GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1998 - pagina 206

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1998 - pagina 206

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens het reïncarnatie-geloof groeien we naar een steeds hoger levensniveau. Maar zou het niet aantrekkelijker zijn iedere vorm van wedergeboorte open te houden, ook een terugkeer als dier?

"T^^XWS.^^ (ie toekomst Koos Neuvel

Je moet er in geloven. Wie ervan overtuigd is dat zoiets als reïncarnatie bestaat, zal de bewijzen gemakkelijk kunnen vinden. Persoonlijk kan ik mij maar weinig van voorgaande levens herinneren, maar dat zegt niet veel, ook aan dromen houd ik doorgaans weinig herinneringen over. Andere mensen schijnen in dat opzicht een beter geheugen te bezitten. Je hoort of leest wel eens verhalen van mensen die voor het eerst van hun leven een reis naar Indonesië maken, en onmiddellijk het gevoel krijgen zich daar helemaal thuis te voelen. De mensen, de geuren, de sfeer - het is allemaal nieuw en toch volmaakt vertrouwd. Dit moet op een eerdere aanwezigheid duiden, op een eerder leven bijvoorbeeld. Het gevoel kan een mens toch niet bedriegen? Je kunt er ook niet in geloven of, liever gezegd, er sceptisch tegenover staan. Voor de sceptici vormt het gevoel van vertrouwdheid, van déja vu, in een vreemd land, niet het minste bewijs voor het bestaan van reïncarnatie. Onzinbestrijders als bijvoorbeeld Marcel Hulspas en fan-Willem Nienhuys zijn, getuige hun encyclopedie van de pseudowetenschappen, op de hoogte van de verhalen van mensen die tamelijk gedetailleerde herinneringen uit een vorig leven ophalen. Ze kennen bijvoorbeeld het verhaal van de in 1926 geboren Shanti Devi, een beroemd geval van reïncarnatie uit

54

wcs MEI/JUNI 1997

India. Zij vertelde op zevenjarige leeftijd aan haar onderwijzer dat ze de echtgenote was geweest van een rijke stoffenkoopman, en dat ze gestorven was in het kraambed, negen dagen na de geboorte van haar zoon. Een jaar later vond haar wedergeboorte plaats. De sceptici kunnen met recht wijzen op enige merkwaardigheden in het verhaal van Shanti Devi. Zo was zij ervan overtuigd dat God kinderen in de schoot van de moeder plaatst. Het is nogal curieus om een dergelijke opvatting over de menselijke seksualiteit te vernemen uit de mond van iemand die in haar vorig leven in het kraambed gestorven is, zeggen de rationalisten. De meeste kinderen van negen jaar oud, zoals de werkelijke leeftijd van Shanti Devi was in haar nieuwe leven, zijn daarentegen nog niet zo op de hoogte van de details van de voortplanting. Dergelijke missers roepen enige twijfel op aan het gehele verhaal van het kind. De reïncarnatie-gelovigen zullen niet onder de indruk zijn van zulke kritiek: natuurlijk zitten er fouten in de herinnering van Shanti Devi, zou hun weerwoord kunnen luiden, een mens zal zich nooit alles meer voor de geest kunnen halen uit een vorig leven. Ze kunnen aanvoeren dat de herinneringen en ervaringen van dat vorige leven zich vermengen met die van het huidige. Fouten en vergissingen zeggen weinig over de vraag of een vorig leven bestaat.

Onfatsoen

De rationalistische kritiek op de gebrekkige aantoonbaarheid van de reïncarnatie is niet zinloos, maar wel zeer beperkt van aard. Gelovigen kunnen niet overtuigend bewijzen dat reïncarnatie bestaat, maar het omgekeerde is al even moeilijk. Ik zie vooralsnog geen enkele reden om te zeggen dat dit geloof louter op een waanbeeld berust. Er bestaat, zou je kunnen zeggen, op zijn minst een zekere ruimte voor een dergelijk geloof. Interessanter is de morele kritiek op het reïncarnatie-geloof. Er bestaat zoiets als reïncarnatie-onfatsoen, heeft de filosoof Jaap van Heerden ooit betoogd; dit naar aanleiding van een meisje dat vertelde in een vorig leven naar een concentratiekamp te zijn vervoerd. Als men de reïncarnatiethese ernstig neemt moeten we er rekening mee houden dat slachtoffers van geweld in een vroeger leven om erkenning van hun leed in het huidige leven gaan vragen. De kring van slachtoffers belooft daarmee behoorlijk uit te dijen. Van Heerden heeft het over een hebzuchtige aanmelding bij de groep van getroffenen, een gebrek aan identificatie met de mensen die in dit leven slachtoffer van de jodenvervolging zijn geworden. "Wat moeten oorlogslachtoffers van hun onverwachte lotgenote denken? Het medelijden is banaal geworden. Het meisje ontneemt de slachtoffers hun unieke en tragisch lot." Het is zonder twijfel waar, maar deze kritiek op de reïncarnatie is slechts een zijdelingse. Naast een reïncarnatie-onfatsoen is er in principe ook een fatsoenlijk gedrag denkbaar dat niet bedelt om aandacht en erkenning. Uitwassen vormen niet altijd een goede maatstaf voor een beoordeling van het verschijnsel als geheel. Spreken over reïncarnatie vindt vaak plaats in een sfeer van lacherigheid. Is het wel meer dan modieuze, alternatieve gekkigheid? De teneur is dat serieuze wetenschappers en filosofen aan dat verschijnsel geen aandacht horen te besteden, laat staan er zelf in te geloven. Ik zou daarentegen zeggen dat er weinig aanleiding bestaat het reïncarnatie-geloof weg te honen of te negeren. Het is daarom goed dat er onder de

redactie van de bekende geleerde S.W. Couwenberg een bundel artikelen is verschenen, 'Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving', waarin een poging wordt ondernomen discussie over het onderwerp los te maken. Het reïncarnatie-geloof zou namelijk wel degelijk iets waardevols, een belangrijke en gezonde intuïtie, kunnen bevatten. Het is een intuïtie die zich keert tegen het zondvloedgevoel. Solide en nuchter

'Na ons de zondvloed'. Deze uitdrukking die Madame de Pompadour en andere Franse machtigen m de mond namen wanneer de problemen hen boven het hoofd groeiden, gebruikt Hugo S. Verbrugh in bovengenoemd boek. Wat hem betreft is het een potentieel gevaarlijk denkbeeld. En Verbrugh merkt niet ten onrechte op dat het reïncarnatie-geloof het een stukje moeilijker maakt om zo'n onverschillige houding aan te nemen. Wie ervan uitgaat maar één keer te leven, zal de verleiding heviger aan den lijve voelen: wat maakt het mij uit hoe het er in de wereld later aan toe zal gaan, ik ben er dan toch niet meer; geen zorgen voor de dag van morgen. Mogelijk dat veel inensen ook zonder het geloof in reïncarnatie overtuigd zijn van de noodzaak om er in dit leven geen al te grote rotzooi van te maken ten koste van anderen. Maar de gedachte die uit het reïncarnatie-geloof spreekt, dat het welbegrepen eigenbelang een belangrijke drijfveer is voor het menselijk handelen, lijkt van een zeker realisme te getuigen. Het is een onbedoeld realisme. Geen enkele vorm van religie of levensbeschouwing ontstaat vanwege de nuttige maatschappelijke functies die het vervult; het geloof moet tot het hart spreken en daar ook weer uit vandaan komen. Ook het christelijk geloof valt niet op commando in te zetten om bij tanend noriubesef maatschappelijke reparatie-werkzaamheden uit te voeren. Niettemin valt die maatschappelijke betekenis van de levensbeschouwing niet uit te vlakken. En dan is te zien dat het reïncarnatie-geloof in het geheel niet zweverig is, maar juist zeer down-to-earth; er ligt een solide en nuchter mensbeeld aan ten grondslag, geen opgeklopte verwachtingen inzake de inherente goedheid van de mens.

wcs MEI/JUNI 1997

55

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's

VU Magazine 1998 - pagina 206

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1998

VU-Magazine | 492 Pagina's