzanger

fotografie: Lenny Oosterwijk, m e t dank aan Nelis en Ellen.

28

WCS DECEMBER

1996

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 544

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's