GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 310

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 310

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

zinnetjes explosief. De woorden die ze leren moeten ze eerst horen. Maar de grammaticale regels die ze al snel feilloos hanteren, kunnen ze volgens Chomsky - en Pinker zegt hem dat graag na - nooit hebben afgeleid uit de zinnen die ze tot dan toe hoorden. Het is net alsof ze na een zet of vijf van een partij schaak te hebben gezien, van alle stukken weten hoe ze gezet mogen worden. Dat kan alleen wanneer ze de rest zelf verzinnen, maar de kans dat ze zo op de algemeen geldende regels van het spel uitkomen is te verwaarlozen. Toch doen kinderen dat met taal wel: ze verzinnen al snel een grammatica die klopt met die van de taal van hun opvoeders. Ze blijken dat zelfs te doen wanneer hun opvoeders zelf nauwelijks of geen grammatica hanteren. Pinker beschrijft een aantal 'natuurlijke' experimenten waaruit dat blijkt. Slaven op de grote Noord- en Zuidamerkiaanse plantages waren vaak afkomstig uit verschillende taalgebieden. Sommige slavenhouders regelden dat bewust zo. Die slaven communiceerden onderling in een mengelmoesje van woorden uit allerlei talen, vooral die van hun bazen. Zo'n woordmengsel heeft geen eigen grammatica. De sprekers plakten die woorden zo maar wat achter elkaar, en deden dat hoogstens volgens de, voor ieder weer andere, regels van hun eigen moedertaal. Dat heet een 'pidgin'. Het wonderlijke is dat kinderen van pidgin-sprekers wèl een taal met een redelijk uniforme grammatica spreken: een creolentaal heet deze dan. Die grammatica leren ze niet van hun ouders. Ze moeten die dus zelf 'verzinnen'. Ook dove kinderen die door moeizaam gebarentaal hanterende ouders worden opgevoed ontwikkelen een eigen grammatica. Vaak blijkt (ook) die voor verschillende kinderen redelijk overeen te komen. Op de een of andere manier is onze grammatica dus goeddeels aangeboren.

Taal, in de zin van het vermogen woorden tot (ingewikkelde) grammaticaal correcte zinnen aaneen te rijgen, zetelt in een redelijk aanwijsbaar stukje van onze (linker] hersenhelft. Maar waaruit blijkt dat het daar van de geboorte af aan zit, dat het is aangeboren? Aangeboren taalvermogen Eén ding voor de zekerheid: we moeten bij 'grammatica' in de zin van Chomsky en Pinker beslist niet denken aan de spreeken schrijfregeltjes die we op school leerden (is het 'hen' of 'hun'? is het 'de les die ik geleerd heb' of 'de les die ik heb geleerd'? en al die andere onzin die niets met taal en alles met sociale onderscheidingen te maken heeft). Het feit alleen al dat die regels onderwezen moeten worden, en dat het succes van zulk onderwijs meestal gering is, zou als argument kunnen dienen voor de stelling dat al die andere taalregels, die iedereen moeiteloos hanteert, kennelijk op een andere manier tot ons komen. Kinderen leren heel snel spreken. Niet alleen neemt hun woordenschat onvoorstelbaar snel toe, ook hun grammaticale kennis groeit na een korte aanloop van twee- en driewoordige

26

WCS JULI - AUGUSTUS

1996

Schakelaartje Chomsky en zijn medewerkers hebben uitgebreid onderzocht hoe die aangeboren grammatica er uitziet. Het resultaat van dat onderzoek laat zich niet in een paar zinnen weergeven; voor een helder overzicht van de behoorlijk abstracte regels waarom het daarbij gaat verwijs ik daarom graag naar Pinkers boek. De vraag is wel hoe één grammatica voor alle talen zou kunnen gelden. Wie een vreemde taal leert weet hoe moeilijk het is je daar de regels van eigen te maken. Helemaal feilloos lukt dat niemand. Een beroemde tweede-taalsauteur als Nabokov, bijvoorbeeld, die als kind Russisch sprak, die pas als volwassene in het Engels ging schrijven, en die een tegenvoorbeeld bij uitstek zou vormen, weigert zich voor een publiek spontaan te laten ondervragen; hij wil eerst thuis, met woordenboeken en grammatica's onder handbereik, de antwoorden kunnen voorbereiden! Verschillen talen dan niet zo veel in hun regels omtrent zinvorming dat een universele grammatica onmogelijk is? Volgens Pinker valt dat wel mee. In het Nederlands komt het object van een zin, het lijdend voorwerp, na het werkwoord: 'Ik eet brood'. In sommige andere talen is die volgorde juist andersom: 'Ik brood eet'. Maar in die andere talen zullen dan ook een heleboel andere standaardvolgordes juist andersom

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 310

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's