GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1996 - pagina 490

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1996 - pagina 490

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

twee vaderlandse taaivorsers beschrijft opkomst, ontwikkeling en ondergang van het Negerhollands aan de hand van geschriften die gedurende het tweehonderdvijftigjarig bestaan van deze inmiddels dode taal zijn geproduceerd. Het aantal van die teksten is nogal omvangrijk. Dat is vooral te danken aan het feit dat de Moravische missionarissen - voor wie het Nederlands noch het Negerhollands de moedertaal was - zich van Creool Taal bedienden in hun communicatie met de slaven en daarbij het doorslaggevend belang van alfabetisering en het .geschreven woord voor ogen hadden. In de contacten die de hernhutters met hun bekeerlingen onderhielden maakten zij gebruik van de taal die veel slaven op St. Thomas en St. John verstonden: een gebrekkige vorm van Nederlands die zij hadden geleerd van de overwegend Hollandse plantagehouders (tweederde van de planters op deze twee eilanden was van Nederlandse origine, tegen nog geen kwart Deens!). En om de bekering te bestendigen meenden de zendelingen niet ten onrechte dat de bekeerde slaven zelf zoveel mogelijk zouden moeten kunnen lezen en schrijven; niet alleen om religieuze geschriften zelfstandig te kunnen raadplegen, maar ook om op afstand contact te kunnen onderhouden met leden van de eigen geloofsgemeenschap elders in de wereld. De bijdrage van de Moravische missionarissen aan de ontwikkeling van het Negerhollands is enorm geweest. Zij brachten woordenlijsten en een grammatica voor de taal tot stand, vertaalden de bijbel, gezangen en psalmen erin en hielden bovendien uitvoerige en nauwkeurige aantekeningen bij van al hun activiteiten.

Een goed beeld van het Negerhollands èn de omstandigheden waaronder het werd gebruikt, geven de spreekwoorden en zegswijzen die Jochum Melchioi Magens - een op St. Thomas geboren Deen die zich als taalkundige diepgaand met het Negerhollands heeft beziggehouden - al in 1770 noteerde. In "Een man dodt, een ander man brodt", is het Nederlandse spreekwoord nog goed herkenbaar. Uitdrukkingen als "Hogo no hab Deer" (een oog heeft geen deur) of "Leelik Volk hab Fraej gut" (lelijke mensen hebben mooie dingen), worden in het Nederlands echter niet gebezigd, en geven wat meer inzicht in de specifieke situatie waarin de slaven leefden. Dat geldt zeer zeker ook voor gezegden als: "Mie bin pover Kakelak, mie no hab Regt na Hunderkot" (ik ben een arme kakkerlak die geen toegang heeft tot het kippenhok), of: "As pover Volk doot, Guwerneer no hoor, as rik Volk dood, Guwerneer ka hoor" (als arme mensen sterven hoort de gouverneur het niet, als rijke mensen sterven hééft hij het al gehoord), en: "Pover Volk no mut hab wil" (arm volk heeft niets te willen). Het Negerhollands roept, zeker in het beginstadium ervan, sterke associaties op met het Zuidafrikaans. Wat in de Negerhollandse teksten bovendien opvalt, zijn de invloeden van vooral Engelse, Duitse, Spaanse, maar ook Afrikaanse oorsprong. Hoe vertrouwd en ontroerend klinkt desondanks het volgende gebed ons, 220 jaar nadat het werd opgetekend, nog in de oren: "Ons Fader, ju di bin na di Hemel senner, ju Naem kom heilig, ju Konig-Rik kom, ju Vil geskiet lik na die Hemel, so ok-al na di Gront."

Hoewel van oorsprong een afgeleide van het Nederlands - met een merkwaardig sterke Zeeuwse en West-Brabantse inslag maakte het Negerhollands na zijn ontstaan een vrij autonome ontwikkeling door - dat wil zeggen: los van die van de in Nederland gesproken basistaai en onder invloed van alle andere Europese en Afrikaanse talen en dialecten die er op de eilanden werden gesproken. Een ongecompliceerde taal met simpele, eenduidige grammaticale regels, met korte woorden, nauwelijks vervoegingen en geen geslachten. Zó groot werd de communicatieve kracht van het Negerhollands dat het voor latere generaties slaven de moedertaal was waarin zij werden grootgebracht en de enige waarin zij onderling communiceerden. Het blanke kroost van de plantagehouders kreeg het Negerhollands bovendien met de paplepel ingegoten door hun zwarte kindermeisjes. En er is aan het eind van de achttiende eeuw waarschijnlijk geen andere plek op aarde geweest waar een zo groot percentage van de negerslaven geletterd was, dan op de Deense Maagdeneilanden. Dat feit alleen al gaf de slaven daar een zeker gevoel van eigenwaarde, terwijl de taal hen smeedde tot een homogeen volk. De teksten in het handboek van Van Rossum en Van der Voort illustreren de verwantschap van het Negerhollands met het Nederlands, maar laten ook zien hoe de geïsoleerde ontwikkeling ervan, in de mond van negerslaven, zich langzaam maar zeker loszong van zijn Hollandse basis. De later opgetekende Negerhollandse tekstfragmenten uit het boek zijn voor de Nederlandstalige lezer minder makkelijk te begrijpen dan de eerste, waaronder de brief aan de Deense koning.

Opstand en rellen Hoewel in de tweede helft van de achttiende eeuw overal in Europa protesten weerklonken tegen slavernij en mensenhandel, zou op de Deense Maagdeneilanden de slavernij pas in 1848 daadwerkelijk tot een einde komen. Daaraan waren weliswaar acties vooraf gegaan tot het verbeteren van de leefomstandigheden van de slaven daar, waarbij slaven bijvoorbeeld de mogelijkheid kregen zichzelf of hun kinderen vrij te kopen. Maar, ongeacht de morele bezwaren die ze zelf wel degelijk ook onderschreven, waren de Denen als 'gebruikers' maar ook als 'leveranciers' dusdanig diep bij de handel in Afrikaanse slaven betrokken geraakt, dat het volledig afzien ervan het moederland voor grote economische problemen zou hebben gesteld. Bovendien zou het afschaffen van de slavernij voor de koloniën in kwestie, economisch gezien een rechtstreekse ramp hebben betekend.

26

WCS NOVEMBER

I996

De bedoelingen waren goed: al in 1792 viel het Deense koninklijk besluit dat de slavenhandel zou worden beëindigd. Maar om plantagehouders de gelegenheid te geven hun 'voorraden' tijdig aan te vullen, zou het besluit pas in 1802 geëffectueerd worden. Dit resulteerde feitelijk in een tijdelijke verheviging van de activiteiten gericht op het ronselen, verschepen en verhandelen van slaven. Uiteindelijk zou het nog tot 1820 duren vóór de handel werkelijk ten einde kwam. Daarmee was uiteraard de slavernij op de plantages nog niet van de baan. De afschaffing daarvan vond pas plaats na veel opstand en rellen en na persoonlijk ingrijpen van de gouverneurgeneraal Peter von Scholten die er zijn carrière voor opofferde.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's

VU Magazine 1996 - pagina 490

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1996

VU-Magazine | 568 Pagina's