Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 308
,304d dVande Goddelicke Eygenschappen.A. Ja. V. Hoe veelderley is de wille Godts? A. Eenderley. y. Waerom en magh men niet seggen, dat'ertweewillen in Godt zijn? A. dat 'er dan twee Goden souden zijn. V. Wil Godt goet en quaet met eenen wil; ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 309
Van de Goddelicke Eygenschappen.305anderen ten aensien 't gene Godt van sijn welbehaende 't gene hy niet en openbaert. gen openbaert Ende soo wort Godes wil onderscheyden in den verborgen, ende in den geopenbaerden wil. Ten derden, zoo wort de wille Godts gestelt, niet alleen tweede ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 310
,:Van de Goddelicke Eygenschappen.306 dV. Wat noemt ghy den verborgenen wille Godts? A. Dien wil, die daer aengaet alle die dingen, die Godt ons niet geopenbaert heeft, daer van dat wy den sin des Heeren niet vernomen hebben 't zy ten deele, of in eenige particuliere circumst ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 313
Vanhet Besluyt Godts.309A. Neen. V. Kan Christus dan wel uyt die Hostie, ofte uyt het broot worden, gelijck de Papisten seggen? A. Neen. V. Is de Heere Christus in wesen, ende al over langh geweest na sijn menschelicke nature? A. Ja: Galat. 4. 4. Maer wanneer de volheyt des t ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 311
Van307de Goddelicke Eygenschappen.In Juda den verrader Luce 22. 22. In de Joden die Christum gekruyst hebben, Act. 2. 23. ende 4. 27, 28. V. Souden Judas ende de Joden, als oockPilatus, haer selven dan niet konnen excuseren, ende souden sy daerom niet onschuldigh zijn, datse ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 312
Van de Goddelicke Eygenschappen.308V. Hoe verre gaet die? A. Soo verre, dat hy meer doen kan, als hy doet, ja alle mogelicke dingen dewelcke geen strijdigheyt mede brengen hoewel deselve nimmermeer sullen geschieden, als te sien is Matth. 3. 9. Want ick segge U; dat Godt selfs uyt d ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 314
Van310het Besluyt Godts.was, soo soudender als twee Goden zijn, ende soudense malkanderen beletten: soo het boven Godt was, soo soude Godt geen Godt zijn: want het gene yet boven hem heeft, dat en is het hooghste niet, soo soude het zijn of een soo het onder Godt is Schepper ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 317
Van de Scheppinge313der werelt.noch door sijnen eeuwigen raet ende voorsichtigheyt onderhoudt ende regeert, om sijns Soons Christi wille, mijn Godt ende mijn Vader zy, op welcken ick alsoo vertrouwe, dat ick niet en twijffele, hy en sal my met alle nootdruft des lijfs ende de ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 315
Vanhet Besluyt Godts.311Godt het welck geen Godt is als aen een principale ende voornaemste oorsaeck, ofte aen een minder oorsaeck, 't zy bewegende of instrumenteele of een voorgaende conditie? ,,,A. Neen. V. Is dan het besluyt Godts absoluyt? A. Soo ghy ...
Voetius' catechisatie over den Heidelbergschen Catechismus - pagina 316
,Van312de Scheppinge der werelt.V. Wil Godt met een besluyt alle dingen of zijnder verscheydene besluyten Godes? A. Godt wil met een besluyt alle dingen, want daer en is niet meer als een besluyt ende eenen wille Godts: gelijck Godt met een sien ende verstant alle ding ...