GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1997 - pagina 345

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1997 - pagina 345

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Lang heeft het geleken of het werk van Albert Camus op niet meer dan twee centrale theraa's rustte: de absurditeit van het leven en de opstand tegen (politieke) onderdrukking. Maar er lijkt reden aan te nemen dat er nog een derde thema moet zijn geweest, die men als 'pleidooi tegen het weten' zou kunnen typeren. Aanleiding is de onvoltooide roman die pas in 1994 voor het eerst in druk verscheen, decennia nadat de laatste echo was verklonken van de verschrikkelijke klap waarmee Camus, amper 46 jaar oud, de dood in werd gejaagd. Op maandag 4 januari i960 kwam bij een auto-ongeluk nabij het Franse gehucht Villeblevin een einde aan het leven van de Franse schrijver en zijn uitgever Michel Gallimard. Tussen de brokstukken, die over de weg verspreid lagen, vonden de gendarmes een schoudertas; erin 144 snel en slordig met de hand beschreven vellen met de opzet en fragmenten van een autobiografische roman. 'De eerste man', zo luidde de werktitel van het manuscript, waarvoor het idee al in 1947 ontstond toen Camus voor het eerst het graf van zijn vader in Saint-Brieuc bezocht. Daar had hij plotseling beseft dat hij met zijn 34 jaar inmiddels ouder was dan deze Lucien Camus ooit werd; de man die hij nooit had gekend omdat vader Lucien, nog geen dertig jaar oud, ver van huis en luttele maanden na de geboorte van zijn tweede zoon Albert, aan de oevers van de Marne een kogel door het hoofd kreeg tijdens gevechten aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. Deze ingrijpende ervaring, van een zoon aan het graf van zijn 'jongere' vader, was de aanzet voor het schrijven van een hommage aan zijn ouders; arme, zeer eenvoudige lieden en nazaten van de Fransen die na 1871, min of meer gedwongen, het door de Duitsers bezette Lotharingen hadden verruild voor het schrale en onherbergzame Algerije. Aan de door Albert aanbeden moeder, Catharine, zou hij het boek opdragen. "Voor jou die dit boek nooit zult kunnen lezen", schreef hij bovenaan het eerste vel, daarmee doelend op haar analfabetisme. En verderop, in de nauwelijks leesbare losse krabbels, kwam hij erop terug: "In het ideale geval, als het boek van begin tot eind voor de moeder was geschreven en de lezer pas aan het eind te weten kwam dat ze niet kan lezen - ja zo zou het moeten." Het manuscript, dat om onduidelijke redenen pas zovele jaren na Camus' dood door zijn dochter voor publicatie werd vrijgegeven, lijkt een ode aan de onwetendheid en aan het gelaten soort onverzettelijkheid van mensen die, zonder geschiedenis of toekomst, slechts bij de dag leven, verbeten vechtend voor een schamel bestaan; wat brood, een bed en een dak boven het hoofd. Camus, die zich eigenmachtig - zij het met de onbaatzuchtige steun van een hem toegewijde schoolmeester - aan dit milieu ontworstelde, geeft uiting aan zijn schuldgevoelens daarover jegens met name zijn moeder en bidt haar herhaaldelijk om vergiffenis. De moeder omschrijft hij in een van zijn onuitgewerkte notities als een zachtmoedig, lief kind, "groter dan mijn tijd, groter dan de geschiedenis die jou aan zich onderwierp" en "waarachtiger dan alles waarvan ik heb gehouden op deze wereld". Hij smeekt haar: "o moeder vergeef je zoon dat

Vrijheid is tijdelijk, bewustzijn vergankelijk en opstandigheid uitzichtloos, aldus Albert Camus. Maar een postuum uitgegeven, onvoltooide roman, lijkt nieuw licht te werpen op zijn werk. Het nederige, onwetende, onverzettelijke leven als hoogste goed.

Gert J, Peelen

hij de nacht van jouw waarheid is ontvlucht." En deze 'nacht van moeders waarheid' brengt Camus in direct daarop volgende flarden tekst onder meer onder woorden als "het nederige, onwetende, onverzettelijke leven". Deze haast anti-intellectualistische idealisering van de onwetendheid lijkt nieuw licht te werpen op het werk van Albert Camus dat vóór het verschijnen van 'De eerste man' al bekend was. Daarin wees hij, zelf zo'n beetje het prototype van de Franse intellectueel, immers de menselijke rede aan als laatste redmiddel om temidden van de absurditeit van het leven staande te blijven. Verstandelijke vermogens waren het enige wapen dat de mens restte om zich teweer te stellen tegen de leugens waarmee anderen deze absurditeit, hetzij met politieke utopieën, hetzij met een hiernamaals van religieuze aard, trachtten te ontkrachten of toe te dekken. Bovendien, hoe afkerig Camus ook was van geweld, zelfs waar volgens anderen het politieke doel dit middel leek te rechtvaardigen, was berusting wel het allerlaatste wat hij in zijn literaire proza en filosofisch getinte beschouwingen propageerde.

wcs

SEPTEMBER/OKTOBER 1997

49

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's

VU Magazine 1997 - pagina 345

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1997

VU-Magazine | 434 Pagina's