GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 415

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 415

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

toch hebben zijn denkbeelden af en toe iets onbehaaglijks. Vuijsje schuurt, op een andere manier dan Koenis, dicht aan tegen het formalisme van 'wet is wet' en 'regels zijn er nu eenmaal niet voor niets'. Hij komt dicht in de buurt van een ouderwets 'orde en gezag'-verhaal, en dat heeft weer zo zijn nadelen, want no-nonsense-gedrag kan ook te kortaf en te zwijgzaam zijn. Het aardige van deze tijd is dat gezag niet langer vanzelfsprekend is, maar zichzelf dient te legitimeren. Er is meer nodig dan alleen bars bekeuringen uitdelen; een beetje spraakwater is onontbeerlijk. Het probleem is echter dat een morele rechtvaardiging van het optreden van de staat in deze tijd een heikele aangelegenheid is. En als je Sjaak Koenis moet geloven is dat zowel ongewenst als onmogelijk. De samenleving is zo divers geworden, hoor je iedereen elkaar nazeggen,- er heeft, zoals de cultuurfilosofen dat noemen, een 'morele fragmentering' plaatsgevonden,- en probeer die scherven van de moraal nog maar eens aan elkaar te lijmen. Bovendien zit in vrijwel ieder pleidooi voor meer moraal een nostalgische hunkering naar een verleden waarin, zoals bekend, alles beter was. En nostalgie geeft weliswaar een warm gevoel, maar is zelden een goede leidraad voor hedendaagse politiek. De misdadiger is in vroeger tijden altijd gezien als een onaangenaam personage dat de normen van de gemeenschap schond; hij vertoonde afwijkend gedrag en een mens behoort niet af te wijken. Maar als er geen gemeenschappelijke normen meer bestaan, en ieder mens zijn recht op een eigen afwijking heeft toebedeeld gekregen, dan valt er ook niet zo veel te schenden. We zijn allemaal devianten. De normen komen dan een beetje in de lucht te hangen, ze worden willekeurig: waarom is de ene vorm van gedrag wel strafbaar en de andere niet? Op zoek naar een antwoord op de vraag van een mogelijk eigentijdse moraal sloeg ik er een wat ouder boek op na: 'Solidariteit en slachtofferschap' uit 1993, van de criminoloog Hans Boutelliei. Hij formuleert daarin een vrij duidelijk antwoord: ja, er zijn wel degelijk mogelijkheden voor een moderne moraal. Het individualisme van tegenwoordig is een groot goed, vindt Boutellier, er is geen reden om terug te verlangen naar de gesloten gemeenschappen van weleer. Alleen, er is een ondergrens aan die persoonlijke vrijheid - die vrijheid mag niet ten koste gaan van anderen; het is niet toegestaan om een ander schade te berokkenen en leed toe te brengen. Vrije zelfontplooiing prima - maar niet de vrijheid om, al zelfontplooiend, een ander in elkaar te slaan. De identificatie met het slachtoffer is, in het verhaal van Boutellier, het ijkpunt van de moraal. De afkeer van wreedheid en vernedering vormt de morele bodem, het absolute minimum, op grond waarvan een samenleving kan functioneren. Een herstel van klassieke gemeenschapszin en een stelsel van gedeelde waarden en normen is echter overbodig. De misdadiger heeft zich in het moderne morele besef te verantwoorden, niet ten opzichte van de collectieve normen van de gemeenschap waarvan hij afwijkt, zoals in het traditionele morele besef, maar ten opzichte van een ander individu, het lijdende slachtoffer. Het is allerminst een abstract ideaal; de collectieve verontwaardiging over het doodschoppen van Amsterdamse foes

en Leeuwardense Meindert, geeft al aan dat zulke noties diep in onze instincten zijn geworteld. De minuut stilte ter herdenking van deze slachtoffers van geweld is dan ook tegelijkertijd een klein monument voor de moraal van het respect voor de ander. Bordeelverbod Op grond van deze moraal vinden we het nodig om de wet te handhaven. Maar meer dan dat: op grond van deze moraal is het ook mogelijk de wet te bekritiseren. Ook een wetsovertreder kan soms, maar lang niet altijd, een moreel gelijk belichamen. Want een wet is altijd meer dan een collectieve afspraak, die oindat hij er nu eenmaal is, behoort te worden nageleefd. Soms kunnen wetten bij nader inzien niet zo zinvol meer zijn. Wanneer we bijvoorbeeld vinden dat met prostitutie geen enkel mens schade wordt berokkend, is het niet langer zinvol om het bordeelverbod te handhaven. En wat voor leed en vernedering brengt het roken van een stickie eigenlijk teweeg?, wie maakt wie tot slachtoffer? De enige die dan nog slachtoffers maakt, zou je kunnen zeggen, is de wet zelf. Slachtoffermoraal als grondslag voor de wet lijkt nogal voor de hand te liggen. Het is niet moeilijk je in te leven in een Joes, een Meindert of in een van de andere slachtoffers van zinloos geweld. De evidente bruutheid van dat geweld maakt ieder moraliserend betoog eigenlijk al overbodig; iedereen voelt op zijn klompen aan dat zoiets niet deugt. Maar soms wordt dat inlevingsvermogen in de ander meer op de proef gesteld, en is er bij een bepaalde handeling nauwelijks een zichtbaar lijdend slachtoffer waarneembaar. Wie, bijvoorbeeld, wordt de dupe van belastingfraude of milieu-vervuiling? Daar is wat meer verbeeldingskracht en inlevingsvermogen voor nodig; het vermogen bijvoorbeeld om je te verplaatsen in toekomstige generaties die het slachtoffer worden van hedendaagse milieuverontreiniging. De staat mag en moet zelfs moraliseren, dat lijkt het enige juiste antwoord. Want het is net wat Boutellier zegt: "In het Wetboek van Strafrecht staat geschreven wat niet mag, maar er staat niet in vermeld waarom het niet mag". Er zijn geen zuilen meer die vertellen waarom sommig gedrag laakbaar is, en zo vanzelfsprekend zijn veel maatschappelijke normen niet. Het is niet nodig om te klagen over een verval van waarden en normen, maar het zou geen slecht idee zijn als overheid en justitie de aanbeveling van Boutellier ter harte nemen, en enige moeite zouden doen om naar de bodem van de moraal te verwijzen: dat de ene mens de ander niet tot slachtoffer mag maken, en dat de grens van de persoonlijke vrijheid ligt waar een ander schade wordt berokkend. En wanneer mensen zich niet vrijwillig aan die norm houden, of onvoldoende schuldbesef bij overtreding daarvan vertonen, kan altijd nog het scenario van Herman Vuijsje in werking worden gesteld: stevig aanpakken! Naar aanleiding van: Sjaak Koenis, ' H e t verlangen naar gemeenschap - over moraal en politiële in Nederland na de verzuiling', Van Gennep, ƒ 29,90; H e r m a n Vuijsje, ' C o r r e c t - weldenkend Nederland sinds de jaren zestig'. Contact, ƒ 39,90.

wcs NOVEMBER/DECEMBER 1997

53

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 415

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's