GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 490

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 490

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

gegooid. "Ik sta nog steeds te kijken van de hoeveelheid poëzie die door Nederlandstalige aderen vloeit. De dichtkunst moet wel een bijzonder laagdrempelig vermaak zijn. (...) Je typt je gedichten uit, vraagt een kennis er een modern plaatje bij te maken, kaft het en ziedaar; publicatie! Envelop erom en naar de kritiek gestuurd!" Deze pennenvrucht komt in het geval van criticus Schouten terecht in het souterrain van diens huis, waar een 'schaduwkast' staat, volgestouwd met bundeltjes poëzie, die "te dun, te dik, te minnetjes, te totaal, te provinciaal, te kosmisch, te afgezakt, te opgeblazen, te kleurloos, te wat niet al is." Het opmerkelijke is dat hij de bundel niet eens hoeft te lezen alvorens tot zijn dodelijk oordeel te komen: "Je ruikt het al voor je een letter gelezen hebt jazeker, wat ze u ook vertellen, kritiek begint wel degelijk bij het omslag, de begeleidende brief, de bladspiegel, de naam van de uitgever - en je weet: dat wordt niks." Na deze hilarische introductie probeert Schouten de lachers op zijn hand te krijgen, door met enkele welgekozen voorbeelden uit het onvoorstelbaar grote aanbod aan te tonen dat het écht niks is. Na aldus wat gemankeerde dichters voor schut te hebben gezet - in de geciteerde gevallen terecht overigens komt hij via een merkwaardig pars pro toto tot de volgende conclusie: "Bewijzen kan ik het niet, maar ik heb het frappante gevoel dat alle uitgevers bij elkaar, in hun mooie verscheidenheid, toch kennelijk een betrouwbare maatstaf vormen." Goede poëzie is poëzie die door de gevestigde uitgeverijen wordt uitgegeven, begrijpen wij hieruit. Buiten die smalle lichtkring heersen rampspoed en ongerief, en is niets te vinden dat ook maar enigszins van waarde is. Het gemakzuchtige in deze redenering zit 'm vooral hierin dat de criticus na deze constatering zelf de deur niet meer uit hoeft. Hij laat gewoon uitgevers en literaire redacties het werk doen. Hij is geen baken in zee, maar veerman op een stille stroom. Hij kapt ons geen pad door de jungle, maar loopt met zijn armen op de rug door het park en roept: "Mooi hè, die natuur!" Hij gaat niet op expeditie, maar schrijft zich in voor een georganiseerde bustocht. Geen wonder dat er na dit ene hoofdstuk over 'marginale' poëzie in Schoutens essaybundel alleen nog maar bekende namen vallen: Komrii, Deelder, Rawie, Claus en, niet te vergeten. Andreus en Lodeizen.

vervolgens de inhoud van zo'n bundel, marginaal of niet en ongeacht een foute bladspiegel, zelf daaraan te toetsen. Onbegonnen werk? Had hij maar een vak moeten leren. Ook ik krijg ambtshalve veel marginaal drukwerk toegestuurd. Bij ontstentenis van een souterrain belanden die bundels echter niet ongelezen in een schaduwkast. Ze worden stuk voor stuk gelezen, tenzij het na drie gedichten echt te erg voor woorden is. En dan kan het vaker dan je denkt gebeuren dat er koren tussen het kaf zit. Dan zet ik zo'n bundel tevreden in de kast met poëzie, netjes op z'n alfabetisch-lexicografisch bepaalde plek, gewoon tussen de Komrij's, Andreussen en Lodeizens. En geloof me, die doen daar in mijn kast helemaal niet moeilijk over. Ik pluk zomaar een dun, marginaal ogend boekje van die plank en houdt de ingetogen bundel 'Waar hij geweest is' van Wim van Til in handen. Het verscheen in 1986 bij 'marge-uitgeverij' Opwenteling. Op de laatste bladzijde staat een 'Zelfportret' Waarin de visser zich vastbijt in het aas van zijn zee-, Waarin bloed zich een weg baant voorbij waar het gaan kan: Waarin letter na letter de stilte daalt onder de zegenende handen; Waarin de verte een weg wordt, een reiziger thuiskomt, zijn huis afbreekt en vertrekt; Waarin stenen zich voegen tot verleden, te kijk voor wie blijft. Ben ik blij dat Rob Schouten me aanleiding geeft er nog eens naar te kijken!

'Hoe laat is 't aan den tijd' van Rob Schouten verscheen bij de Bezige Bij en kost ƒ 36,50. Schoutens poëzie wordt uitgegeven door de Arbeiderspers. Opwenteling is een coöperatieve vereniging van auteurs. Adres: Postbus 6254, 5600 HG Eindhoven.

D. Prinsen Natuurlijk heeft Schouten gelijk als hij stelt dat in de marge van de officieel erkende dichtkunst de rotzooi overheerst, dat de lat wel wat erg laag ligt nu iedereen met een leuk tekstverwerkinsprogramma op de computer en een copyrette om de hoek, z'n eigen publicaties in een handomdraai kan produceren, en dat sommige scribenten, in hun obsessie om maar poëet te wezen, iedere vorm van zelfkritiek en gêne laten te varen. Het is echter zijn taak als criticus maatstaven op te stellen waaraan waarachtige poëzie zou moeten voldoen om

114

wcs

NOVEMBER/DECEMBER

1998

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 490

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's