1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 24
16 bladbase achter. Sporen, zelfs prothallia zijn er van gevonden — met de archegoniën er op^). De bekende Stigmariën zijn de onderaardsche deelen van de genoemde planten. Stigmariën-bodems zijn vaak in de kolenbeddïngen aangetroffen. Potonié b eldt af de bekende foto van zoo'n bodem uit het Vict ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 25
17 buitenlaag van dit zaad (een cupula) draagt klierharen, welke precies gelijken op de klierharen der jonge bladstelen van Lyginodendron. Ook is de vaatbundel uit het jonge bladsteeltje gelijk gebouwd als die uit het zaadsteeltje van Lagenostoma. Deze twee dingen deden Oliver en Scott besluiten, ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 26
18 zooals Magnolia, Liriodendron voor. Ook de zuidelijke Eucalyptus ontbreekt in 't Noorden niet. Het Tertiair wordt naar M. Hoernes in Oud- en Jong-tertiair ingedeeld. Het Palaeoceen, Eoceen en Oligoceen zijn van het eerste, Mioceen en Plioceen van het tweede tijdperk. De planten van het Palaeoc ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 27
19 stein (Höttinger breccie, Innsbruck) en door anderen bewerkt. Samenvattend kunnen we zeggen, dat de eerste planten, welke gevonden worden, Thallophyten zijn, b,v, wieren, In het laatst van de eerste formatie, 't palacophyticum, zijn er vrijwel alle bekende plantengroepen, uitgezonderd Angiospe ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 28
^ Ook zitten daar de archegoniën, vrouwelijke organen, waarin zich een eicel ontwikkelt. Aangelokt door een stof, welke uit de hals van het archegonium uittreedt, zwemt een spermatozoïde naar binnen en bevrucht de eicel. De zygote, welke aldus ontstaat, groeit uit tot de varenplant. Bij een Water ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 29
v^5* voet de zaadknoppen. Bedekt door een integument zit daarin de nucellus of zaadknopkern, feitelijk 't macrosporangium. Hierin bevindt zich de macrosporc d,i. de kiemzak of embryozak. Deze is gevuld met een parenchymatisch weefsel, d,i, het prothallium. Op dit prothallium ontwikkelen zi ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 30
22 En we vinden bij de Bennettitaceeën ^). Stammen, die knolvormig zijn (1 M, bij V2 M.), zonder vaten in 't secundaire hout en bedekt met pantsers (bladsteeluiteinden) Daar tusschen de zaden wijst op Cycas en Dioon, Dicotyl embryo Angiospermen. Hermaphrodite bloem „ Angiospermen, Varenveerachtig ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 31
^t Anders is het evenwel met het feit, dat in de eerste formaties alleen planten voorkomen, welke wij gewoon zijn lagere planten te noemen en de hoogere planten — de Angiospermcn — van af het Krijt optreden. Wanneer er in den aanvang maar eenmaal plantenleven op aarde geschapen of hoe dan ook ont ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 32
i24 deelt mee, dat men den palaeontologischen weg in moeilijke gevallen volgt, maar duidelijk is het, dat de meeste lagen niet bijzonder geschikt zijn om langs een anderen dan den palaeontologischen weg benaderd te worden. Dat komt, doordat de lagen veelal door aardkorstbewegingen of andere krach ...
1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 33
è5 dat men niet al te zeer op de beteekenis der fossielen moet letten, oud. Reeds in 1864 werd daarop gewezen o,a. door David Page in een klein boekje ^). Hij zegt — blz, 76: — het is de onhoudbare leer van het synchronisme der soorten, die aanleiding gegeven heeft tot zoo menige ongerijmde hypot ...