Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 146
136 de tegenstelling duidelijk te maken met het door Luther ingenomen standpunt. "'J) Volkomen terecht heeft BRAÜN, Die Bedeutung der Concupiscenz p. 41. noot 1, opgemerkt, dat in deze opvatting van Luther, dat de concupiscentia niet een defectus naturalis, maar zonde is, en wel het malum radical ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 147
137 ons wonen en werken blijft, en dat hare aanvechtingen tot zonde alleen met behulp van Gods genade overwonnen kunnen worden, zal ook de Roomsche Theologie dit toegeven. Maar wel heeft Luther — en zijn eigen getuigenis kan hier wel het best beslissen — er steeds op gewezen, dat de tegenstelling ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 148
138 nalem detrahas, neque magis ignorantia, et infirmitate laborat, quam esset et laboraret in purls naturalibus condita", amrss.^ratoelll, 5,12. Hier, „in der Auffassung der E r b s ü n d e trennten sich die Wege Luthers und seiner zeitgenössischen Theologie", gelijk Braun terecht zegt, t. a. p. ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 149
139 dat de doop de erfzonde geheel wegneemt: „Que cum ita sint, aut ego nunquam intellexi, aut non bene satis de peccato et gratia theologi scolastici sunt locuti; qui originale totum auferri somniant." In den doop wordt wel de vergeving der zonden ons geschonken, maar de zonde zelf niet geheel w ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 150
140 (W. A. 3, 289). Van een expulsio originaiis peccati door den doop is dus geen sprake, ook niet door de „fides et gratia, quibus iustificamur," want de zonde, waarin we ontvangen zijn, blijft altijd in ons. Van meer belang is de vraag, hoe Luther tot dit nieuwe inzicht is gekomen, dat de concu ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 151
141 löo) Luther heeft in zijn voorlezingen over de Romeinen bij Rom, 4, 7 uitvoerig geschilderd, hoe de mensch op tweeërlei wijze ten opzichte van de concupiscentia dwalen kan, en hij heeft deze schildering ongetwijfeld ontleend aan hetgeen hijzelf had ondervonden. De eene wijze van dwaling besto ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 152
142 om met behulp van 's menschen eigen kracht de zonde te overwinnen en rechtvaardig voor God te worden. De al dieper doorgaande kennis der zonde had Luther geleerd, dat het niet voldoende was, de vruchten der zonde af te snijden, zoolang de wortel der zonde bleef. Daarom had hij beproefd het pe ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 153
143 invindbilis est" (W. A. 1, 35). Nu is deze geheele voorstelling van Denifle, hoewel verschillende Protestantsche schrijvers haar hebben overgenomen, zoo door en door onwaar en met de duidelijke uitspraken van Luther zelf in tegenspraak, dat zelfs GRISAR, Luther 1, p. 86 en v. v. geen oogenbli ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 154
144 opgeven, of dat de overwinning onmogelijk is. Hierin bestaat het onderscheid, zegt hij, tusschen den homo carnalis en den homo spiritualis, dat de „spiritualis pugnat cum came et gemit, quod non tantum potest, quantum vult", maar dat de „carnalis non pugnat, sed cedit atque consentit" (1, 2, ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 155
i 145 door Denifle zelf meegedeelde citaten p. 229 en v.v. blijkt, hoe gebruikelijk het destijds was, de intrede in het klooster een secundum baptistna te noemen; zie voorts over dit onderwerp WALTHER, Für Luther wider Rom, p. 445 en v.v.; KOLDE, P. Denifle, p. 15 en v.v.; KöHLER, Ein Wort, p. 33 ...